2 JAAR LINKSE OPPOSITIE
Machteloos
tegen de kamikazeregering
Pierre Verjans
In tegenstelling tot Vlaanderen kent Franstalig België geen symmetrische regeringen. Op
federaal niveau zit MR als enige Franstalige partij in de regering-Michel, maar op alle andere niveaus zit ze in de oppositie: in de Waalse regering-Magnete (PS-cdH), in de Franse
Gemeenschapsregering-Demote III (PS-cdH) en in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering-Vervoort II (PS, FDF, cdH, Open Vld, sp.a, CD&V). Dat maakt de politieke puzzel in
Franstalig België complex, wat op haar beurt de Linkse oppositie tegen de regering-Michel
bemoeilijkt. Die oppositie voelt zich, bijna halfweg de legislatuur, erg machteloos tegen de
zogenaamde kamikazeregering gedomineerd door drie Vlaamse partijen.
AMIAZEREGERING
Nog tijdens de regeringsonderhandelingen dook
de term ‘kamikazeregering’ voor het eerst op. Ze
doelde op het isolement van MR in een regering
met drie Vlaamse partijen, en suggereerde dat
MR onmogelijk zou kunnen weerstaan aan de
eisen van de Nederlandstalige partijen in het
algemeen en die van N-VA in het bijzonder.
MR legitimeerde haar keuze door de focus op
het socio-economische in het regeerakkoord en
door het feit dat het institutionele debat voor vijf
jaar in de diepvries ging. De regeringspartners
vonden elkaar in hun voornemen om te snoeien
in het vangnet van de sociale bescherming. Iets
wat onder de regering-Di Rupo ook al gebeurde,
maar waar de regering-Michel een paar versnellingen hoger schakelde.
Nu we met enige afstand terugkijken naar de
opstart van de regering-Michel, is het zonneklaar dat de formatie van de regionale en gemeenschapsregeringen en die van de federale
regering sterk aan elkaar waren gelinkt. De
weigering om MR mee te laten onderhandelen
op het Waals en Brussels niveau veroorzaakte
sampol 2016/7|90
SAMPOL_september_2016.indd 90
9/09/2016 8:30:07
Pierre Verjans
Machteloos tegen de kamikazeregering
een enorme boosheid binnen de liberale kaders.
Alle andere Franstalige partijen moesten op
het federale niveau koste wat kost buitenspel
worden gezet. Achteraf bekeken was dit een
voorspelbare reactie. Deze ‘kamikazemanoeuvre’ van MR moesten Paul Magnete en Elio Di
Rupo, algemeen aanzien als intelligente politici,
toch kunnen hebben voorzien? Werkten ze daardoor de nu zo fel gecontesteerde sociale abraak
niet mee in de hand?
pensioenleetijd tot 67 jaar - die zelfs niet in
de verkiezingsprogramma’s stonden en waar
rechtse partijen voordien enkel van konden
dromen. Ongeloof ook over een aantal erg emblematische maatregelen - zoals de indexsprong.
Laurete Onkelinx (PS) ging in de Kamer vol
in de aanval tegen deze kamikazeregering; een
term die na verloop van tijd niet alleen refereerde naar het institutionele maar ook naar
het sociale luik.
SOCIAAL PROTEST
De eerste golf betogingen en stakingen tegen
het besparingsbeleid was een groot succes. Op
de nationale betoging van 6 november 2014
kwamen 120.000 mensen op straat. Er waren
ook de reeks provinciale actiedagen en de nationale staking op 15 december 2014. De hete
herfst van 2014 was een belangrijk moment
van mobilisatie in de Belgische geschiedenis.
Veel baten deed het protest echter niet. In januari 2015 werd het Interprofessioneel Akkoord
2015-2016 getekend. De indexsprong bleef
behouden. De socialistische vakbond, FGTB,
weigerde het ontwerpakkoord te steunen; de
andere organisaties bekrachtigden het Akkoord
wel. De christelijk vakbond, CSC, stemde voor
met 147 ja-stemmen tegen 135 neen-stemmen.
