Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                

Plangebied Holtum-noord III

2007, RAAP-RAPPORT 1551

In opdracht van Dwars, Heederik en Verhey b.v. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-noord III in de gemeente Sittard-Geleen. Uit eerder onderzoek in het tracé van de N296, die door het plangebied Holtumnoord III loopt, blijkt dat er een rijk bodemarchief aanwezig is. In het plangebied liggen nederzettingsterreinen (opgravingslocaties I, II, III en IV) die hoog op de nationale onderzoeksagenda staan van de RACM. Aangezien de geplande wijziging van het bestemmingsplan en de definitieve plannen voor de inrichting van het plangebied nog niet vastliggen, wordt aanbevolen de reeds bekende waardevolle vindplaatsen (opgravingslocaties I, II, III en IV) zoveel mogelijk te ontzien. Indien dit niet mogelijk is, is nader onderzoek door middel van waarderend proefsleuvenonderzoek en zo nodig een definitieve opgraving noodzakelijk. Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is nog niet eerder onderzocht (zie kaartbijlage 1). Het gaat daarbij om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha. Voor de niet-onderzochte terreinen in deelgebieden A en D wordt voorgesteld eerst een prospectief, karterend onderzoek uit te voeren. Voor de niet- of onvoldoende onderzochte terreinen in deelgebied B en enkele bekende vindplaatsen (vindplaatsen 7,8, 9) wordt aanbevolen deze middels een waarderend proefsleuvenonderzoek te waarderen. Dit kan tegelijk plaatsvinden met het onderzoek naar de omvang van de reeds bekende, waardevolle vindplaatsen (opgravingslocaties I en II) die zijn vastgesteld bij de aanleg van de N296. Voor enkele van de reeds bekende vindplaatsen (vindplaatsen 1, 2, 3, 4 en 11) wordt geadviseerd eerst de kartering van de aangrenzende nog niet onderzochte terreinen af te wachten, alvorens ook hier een toegespitst proefsleuvenonderzoek wordt gestart.

RAAP-RAPPORT 1551 Plangebied Holtum-noord III Gemeente Sittard-Geleen Archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Colofon Opdrachtgever: Dwars, Heederik en Verhey b.v. Titel: Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Status: eindversie Datum: december 2007 Auteur: drs. R.D. Hoegen Met een bijdrage van: D. Keijers Projectcode: SGHO Bestandsnaam: RA1551-SGHO.qxd Projectleider: drs. R.D. Hoegen ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: niet van toepassing Autorisatie: drs. G. Tichelman ISSN: 0925-6229 RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V. telefoon: 0294-491 500 Leeuwenveldseweg 5b telefax: 0294-491 519 1382 LV Weesp E-mail: raap@raap.nl Postbus 5069 1380 GB Weesp © RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2007 RAAP Archeologisch adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Samenvatting In opdracht van Dwars, Heederik en Verhey b.v. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-noord III in de gemeente Sittard-Geleen. Uit eerder onderzoek in het tracé van de N296, die door het plangebied Holtumnoord III loopt, blijkt dat er een rijk bodemarchief aanwezig is. In het plangebied liggen nederzettingsterreinen (opgravingslocaties I, II, III en IV) die hoog op de nationale onderzoeksagenda staan van de RACM. Aangezien de geplande wijziging van het bestemmingsplan en de definitieve plannen voor de inrichting van het plangebied nog niet vastliggen, wordt aanbevolen de reeds bekende waardevolle vindplaatsen (opgravingslocaties I, II, III en IV) zoveel mogelijk te ontzien. Indien dit niet mogelijk is, is nader onderzoek door middel van waarderend proefsleuvenonderzoek en zo nodig een definitieve opgraving noodzakelijk. Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is nog niet eerder onderzocht (zie kaartbijlage 1). Het gaat daarbij om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha. Voor de niet-onderzochte terreinen in deelgebieden A en D wordt voorgesteld eerst een prospectief, karterend onderzoek uit te voeren. Voor de niet- of onvoldoende onderzochte terreinen in deelgebied B en enkele bekende vindplaatsen (vindplaatsen 7,8, 9) wordt aanbevolen deze middels een waarderend proefsleuvenonderzoek te waarderen. Dit kan tegelijk plaatsvinden met het onderzoek naar de omvang van de reeds bekende, waardevolle vindplaatsen (opgravingslocaties I en II) die zijn vastgesteld bij de aanleg van de N296. Voor enkele van de reeds bekende vindplaatsen (vindplaatsen 1, 2, 3, 4 en 11) wordt geadviseerd eerst de kartering van de aangrenzende nog niet onderzochte terreinen af te wachten, alvorens ook hier een toegespitst proefsleuvenonderzoek wordt gestart. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [3 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Inhoud 3 Samenvatting 6 1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling 1.2 Plangebied 1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen 9 2 Methoden 10 3 Resultaten 3.1 Geologie en geomorfologie (D. Keijers) 3.2 Bodem 3.3 ARCHIS en IKAW 3.4 Voorgaand archeologisch onderzoek 3.5 Aanvullend bureauonderzoek 21 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies 4.2 Aanbevelingen 24 25 25 26 Literatuur Gebruikte afkortingen Verklarende woordenlijst Overzicht van figuren, tabellen en kaartbijlagen RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [4 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 185 186 Figuur 1. De ligging van het plangebied (gearceerd); inzet: ligging in Nederland (ster). 8 8 Topografische Dienst Kadaster, Emmen 2006 343 343 342 342 185 Periode Nieuwe tijd Late Middeleeuwen Vroege Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd Bronstijd Neolithicum (nieuwe steentijd) Mesolithicum (midden steentijd) Paleolithicum (oude steentijd) RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 186 Datering 1500 1050 450 12 voor 800 2000 5300 8800 300.000 SGHO_fig1\lbs Tabel 1. Archeologische - heden 1500 1050 450 12 800 2000 4900 8800 tijdschaal. na Chr. na Chr. na Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. voor Chr. [5 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 1 Inleiding 1.1 Kader en doelstelling In opdracht van Dwars, Heederik en Verhey b.v. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de plannen voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-noord III in de gemeente Sittard-Geleen (figuur 1). Het bureauonderzoek diende te worden uitgevoerd omdat realisatie van de plannen kan leiden tot aantasting of vernietiging van waardevolle aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven van informatie over bekende en te verwachte archeologische waarden in het plangebied teneinde een gespecificeerde inschatting te kunnen maken. Op basis van deze informatie en de ontwikkelingsplannen kan worden besloten waar en welk eventueel vervolgonderzoek moet plaatsvinden. Voor het bureauonderzoek zijn vooraf specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die beantwoord moeten worden. 1. Welke archeologische onderzoeken hebben tot op heden in het plangebied plaatsgevonden en welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden zijn reeds bekend? 2. Geef op basis van punt 1 én de opgravingen in het tracé van de N296 (Holtumnoordweg) en het tracé Gebroek een verwachting van de aan te treffen archeologische waarden in het plangebied 3. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden hierbij kunnen worden ingezet? Zo ja, wat is de omvang en het tijdsbestek van deze onderzoeken? 4. Wat zijn de specifieke aandachtspunten voor vervolgonderzoek met betrekking tot de archeologische waarden in het plangebied? 1.2 Plangebied Het plangebied Holtum-noord III (ca. 31,64 ha) ligt ten noorden van Holtum tussen de A2 en het Julianakanaal in het stroomgebied van de Maas en de Geleenbeek. Het plangebied bestaat uit vier grote kavels aan weerszijden van de ontsluitingsweg N296 (deelgebieden A, B, C en D, figuur 2). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 68W van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:50.000); de centrumcoördinaat is 185460/342560. Ten tijde van het onderzoek was het plangebied in gebruik als akkerland, grasland en bos. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [6 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 184650 185050 185550 185950 Plangebied Holtum Noord III Gemeente Sittard-Geleen RAAP-rapport 1551, figuur 2, schaal 1:2.500 legenda Quickscan Uitgeefbaar & Bebouwbaar Terrein 343100 343100 grens onderzoeksgebied Bedrijventerrein Holtum II (Geko fase 2) Gefaseerde ontwikkeling Deelgebied D 342700 342700 2007 Deelgebied C 342300 342300 Deelgebied B Deelgebied A 3 Fase 1 341900 341900 Fase 2 2 0 50 100 150 m 184650 185050 185550 200 250 1:2.500 185950 Figuur 2. Plangebied Holtum-noord III met verschillende deelgebieden en laatste fase van Holtum-noord II. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [7 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen Aangezien er in het gebied al veel veldonderzoek heeft plaatsgevonden is besloten deze onderzoeken eerst te ontsluiten door middel van een aanvullend bureauonderzoek. Het onderzoek bestond uit een inventarisatie van het reeds uitgevoerde (bureau- en veld)onderzoek. Daarnaast is gebruik gemaakt van persoonlijke kennis en ervaring die is opgedaan bij het archeologisch onderzoek in het tracé van de N296. Op basis van de verzamelde gegevens wordt per deelgebied geadviseerd welk archeologisch onderzoek nodig is voorafgaand aan toekomstige ontwikkelingen. Het bureauonderzoek is uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1 (KNA). RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de instelling die het beheer heeft over de KNA en die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl). Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische perioden. Enkele vaktermen worden achter in deze notitie beschreven (zie verklarende woordenlijst). RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [8 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 2 Methoden In het kader van het bureauonderzoek zijn de diverse bronnen geraadpleegd (zie ook literatuurlijst). Om inzicht te krijgen in de gesteldheid van het plangebied zijn bodem-, geo(morfo)logische, historische en topografische kaarten bestudeerd, alsmede hoogtelijnenkaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Om inzicht te krijgen in het voorkomen van archeologische vindplaatsen in of nabij het plangebied zijn relevante gegevens uit ARCHIS, het Archeologisch Informatie Systeem van de RACM, geïnventariseerd. Via ARCHIS konden ook de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumentenkaart (AMK) worden bestudeerd. Tevens is de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) geraadpleegd. Ook luchtfoto’s, prenten en oude kaarten werden als bron gebruikt. Wat betreft de geraadpleegde literatuur is vooral gebruik gemaakt van de rapporten van eerder uitgevoerd onderzoek door RAAP in 2001 en 2002, Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) in 2001, 2002 en 2004 en ArcheoMedia in 2003 en 2004. Deze onderzoeken vonden plaats in het kader van de aanleg van het bedrijventerrein Holtum-noord II en III en de ontsluitingsweg N296 (Polman, 2001a; Polman 2001b; Geraeds, 2002; Krist 2002; Krist & Silkens, 2005; Hoegen, 2004a; Hoegen, 2004b, Hoegen, 2004c; Hoegen, 2005a). In aanvulling hierop zijn gegevens ontleend aan niet gepubliceerde informatie uit het persoonlijke archief van de auteur. Persoonlijke kennis en ervaring die is opgedaan bij het onderzoek in het tracé van de N296 (Holtum-noordweg) is eveneens geïntegreerd. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [9 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 3 Resultaten 3.1 Geologie en geomorfologie (D. Keijers) Het plangebied ligt in de Centrale Slenk (een dalingsgebied). In dit dalingsgebied hebben voorlopers van de Maas (en ooit zelfs de Rijn) altijd een grote dynamiek gehad. In de Centrale Slenk waaierde de Maas breed uit en werden grote hoeveelheden sedimenten afgezet. De oudste afzettingen zijn diep weggezakt en bedekt met jongere sedimenten. Het huidige landschap van het plangebied en de directe omgeving is voornamelijk gevormd vanaf het Weichselien. Als gevolg van grote klimaatswisselingen heeft de Maas herhaaldelijk haar morfologie aangepast. Tijdens de koude perioden had de Maas een onregelmatig debiet en transporteerde