Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
108 | Bregt Lameris & Geneviève Aubert De films van Arthur Van Gehuchten1 In 1996, vlak na de viering van honderd jaar film, startte het Koninklijk Belgisch Filmarchief (nu Cinematek) in Brussel een inventarisatie- en restauratieproject, waarbij alle Belgische films onder de loep genomen werden. De resultaten van dit project verschenen in een omvangrijke bundel.2 Tijdens het project liepen de medewerkers van het Filmarchief tegen een stapel blikken aan met het label ‘Films médicaux, UCL’. Aangezien UCL de afkorting is van ‘Université Catholique de Louvain’, richtte de cinematheek zich tot deze universiteit met de vraag of iemand wist wat dit voor materiaal zou kunnen zijn. Daar wist men te vertellen dat het de films betrof van de bekende neuroloog Arthur Van Gehuchten. Het academisch ziekenhuis kende deze filmcollectie en had zelfs nog de beschikking over een aantal 16mm kopieën ervan. Deze 16mm kopieën werden sporadisch ingezet voor het medisch onderwijs. Ondergetekende Geneviève Aubert bijvoorbeeld zag deze films nog in de collegezaal. In 1968 werd de UCL opgesplitst in een Nederlandstalige en een Franstalige universiteit. Bijgevolg moesten de Franstalige afdelingen verhuizen, waaronder het medisch centrum dat naar Brussel werd verplaatst. De neuroloog Albert Dereymaeker nam bij die verhuizing de nitraatfilms, dus niet de 16mm kopieën, van Van Gehuchten mee naar Brussel. In de jaren tachtig kwam de nitraatcollectie na wat omzwervingen bij het Koninklijk Belgisch Filmarchief terecht. Daar raakte de collectie in vergetelheid. Toen de cinematheek in 1995 de blikken nitraat uit de kluis haalde, bleek dat het tot het oudste filmmateriaal uit België behoorde. De collectie werd vervolgens integraal geconserveerd en gedigitaliseerd, waardoor ze nu voor studie, onderzoek en onderwijs beschikbaar is.3 De collectie behelst 120 korte films met een lengte van tussen één en twee minuten, die een grote verscheidenheid aan neurologische afwijkingen laten zien. Opmerkelijk is de variatie in cinematografie. Zo maakte Van Gehuchten gebruik van verschillende camerahoeken. Hij toonde bijvoorbeeld afzonderlijke ledematen in close-up om zo bepaalde reflexen zichtbaar te maken. Een voorbeeld is de serie close-ups van voeten waarbij de Babinski-reflex getoond wordt.4 Daarnaast zien we long-shots om de loophouding en de gang van patiënten goed in beeld te brengen. De films bieden natuurlijk ook de gelegenheid nieuw licht te werpen op een belangrijke figuur uit de Belgische geschiedenis van de geneeskunde, Arthur Van Gehuchten. Arthur Van Gehuchten werd in 1861 geboren in Antwerpen. Hij studeerde eerst biologie aan de UCL, waar hij kennismaakte met de microscopie en met wetenschappelijk onderzoek in het laboratorium van Jean-Baptiste Carnoy. Nadat hij zijn doctorstitel had behaald, vertrok Van Gehuchten naar Frankfurt am Main. Hier ontdekte hij de neuroanatomie onder leiding van Carl Weigert en Ludwig Edinger. Hij ontwikkelde zich tot een van de belangrijkste figuren in de Bregt Lameris & Geneviève Aubert anatomie van het zenuwstelsel op dat moment. In 1889, nog voordat hij zijn artsexamen had afgelegd, werd hij benoemd tot hoogleraar anatomie aan de UCL. Van Gehuchtens werk werd opgemerkt door en beïnvloedde het werk van een van de meest gerenommeerde wetenschappers van dat moment, Ramón y Cajal. De twee mannen correspondeerden over hun werk en bouwden een levenslange vriendschap op. In 1893 kwam het boek Le système nerveux de l’homme uit dat vervolgens vier keer werd heruitgebracht.5 Dit was het boek waarmee Van Gehuchten bekend werd. Nadat hij in 1894 zijn artsexamen behaalde groeide zijn interesse in neurologische aandoeningen. Twee jaar later was hij een van de medeoprichters van de Société Belge de Neurologie. In 1908 richtte de UCL de eerste leerstoel neurologie aan een Belgische universiteit op, speciaal voor Van Gehuchten. Zes jaar later brak de Eerste Wereldoorlog uit. De Duitsers verwoestten een groot aantal huizen en gebouwen in Leuven, waaronder de woning van Van Gehuchten. Hij vertrok naar Groot-Brittannië waar hij warm werd