Nog voor de regering-Michel goed en wel in het
zadel zat, kozen de Franstalige oppositiepartijen
en vakbonden voor een wilde oppositie. Het
doel van het protest was voor sommigen het
omverwerpen van de regering. Die mocht het
einde van de legislatuur niet halen. De geschiedenis stond aan hun kant. De val van de regering
was in het verleden al een paar keer gelukt. De
regering-Eyskens IV (een christendemocratisch-liberale coalitie) viel in 1961 na de grote
stakingswinter van 1960 tegen de zogenaamde
‘Eenheidswet’. En de regering-Tindemans I (een
minderheidsregering van christendemocraten
en liberalen, later aangevuld met het Waalsgezinde Rassemblement Wallon) viel in 1977
na de zogenaamde ‘Vrijdagstakingen’ van het
gemeenschappelijk vakbondsfront tegen de
besparingen van het economische Egmontpact.
Deze voorbeelden spraken tot de verbeelding.
Het leidde tot een enorme mobilisatie in de
hete herfst van 2014 in het hele middenveld.
Vooral de gemeenschappelijke socialistische
actie - partij, vakbond en mutualiteiten - had
als uitgesproken doel regering te doen vallen.
Het sociaal verzet was in zijn beginfase erg heftig. De reden daarvoor was ongeloof. Ongeloof
over maatregelen - zoals de verhoging van de
In 2015 en 2016 ging de syndicale strijd verder
en ook de linkse oppositiepartijen verzaakten
niet, maar het geloof in de oorspronkelijke doelstelling om de regering-Michel de doodsteek te
geven slonk zienderogen. Doordat dit doel met
de dag minder haalbaar bleek, slabakte ook de
mobilisatie. De linkse oppositiepartijen deden
in het parlement wel nog hun werk, tegen de
arbeidsmarkthervormingen van Minister van
Werk Kris Peeters of tegen de pensioenhervormingen van Minister van Pensioenen Daniel
Bacquelaine, maar door de sociale verkiezingen
van het voorjaar 2016 brokkelde het gemeenschappelijk vakbondsfront af. Enkel bepaalde
sampol 2016/7|91
SAMPOL_september_2016.indd 91
9/09/2016 8:30:07
Pierre Verjans
Machteloos tegen de kamikazeregering
getrofen sectoren - zoals de metaalsector, de
openbare diensten, en dan vooral de gevangenis- en de transportsector - wisten nog te mobiliseren. Maar het waren speciieke acties; ze
hadden niet meer tot doel de regering-Michel
te doen vallen.
Het aanhoudend sociaal protest kwam de regeringspartijen niet slecht uit. Doordat er nog
steeds haarden van verzet waren, konden ze
aan hun electoraat tonen dat ze vasthielden
aan het ingeslagen pad en dat ze niet toegaven
aan het ‘politiek gestuurde’ sociaal protest. Ze
proileerden zich als diegenen die het puin van
hun voorgangers moesten opruimen en die
de problemen oplosten die ‘de onruststokers’
weigerden aan te pakken.
LINKSE OPPOSITIE TEGEN DE REGERING-MICHEL
Hieronder bekijken we hoe de respectievelijke
linkse oppositiepartijen het de voorbije twee
jaar hebben gedaan. Hoe past de PS zich aan,
federaal in de oppositie maar overal elders aan
de macht? Hoe proileert Ecolo zich, dat overal
op de oppositiebanken zit? En wat gebeurt er
binnen de PTB, nu het opnieuw in het parlement zit?
PS
In de directe nasleep van het regeerakkoord was
er dus de verrijzenis van de gemeenschappelijke
socialistische actie, zoals hierboven beschreven,
met als doel de val van de regering. Dit werd in
de media door de meerderheidspartijen maar al
te graag benadrukt - men sprak over de FGTB
als de gewapende arm van de PS.