de rivier een grote hoeveelheid materiaal (voornamelijk zand en grind). Deze puinaanvoer vormde banken in het rivierbed, waardoor de bedding verstopte en de rivier gedwongen werd een nieuwe geul te vormen. Uiteindelijk leidde dit tot een zeer breed netwerk van zich snel verleggende, betrekkelijk ondiepe geulen, tezamen een vlechtend rivierpatroon. Tijdens de warmere perioden had de Maas over het algemeen één meanderende loop die zich insneed in de eerder gevormde afzettingen. De restanten van de oude dalbodem met het vlechtende patroon lagen als een terras boven de dalbodem van de meanderende rivier. Als gevolg van de afwisseling van koude en warme perioden volgden de processen van opvulling en insnijding elkaar op en ontstonden er verscheidene terrassen (terrassenlandschap). Doordat de bodemdaling in de Roerdalslenk langzamer verliep dan de terrasopbouw en insnijding, liggen nog verscheidene terrasniveaus aan het oppervlak; deze zijn niet afgedekt door jongere (terras)afzettingen (Heunks, 2000). Het oudste terrasniveau ligt het hoogst en bevindt zich op relatief grote afstand van de huidige Maas. Jongere terrasniveaus liggen lager en dichter bij de Maas. Volgens de Maasterrassenkaart liggen ten oosten van het plangebied het terras van Eisden-Lanklaar en het terras van Geistingen (DLO-Staring Centrum, 1993). Het plangebied behoort echter tot het laagste deel van het Maasterrassenlandschap, namelijk de holocene riviervlakte (Staring centrum/RGD, 1989). De holocene riviervlakte heeft haar vorm en opbouw te danken aan de ontwikkeling vanaf het Vroeg Holoceen. Onder invloed van een verbetering van het klimaat trad een sterke afname op in de sedimentlast van de rivier. De Maas veranderde van een (accumulerend en) vlechtend riviersysteem in een insnijdend (en eroderend) systeem met één meanderende hoofdgeul. Halverwege het Holoceen veranderde het riviersysteem opnieuw (Van den Berg, 1996). De rivier sneed zich niet langer in haar eigen stroomdal in, maar zette in het Maasdal zand, silt en klei af (Formatie van Beegden). RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 0 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek In de holocene Maasvlakte ten westen van het plangebied is een duidelijke steilrand in het landschap herkenbaar. Mogelijk is deze steilrand veroorzaakt door de aanwezigheid van een terras uit het Laat Pleistoceen of het Vroeg Holoceen. De Maas heeft gedurende het Holoceen haar loop herhaaldelijk verlegd in de Maasvlakte. Deze afgesneden bedding wordt restgeul genoemd. Ondanks dat de restgeulen grotendeels zijn opgevuld, zijn ze nog goed herkenbaar in het landschap. Alhoewel veelal wordt aangenomen dat de holocene riviervlakte van de Maas is opgebouwd uit een aantal meandergordels, blijken vele oude Maasbeddingen niet altijd als een meander te typeren. Blijkbaar heeft de Maas zich ook in grote delen van het Holoceen nog als een min of meer ‘vlechtend’ systeem gedragen(Paulissen, 1973). In het plangebied bevindt zich een aantal oude Maasgeulen. De Geleenbeek stroomt langs de oostzijde van het onderzoeksgebied in een oude Maasbedding. Ondanks dat dit deel van de Geleenbeek gekanaliseerd is, blijkt op oudere kaarten dat de ligging niet veel verschilt van de oude natuurlijke beekloop (Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990, p. 113). Ook de Geleenbeek heeft nog materiaal in het onderzoeksgebied gesedimenteerd. Doordat dit sediment veelal dezelfde oorsprong heeft als het materiaal dat door de Maas gesedimenteerd is, is het onderscheid vaak onduidelijk. 