ontvangen in het Research Hospital van Cambridge. Een paar maanden later overleed hij op drie-en-vijftigjarige leeftijd. Net als zijn vriend Ramón y Cajal had Van Gehuchten een sterke interesse in het visualiseren van onderzoeksresultaten. Hij illustreerde zijn werk met tekeningen van Oost-Indische inkt en waterverf die hij met veel zorg en precisie maakte. Alhoewel hij zeker talent had voor de tekenkunst, toonde Van Gehuchten al snel ook interesse voor de fotografie als illustratietechniek. Dit werd mede gestimuleerd door François de Walque (1833-1929), hoogleraar industriële scheikunde in Leuven. In 1874 was De Walque mede-oprichter van de Association Belge de Photographie. Deze vereniging verzamelde een groep zeer uiteenlopende individuen met een sterke belangstelling voor de fotografie. In 1894 startte De Walque samen met de fysicus Van Tricht een locale afdeling in Leuven. Van Gehuchten werd lid en integreerde de fotografie vrijwel onmiddellijk in zijn wetenschappelijke werk. Het resultaat hiervan, meer dan 600 glasplaten gemaakt door Van Gehuchten, is bewaard gebleven in het archief van de UCL in Louvain-la-Neuve. Deze glasplaten werden gebruikt voor onderwijs en als illustratiemateriaal voor boeken en artikelen. Ze zijn gedigitaliseerd door het FotoMuseum in Antwerpen. België was het eerste land na Frankrijk waar de gebroeders Auguste en Louis Lumière hun cinematograaf presenteerden. Op 10 november 1895 organiseerde de Association Belge de Photographie een besloten vertoning in Brussel. Drie dagen later vond eenzelfde presentatie plaats aan de Universiteit van Leuven.6 Het is zeer waarschijnlijk dat ook Van Gehuchten hier kennismaakte met deze nieuwe technologie. Het zou echter nog wel tien jaar duren voordat Van Gehuchten de eerste neurologische patiënten zou filmen. Dit is opmerkelijk, aangezien de cinematograaf in de meer populaire delen van het leven toch vrij snel zijn intrede deed. Dit gold ook voor België.7 In de academische wereld daarentegen ging de introductie van deze technologie een stuk langzamer. Een eerste reden kan de slechte reputatie van het medium zijn geweest. Naast een technisch snufje dat gepresenteerd werd in wetenschappelijke kringen was de cinematograaf ook al gauw een novelty die vertoond werd op kermissen en in koffiehuizen. Toen door ongelukkige omstandigheden een aantal vroege Franse operatiefilms van de hand van de chirurg Eugène Doyen op de markt kwam, sprak men daar in medische kringen schande van. Daarnaast was filmen natuurlijk geen goedkope bezigheid. In 1907 verscheen voor het eerst een artikel van Van Gehuchten geïllustreerd met beelden uit zijn films.8 Hij was toen al twee jaar bezig met het filmen van neurologische patiënten. | 109 110 | TIJDSCHRIFT VOOR MEDIAGESCHIEDENIS - 16 [1] 2013 Hij filmde zijn patiënten systematisch om zo een iconografische collectie op te bouwen voor de neurologie. Van Gehuchten gebruikte zijn films als illustratiemateriaal bij het onderwijs of tijdens lezingen. Daarnaast gebruikte hij fragmenten uit de films als illustratiemateriaal bij wetenschappelijke artikelen of in zijn boeken. Na de Eerste Wereldoorlog en dus ook na het overlijden van Van Gehuchten werden de films opnieuw ingezet in het neurologie-onderwijs aan de UCL. In de loop van de jaren werden voor dit doel kopieën gemaakt van de films op 16mm en 8mm acetaatmateriaal. Het waren deze kopieën die nog lange tijd geprojecteerd werden tijdens colleges, terwijl het nitraat in de vergetelheid raakte. De films en de verschillende kopieën ervan vormen zo waardevolle bronnen voor de geschiedenis van het medisch onderwijs aan de UCL in de eerste helft van de twintigste eeuw. De vondst van de collectie heeft dan ook tot een aantal zeer interessante onderzoeksinitiatieven geleid. Allereerst heeft Geneviève Aubert de geschiedenis van Van Gehuchten in relatie tot het gebruik van foto en film onderzocht en beschreven. Daarnaast zijn de films zelf onderwerp van een onderzoeksproject. Met collega’s, experts in diverse neurologische aandoeningen, onderzoekt Geneviève Aubert deze documenten vanuit de actualiteit. Een van deze collega’s is bijvoorbeeld Anne