Dat beeld nuanceren we best. De PS heet nooit
het monopolie gehad op de FGTB. Van bij haar
oprichting is de FGTB het terrein van strijd tussen socialisten en communisten. De syndicale
geschiedenis is er een van constante spanning
tussen diegenen die kiezen voor de nauwe banden met een reformistische socialistische partij
met belangrijke kansen op machtsdeelname
en dus op het realiseren van een deel van het
programma, en zij die de PS beschouwen als een
partij die weliswaar wordt aangedreven door
een actieve basis maar ten gronde het politieke
spel speelt zoals elke andere partij. De reformisten kiezen voor aanpassingen in de marge van
het systeem; die zorgen voor een substantiële
maar trage transformatie. De revolutionairen
gaan voor de omverwerping van het systeem,
dat ze als intrinsiek oneerlijk beschouwen, door
een avant-garde van het proletariaat.
Deze spanning speelde de laatste twee jaren
opnieuw op; zeker nu de PTB de PS pijn doet
in de peilingen. Er is vandaag een hevige slag
om de linkse kiezer gaande. In die strijd kaderen
we best ook het PS-voorstel van de vierdaagse
werkweek voor een aantal Waalse ambtenaren,
een uitloper van haar vernieuwingsoperatie
‘Chantier des idées’ die in 2015 werd gelanceerd.
Deze spanning is vandaag dus erg voelbaar,
maar eigenlijk was ze de voorbije decennia nooit
echt weg. Ook niet toen de communistische partij in de jaren 1980 uit het parlement verdween.
Rond de eeuwwisseling was het politieke landschap in Franstalig België in volle beweging.
Ecolo haalde in 1999, onder federaal secretaris
Jacky Morael, 18% van de stemmen en stapte
in de regering-Verhofstadt. In het ‘historische
jaar’ 2002 vervelde PSC in cdH en de PRL in
MR. En in datzelfde jaar sloten PS en Ecolo
een ‘Convergence de gauche’. Al deze ontwikkelingen maakten dat de FGTB-militanten bij
verschillende partijen terechtkonden en dat
het Charter van Amiens uit 1906, dat opriep
sampol 2016/7|92
SAMPOL_september_2016.indd 92
9/09/2016 8:30:07
Pierre Verjans
om onahankelijk van alle politieke partijen te
opereren, deinitief in de vuilbak mocht.
Het beeld van de FGTB als gewapende arm van
de PS moeten we met andere woorden nuanceren. Vergeet ook niet dat op de vooravond van
de verkiezingen van 2014 de FGTB-leiders er
ijntjes aan herinnerden dat hun militanten ook
op Ecolo en PTB konden stemmen, aangezien
PS ‘een partij zoals een andere was geworden’.
De last van de macht had haar geloofwaardigheid fel aangetast. Doordat PS van 1987 tot
2014 onafgebroken mee aan het stuur zat, was
ze weinig geloofwaardig in het verzet tegen de
politiek van privatisering en deregularisering.
Ze had daar immers al die jaren zelf aan bijgedragen. Dit gebrek aan geloofwaardigheid
speelt de PS tot vandaag parten. Dat het verzet
van de gemeenschappelijke socialistische actie
vandaag in intensiteit is afgenomen, heet deels
ook te maken met het feit dat vakbondsmilitanten er niet volledig van overtuigd zijn dat de
val van de regering-Michel ook het einde van
de neoliberale aanvallen tegen het systeem van
de sociale zekerheid zou betekenen. Sommige
maatregelen van de regering-Di Rupo, zoals de
degressiviteit van de werkloosheidsuitkering
en de beperking van het recht op een inschakelingsuitkering, zijn nog niet vergeten. Elio Di
Rupo slaagt er maar moeilijk in om het vertrouwen van de syndicalisten te herwinnen en hun
doelstellingen te incarneren. Dit is trouwens
een probleem dat ook binnen de PS zelf speelt.
Ecolo
Ecolo kende bij de verkiezingen van 2014 een
serieuze terugval; het verloor opnieuw een pak
zetels na de grote sprong voorwaarts in 2009.