3.2 Bodem De bodems die in het gebied voorkomen, worden volgens de Bodemkaart van Nederland gerekend tot de ooivaaggronden en poldervaaggronden (Steur e.a., 1985). Dit zijn jonge bodems, gevormd in redelijk jonge afzettingen uit het Holoceen, met weinig tot geen bodemvorming. De bodem in het plangebied is volledig ontkalkt en wordt op de bodemkaart aangegeven als ooivaaggronden in oude rivierklei met grind niet dieper dan 40 cm. In het bodemprofiel zijn twee afzettingen te onderscheiden, een lutumarme laag van 40-60 cm dikte op een lutumrijke ondergrond. De overgang van de lagen is scherp. De bovenste laag wordt beschouwd als een jonge rivierkleiafzetting. Hoewel de bodemkaart 1:50.000 (DLO-Staring Centrum, 1993) melding maakt van bodems die ontstaan zijn in rivierkleien (afbeelding 2), is ter plaatse goed te zien dat het bovenste deel van de bodems grotendeels uit löss bestaat. Het gaat hierbij om fluviatiele löss, afgezet door de Maas en mogelijk ook de Geleenbaak. Het materiaal is waarschijnlijk over slechts korte afstand verplaatst, gezien de goede sortering van het materiaal. Wel zijn de gronden volledig ontkalkt. Momenteel ligt de Maas op bijna 2 km afstand van het onderzoeksgebied. Door de hoge waterstanden van de Maas en de lokale beken is het gebied meerdere malen overstroomd, waarbij een mengsel van klei en zavel is afgezet. De hoogste waterstand van de vorige eeuw was in 1926 waarbij 20,27 m NAP gemeten is. In 1643, 1740 en 1799 zijn er zelfs waterstanden van rond de 20,6 m NAP bekend. Na de aanleg van het Julianakanaal in 1926 vonden in dit gebied geen overstromingen meer plaats. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 1 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 3.3 ARCHIS en IKAW In ARCHIS staan in het plangebied en de omgeving verschillende archeologische vindplaatsen geregistreerd die dateren van het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. De vindplaatsen in het plangebied zelf zijn bij een booronderzoek en een oppervlaktekartering van RAAP in 2001 en 2002 geregistreerd (Polman 2001a; Geraeds 2002). Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) geldt voor het plangebied Holtum-noord III een lage, middelhoge en hoge trefkans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze waarden zijn onder andere gebaseerd op de aanwezige afzettingen en de daarbij gevormde bodems (DLO-Staring Centrum, 1993). De gebieden met een hoge waarde komen overeen met dagzomende oude rivierkleigronden (ooivaaggronden) waar grof zand of grind aanwezig is tussen 40 en 120 cm -Mv. Een middelhoge waarde hebben gebieden met dagzomende oude rivierkleigronden (ooivaaggronden); gebieden met een lage archeologische waarde komen overeen met gebieden waar volgens de bodemkaart jonge rivierklei voorkomt (kalkloze ooivaaggronden). In de praktijk is echter gebleken dat deze waarderingen niet overeenkomen met de resultaten van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek. Bij de opgravingen in het tracé van de N296 is voorts duidelijk geworden dat de aanwezige afzettingen en de daarin gevormde bodems niet te onderscheiden waren. Verder zijn in de zones met een lage verwachting juist de meest interessante vindplaatsen aangetroffen. 3.4 Voorgaand archeologisch onderzoek 3.4.1 Archeologische inventarisatie bestemmingsplan N296 In 2000 vond een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI-1) plaats ter weerszijden van de A2 tussen Braakhoven en Oud-Roosteren (Polman, 2001a; RAAPprojectcode SUMA). Deze eerste fase van het onderzoek vond plaats in het kader van het bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord. Het huidige plangebied Holtum-noord III maakt deel uit van het in 2000 onderzochte gebied. Het doel van de AAI-1 was het in kaart brengen van nog onbekende archeologische vindplaatsen in het plangebied door middel van een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek, een archeo-geologisch booronderzoek en een oppervlaktekartering. Dit onderzoek heeft dertien nieuwe archeologische vindplaatsen opgeleverd, waarvan tien in/bij het huidige plangebied Holtum-noord III liggen. Deze vindplaatsen zijn aangegeven in kaartbijlage 1. In 2002 vond een tweede inventariserend archeologisch onderzoek plaats op terreindelen die in de eerste fase niet goed konden worden onderzocht (Geraeds, 2002; RAAP-projectcode SUMA2). Dit onderzoek heeft geen nieuwe vindplaatsen opgeleverd. Wel is geconcludeerd dat de archeologische vindplaatsen zich vermoedelijk ook uitstrekken buiten de onderzochte percelen. Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is bij het vooronderzoek niet onderzocht. Deze zones zijn op de kaartbijlage 1 grijs gemarkeerd. Deze grijze RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 2 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek zones waren tijdens het onderzoek niet toegankelijk of de vondstzichtbaarheid op de terreinen was ter plaatse niet goed. Hieronder worden de vindplaatsen die binnen het plangebied Holtum-noord III liggen kort beschreven (voor ligging, zie kaartbijlage 1). Voor meer informatie wordt verwezen naar beide rapporten. - Vindplaats 1 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131168) Bij het booronderzoek werd een verhoogd terreingedeelte aangetroffen. Deze verhoging bestond uit oude rivierklei. Ten noorden van de verhoging werd een geul aangetroffen die opgevuld was met stugge oude rivierklei. Op de flank van deze verhoging werd aardewerk aangetroffen uit de Prehistorie, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen. Het Romeinse aardewerk is voornamelijk aan de westzijde van de rug aangetroffen. Hier zijn tevens dakpanfragmenten uit (mogelijk) de Romeinse tijd en recent bouwpuin gevonden. Op deze locatie heeft verder nog een huis gestaan in het begin van de 19e eeuw (WoltersNoordhoff Atlasprodukties, 1990). - Vindplaats 2 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131169) Vindplaats 2 ligt aan de overzijde van de hierboven beschreven geul, tegenover vindplaats 1. Hier bevindt zich een smalle rug waarop drie scherven zijn gevonden uit de Late Middeleeuwen. In de boring in de nabijheid van de oppervlaktevondsten was te zien dat hier de oude rivierklei dagzoomt, in tegenstelling tot de gegevens van de bodemkaart (Stiboka, 1964). In de boring werden tussen 35 cm -Mv en 70 cm -Mv houtskool, leisteen en verbrande leem-/puinresten aangetroffen. Op basis hiervan wordt verwacht dat in de directe omgeving van deze boring nederzettingssporen kunnen voorkomen. - Vindplaats 3 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131170) Ter plaatse zijn aan de oppervlakte een scherf uit de Karolingische tijd, een vuursteenafslag en een laat-middeleeuwse scherf gevonden. De aanwezigheid van bewoningssporen uit de Karolingische tijd (Vroege Middeleeuwen C/D) kan niet worden uitgesloten. - Vindplaats 4 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131171) In een vrij vlak terreindeel, werd een concentratie scherven aangetroffen uit de Late Middeleeuwen. Eén scherf dateert uit de Vroege Middeleeuwen C/D (Karolingische tijd). Ten westen van deze vondstconcentratie zijn een scherf uit de Late Middeleeuwen en een scherf uit de Romeinse tijd gevonden. De archeologische resten zijn geclusterd aangetroffen, hetgeen doet vermoeden dat sprake is van bewoningssporen uit in ieder geval de Late Middeleeuwen. - Vindplaats 7 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131174) Hoewel vindplaats 7 zich buiten het plangebied van Holtum III ligt is de vindplaats toch meegenomen bij het bureauonderzoek. De vindplaats kan namelijk van belang zijn voor het onderzoek dat nog moet plaatsvinden in het zuidelijk RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 3 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek deel van deelgebied B (figuur 2). Op vindplaats 7 zijn scherven gevonden uit de Romeinse tijd, uit de Vroege Middeleeuwen C/D en uit de Late Middeleeuwen. De ‘enkele’ Romeinse scherven die op korte afstand van elkaar zijn gevonden (50 m), wijzen op de mogelijke aanwezigheid van bewoningssporen in de ondergrond. - Vindplaats 8 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131175) Vindplaats 8 ligt ruim 100 m ten noordwesten van vindplaats 7 in een vrij vlak terreindeel. Het betreft een dunne spreiding aardewerk (zes scherven) uit de Romeinse tijd. Een van de scherven is afkomstig van een voorraadpot (dolium) en een andere betreft een inheems-Romeinse of mogelijk prehistorische scherf. De vindplaats heeft een omvang van ongeveer 15 x 40 m. - Vindplaats 9 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131176) Vindplaats 9 bevatte een verzameling archeologisch materiaal dat in een boring is aangetroffen. Prehistorische aardewerk en een vuursteenafslag kunnen wijzen op