Jeanjean, die gespecialiseerd is in de ziekte van Parkinson en bewegingsstoornissen.9 Dit heeft interessante feiten opgeleverd die inzicht geven in de geschiedenis van ziektes, de manier waarop deze zich uitten en de behandelmethoden die in het verleden werden toegepast bij deze ziektes. Ook voor de mediageschiedenis vormen de collectie en het reeds uitgevoerde onderzoek een rijke bron van informatie. De aard van het materiaal en het onderzoek ernaar vanuit de medische geschiedenis bieden de mogelijkheid nieuwe perspectieven te ontwikkelen op de geschiedenis van de film en de fotografie. Zo wordt zichtbaar dat film in een wetenschappelijke context een andere ontwikkeling doormaakte dan bijvoorbeeld in een entertainment-setting. In de wetenschap bleef de cinematograaf een apparaat waarmee beweging kon worden geanalyseerd, terwijl op de kermis en later in de bioscopen de nadruk juist lag op de synthese en daarmee op de reproductie van de beweging met behulp van fotografisch materiaal. In dit licht gezien liep het pad dat mensen als Pierre-Jules-César Janssen, Étienne-Jules Marey en Eadweard Muybridge10 effenden niet dood, zoals in de meeste filmhistorische studies wordt verondersteld. Integendeel, het is in feite een pad dat tot op de dag van vandaag wordt bewandeld. De fMRI-scans die vaak niet bewegend, maar als afzonderlijke stilstaande beelden worden geanalyseerd, zijn hier een voorbeeld van. In dat licht bieden de in dit dossier beschreven collecties de mogelijkheid om nieuwe, nog onbekende paden in te slaan in het onderzoek naar de geschiedenis van de film en andere media. Noten 1 Deze bijdrage is een aangepaste versie van het artikel van Geneviève Aubert, ‘Arthur van Gehuchten takes neurology to the movies’, in: Neurology, no. 2, 2002, p. 1612-1618. Digitaal op: www.md.ucl.ac.be/histoire/vangeA/AVGcine.pdf 2 Marianne Thys (ed.), Belgian Cinema = Le Cinéma Belge = De Belgische Film, Royal Belgian Film Archive, Brussel 1999. Bregt Lameris & Geneviève Aubert 3 Dat wil zeggen, naast de 16mm kopieën waarover de UCL beschikte en die nog voor onderwijs en andere presentaties werden ingezet. 4 Anne Jeanjean, ‘From Babinski to Van Gehuchten: illustration of the “toe phenomenon” before 1914’. Lezing tijdens de jaarvergadering 2012 ‘Geschiedenis van de cinematografie in de neurowetenschappen’ van de sectie geschiedenis der neurowetenschappen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie, 16 november 2012, Beeld en Geluid, Hilversum. De Babinski-reflex is een afwijking van de voetreflex, die gestimuleerd wordt door stevig langs de onderkant van de voet te strijken. De tenen strekken hierbij naar boven, zoals dit ook bij zuigelingen het geval is. Bij volwassenen horen de tenen zich eigenlijk naar de voet te krommen. 5 Zie voor een digitale versie van het boek: http://www.arthurvangehuchten.be/. De tweede editie van het boek is tevens integraal toegankelijk op Gallica, de digitale database van de Bibliothèque Nationale de France. Zie: http:// gallica.bnf.fr (geraadpleegd op 11 april 2013). 6 Dit is meer dan een maand voor de eerste publieke voorstelling van de gebroeders Lumière, op 28 december 1895 in Parijs. Hun eerste besloten voorstelling vond plaats op 22 maart 1895, eveneens in Parijs. Guido Convents, ‘De komst en de vestiging van de kinematografie te Leuven 1895-1918’, in: Nan Van Zutphen & Guido Convents (eds), Fiets en film rond 1900 – moderne uitvinding in de Leuvense samenleving (422 pp.), in: Jaarboek 1979 Vrienden van de stedelijke musea – Leuven, no. 8, 1982, pp. 296-303. 7 Thys, Belgian Cinema, p. 41 8 Arthur Van Gehuchten, ‘Coup de couteau dans la moelle lombaire. Essai de physiologie pathologique’, Le Névraxe, IX 1907, p. 208-232. 9 Anne Jeanjean & Geneviève Aubert, ‘Moving pictures of Parkinson’s disease’, in: Lancet, 378 (9805) 2011, p. 17734. 10 Zie voor meer informatie over de geschiedenis van de wetenschappelijke cinematografie Virgilio Tosi’s boek uit 1984: Il cinema prima di Lumière. Het boek is in 2005 in Engelse vertaling uitgebracht door B.U.F.V.C.Publication onder de titel Cinema before Cinema, The Origins of Scientific Cinematography. | 111