De partij probeert nu recht te krabbelen. Ecolo
is scherp in haar kritiek op de maatregelen van
de regering-Michel, maar dat was ze eveneens
Machteloos tegen de kamikazeregering
tegen de vorige federale regeringen (met de
PS). Ook tegen de regionale en gemeenschapsregeringen voert ze vandaag met dezelfde ijver
oppositie.
Ecolo heet een linkse en een rechtse vleugel hoewel die laatste weinig gestructureerd is - en
dat merken we in haar manier van oppositie
voeren. Ecolo spreekt de regering-Michel aan
over de sociale gevolgen van haar besparingsbeleid, maar evengoed over het gebrek aan
economische eiciëntie of over de tegenstelling tussen de doelstellingen en de middelen
in het veiligheidsdebat. De prioriteit voor de
meerderheid van de Ecolo-leden is nog steeds
de milieukwestie. De sociale kwestie wordt
geïntegreerd in de aanklacht tegen de perverse
efecten van het productivisme. De kritiek op de
consumptiemaatschappij is nooit ver weg. De
manier waarop Ecolo oppositie voert, verschilt
dus van de manier waarop de PS dat doet. Ook
opvallend: de Ecolo-leden die deelnamen aan de
vakbondsacties kaderden hun handelen binnen
hun vakbondsengagement en verbinden die niet
met hun partijpolitieke voorkeur.
PTB
De PTB haalde bij de verkiezingen van 2014
voor de Kamer 5,5% van de stemmen. Sindsdien doet ze het erg goed in de peilingen. De
partij dankt haar electorale opmars aan haar
erg actieve vakbondsmilitanten en aan haar
‘doktershuizen’ in arbeiderswijken waar artsen
geneeskunde bedrijven voor de sociaal zwakkeren.
Toch staat de partij niet overal even sterk. In
de industriële arrondissementen (Charleroi,
Mons, Soignies, Liège, Huy-Waremme), waar
de communistische partij tussen 1965 en 1985
haar beste scores haalde, haalde de PTB bij de
sampol 2016/7|93
SAMPOL_september_2016.indd 93
9/09/2016 8:30:07
Pierre Verjans
Machteloos tegen de kamikazeregering
regionale verkiezingen van 2014 zo’n 6,7% van
de stemmen, terwijl haar regionale gemiddelde
4,7% bedroeg. In de meer landelijke arrondissementen (Verviers, Dinant-Philippeville, ArlonMarche-Bastogne, Neufchateau-Virton) daalt
het gemiddelde naar 2,6%. De PTB haalt dus
een deel van de communistische erfenis binnen, maar weet eveneens vroegere kiezers van
PS en Ecolo en jongeren die zich identiiceren
met een antisysteempartij aan zich te binden.
De PTB-militanten zijn voor het overgrote deel
actief als vakbondsmilitant. De continuïteit
van hun acties levert hen zichtbaarheid op in
betogingen en stakingen.
Het huidig succes zou paradoxaal genoeg ook
een probleem kunnen betekenen voor de PTB.
De partij moet nu in een sneltempo bekwame
kaders vormen die het woord nemen, bijeenkomsten bezielen, nieuwe leden aantrekken,
vasthouden en vormen naar de logica van de
partij. De partij is de laatste jaren geëvolueerd
van een stalinistische en maoïstische partij naar
een goed ingeplante partij op lokaal vlak. De
kans bestaat dat de electorale groei botst met
de logica van de quasi clandestiene partij die
poogt het systeem van binnenuit te ondermijnen. De oude principes van het beschermen van
de ideologie achter een façade van democratisch
centralisme staan vandaag op het punt te sneuvelen. Met de electorale groei komen immers
ook media-aandacht, extra partijinanciering,
nieuwe parlementaire medewerkers, enzovoort.
Het is afwachten of de nieuwe openheid zal
botsen met de geslotenheid van de oude garde.