nederzettingsactiviteiten ter plaatse. - Vindplaats 10 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131177) Tijdens het booronderzoek zijn hier prehistorische aardewerk en de vuursteenafslagen verzameld. Deze vondsten wijzen op nederzettingsactiviteiten ter plaatse. De prehistorische resten bevinden zich aan de zuidzijde van een geul die opgevuld is met jonge rivierklei (diepste punt: 180 cm -Mv). - Vindplaats 11 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131178) Op vindplaats 11 zijn twee scherven uit de Late Middeleeuwen gevonden. Uit de boring op het perceel blijkt dat de scherven op een afzetting van jonge rivierkleigronden liggen (minimaal 120 cm dik). Dit betekent dat jonge rivierkleigronden in dit gebied waarschijnlijk zijn afgezet voor het begin van de Late Middeleeuwen (1050 na Chr.). De scherven worden beschouwd als losse vondsten. - Vindplaats 13 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131180) Op vindplaats 13 zijn twee scherven uit de Karolingische tijd, een vroeg-middeleeuwse scherf en vier laat-middeleeuwse scherven gevonden. De scherven zijn over het (zuid)oostelijke deel van de akker verspreid aangetroffen. Mogelijk bestaat er een relatie tussen de vindplaatsen 13 en 3. 3.4.2 Archeologische inventarisatie Holtum-noord II In maart 2001 is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd in het nabijgelegen plangebied Holtum-noord II (Polman, 2001b; RAAP-projectcode HONO). Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek en een oppervlaktekartering. Het noordelijk deel van plangebied Holtum-noord II ligt aan de zuidgrens van het plangebied Holtum-noord III en overlapt zelfs gedeeltelijk Holtum-noord III (zie figuur 2). Bij dit onderzoek zijn vier nieuwe vindplaatsen ontdekt die gedateerd werden in de periode Prehistorie-Late Middeleeuwen. Deze vindplaatsen vallen buiten het huidige plangebied. Vindplaats (SUMA-)1 (zie vorige paragraaf) kwam RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 4 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek bij dit onderzoek opnieuw aan de orde en was hier de meest noordelijke vindplaats. Deze vindplaats ligt gedeeltelijk binnen het plangebied Holtum-noord III (zie kaartbijlage 1). De vindplaatsen zijn onderworpen aan een waarderend onderzoek door middel van proefsleuven en begeleidingen (zie kaartbijlage 1). Dit onderzoek is uitgevoerd door het ARC (Krist 2002; Krist & Silkens, 2005). 3.4.3 Archeologische begeleiding Holtum-noord II Bij de aanleg van de aansluiting van het wegtracé van Gebroek met de N296 heeft het ARC aan de zuidzijde van vindplaats 1 een archeologische begeleiding uitgevoerd (zie kaartbijlage 1). Bij dit onderzoek werd een aantal grote kuilen aangetroffen. Het centrale deel van het terrein was verstoord. De archeologische sporen konden op basis van het aardewerk gedateerd worden in de Late en Vroege Middeleeuwen. De hoeveelheid vondsten was beperkt doordat er bij de begeleiding slechts enkele sporen gedocumenteerd konden worden (Krist, 2002). Vermoedelijk zijn de middeleeuwse sporen in verband te brengen met het van oorsprong middeleeuwse gehucht Gebroek dat ten zuidwesten van de vindplaats ligt. 3.4.4 Proefsleuvenonderzoek in het tracé van de N296 Inmiddels is de provinciale ontsluitingsweg N296 gerealiseerd. In het voortraject is het tracé van de weg archeologisch onderzocht door middel van proefsleuven en opgravingen. De vindplaatsen die bij het booronderzoek waren aangetroffen, gaven voldoende aanleiding om in 2003 een waarderend onderzoek op te starten. Het waarderend proefsleuvenonderzoek werd gefaseerd uitgevoerd aangezien niet alle percelen beschikbaar waren. Al in de beginfase werden archeologische resten aangetroffen uit de Romeinse en Laat Romeinse tijd ter hoogte van vindplaats 13. De sporen worden toegeschreven aan Germaanse immigranten uit de Volksverhuizingstijd en gaven aanleiding om van een proefsleuvenonderzoek over te gaan tot een definitieve opgraving. Langs een voormalige maasgeul en beekloop werden stookplaatsen, werkplaatsen en paalsporen uit de 4e-begin 5e eeuw aangetroffen. Inmiddels was ook