Figuur 1. Resultaten van de peiling La Libre-RTBF (april 2016).
sampol 2016/7|94
SAMPOL_september_2016.indd 94
9/09/2016 8:30:08
Pierre Verjans
De kaarten liggen goed voor de PTB; ze moet
hopen dat het sociaal protest niet gaat liggen.
Het is voor de partij op dit moment veruit de
beste manier om een deel van het electoraat
binnen te halen dat haar stem wil geven aan een
partij die linkser is dan Ecolo en beleidsmatig
minder van haar principes inlevert dan PS.
PROFITEREN ALLE OPPOSITIEPARTIJEN?
De stakingsbereidheid bleek de voorbije twee
jaar een stuk groter in Wallonië dan in Vlaanderen. Je zou dus durven denken dat MR een
vrije val maakt en dat alle oppositiepartijen
stijgen in de peilingen. De realiteit is echter
genuanceerder dan dat. Uit de peiling van La
Libre-RTBF van april (Figuur 1) zien we dat
de partijen die overal in de oppositie ziten
het beter doen dan de partijen die federaal in
de oppositie ziten maar regionaal of op gemeenschapsvlak aan de macht zijn. Ecolo en
PTB gaan erop vooruit, daar waar PS en cdH
achteruit gaan. MR verliest. De rangorde van
de partijen verandert echter niet: PS blijt de
grootste partij in Wallonië, MR blijt tweede,
cdH derde, Ecolo vierde en PTB vijfde. Er is
dus geen sprake van een politieke omwenteling.
Oppositie voeren op het ene niveau en aan de
macht zijn op het andere, lijkt geen recept voor
electorale groei. Kiezers maken maar moeilijk het
onderscheid tussen het federale en het regionale
of gemeenschapsniveau. De politieke puzzel in
Franstalig België is complex, de verschillende
ministerposten zijn verwarrend en welke partij nu
precies verantwoordelijk is voor een gezamenlijke
beslissing blijt onduidelijk. De ‘zuivere’ oppositie
Machteloos tegen de kamikazeregering
slaat dus beter aan, en dat hoet niet te verbazen.
Ook in andere landen doen partijen die nieuwe
oplossingen voorstaan of partijen die een radicaal
alternatief presenteren het goed.
MACHTELOOSHEID
De regering-Michel is nu bijna twee jaar aan de
macht. Vooral de aard van het sociaal overleg
is sindsdien fel gewijzigd. De vakbonden hebben geen toegang meer tot de regering. Ze zijn
genoodzaakt de confrontatie aan te gaan. Die
confrontatie is er altijd geweest, ook toen socialisten in de regering zaten, maar vond voordien
plaats binnen de logica van de zuilen. De schokken werden opgevangen. Er was een natuurlijke
band tussen vakbond en partij. Het was een spel
tussen ‘partners/rivalen’. Die band is nu weg.
Vakbonden moeten nu onderhandelen met louter
‘rivalen’. In het sociaal overleg treedt de regering
op als scheidsrechter maar ze helt erg over naar
één richting, naar die van het patronaat. Alle
overleg wordt gezien als een val gespannen door
de regering en de werkgevers. Het wantrouwen is
totaal. Het sociaal overleg de facto dood.
In februari 2015 was Charles Michel erg blij met
met Interprofessionneel Akkoord 2015-2016.
Dat de FGTB het Akkoord niet mee ondertekende, leek hem niet te deren. Met het Interprofessioneel Akkoord 2017-2018 mogen we een
nieuwe botsing verwachten. De Franstalige oppositiepartijen voelen zich erg machteloos tegen
deze kamikazeregering gedomineerd door drie
Vlaamse partijen. Ze zijn cijfermatig niet nodig,
daar waar de voorbije kwarteeuw altijd één van
hen onontbeerlijk was om tot een meerderheid
te komen, en dat is wennen.
Pierre Verjans
Politicoloog Université de Liège (ULG)
(Vertaling: Wim Vermeersch)
sampol 2016/7|95
SAMPOL_september_2016.indd 95
9/09/2016 8:30:08