de rest van het tracé toegankelijk voor het proefsleuvenonderzoek. Op diverse locaties in het tracé zijn archeologische sporen aangetroffen uit de IJzertijd, de Middeleeuwen (waaronder vermoedelijk resten van een mottekasteel) en de Nieuwe tijd. Met name de Germaanse nederzettingssporen en de sporen uit de 11e-12e eeuw zijn door het bevoegd gezag (gemeente Sittard-Geleen) en de RACM als zeer bijzonder gekwalificeerd. Gezien het feit dat in het gehele tracé archeologische sporen te verwachten waren, is in overleg met de provincie een groot deel van het 1,7 km lange wegtracé door archeologen van ArcheoMedia onderzocht (Hoegen 2004a; Hoegen 2005a). Het grootschalige onderzoek leverde informatie op over het gebruik van dit cultuurlandschap door de eeuwen heen. Hieronder volgt een korte samenvatting van de opgravingslocaties in het tracé van de N296 (voor ligging, zie kaartbijlage 2). Op basis van deze opgravingsgegevens RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 5 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek kan een voorspelling worden gedaan van de aan te treffen archeologische resten in de plangebieden van Holtum-noord III. - Opgravingslocatie I (Germaanse nederzettingssporen 4e-begin 5e eeuw) In en langs een oude Maasgeul, die opgevuld was met afzettingen van de Maas en vermoedelijk de Geleenbeek, werden grote kuilen, ovens, stookplaatsen en paalsporen van woon- of werkruimtes aangetroffen. Door het verbruiningsproces van de lösshoudende grond en het intrekkende vocht waren de sporen moeilijk te herkennen. Bij het couperen van een paalspoor was slechts zelden een duidelijke insteek van de uitgegraven kuil waar te nemen. De brandkuilen bevatten veel houtskool en verbrand leem en soms metaalresten. In één kuil was in een hoekje een stookplaats gemaakt van kapotte dakpannen en leem. Een andere kuil bevatte 110 munten uit de Laat Romeinse tijd. In een aantal grotere ovale en rechthoekige kuilen werden op de bodem van de kuilen paalsporen ontdekt, zodat het vermoeden bestaat dat het hierbij om hutkommen gaat. Omdat het hierbij niet om regelmatige plattegronden ging, blijft dit onzeker. In de wirwar van natuurlijke en antropogene sporen is een aantal noordwest-zuidoost georiënteerde, eenschepige plattegronden herkend. De meeste resten werden aangetroffen binnen een zone van ca. 40 x 50 m. Grondsporen en vondsten werden in meerdere vlakken tot op een behoorlijke diepte onder het maaiveld aangetroffen. In totaal zijn er dan ook drie en plaatselijk zelfs vier vlakken in de Maasbedding aangelegd. Op basis van de fibulae(kledingspelden), een haarspeld, de munten (van het type follis uit de 4e-5e eeuw) en het typische Germaanse handgevormde aardewerk wordt het nederzettingsterrein voorlopig gedateerd in de periode Midden Romeinse tijdbegin 5e eeuw. Dit is een periode waarover tot nu toe nog weinig bekend is in Nederland (Hoegen, 2004a; Hoegen 2005b). Ten noorden en zuiden van deze zone van ca. 40 x 50 m nam het aantal archeologische sporen binnen het tracé van de N296 langzaam af. De begrenzing van dit nederzettingsterrein kon buiten het tracé (in het huidige plangebied Holtumnoord III) niet worden vastgesteld. In het bodemprofiel van de putwanden aan de oost- en westzijde waren in ieder geval nog meerdere sporen te herkennen. Op basis van bekende gegevens uit deze archeologische periode is gebleken dat binnen een straal van 400 m met een grafveld of andere nederzettingssporen uit dezelfde periode rekening moet worden gehouden. Bij het overleg op 8 januari 2004 van ArcheoMedia met de provincie Limburg, het RACM (Henk Stoepker) en extern adviseur Harry van Enckevoort (gemeente Nijmegen) was dit voor een belangrijk deel ook de aanleiding om de rest van het tracé door archeologen te laten uitgraven. Aangezien het tracé voor de aanleg van de weg ook moest worden uitgegraven kon dit deel van de civiele wegwerkzaamheden door de archeologen worden uitgevoerd. - Opgravingslocatie II (Volle Middeleeuwen 900-1300 na Chr.) Bij de rotonde van de N296 werden verschillende middeleeuwse sporen en een grote greppel aangetroffen. In de middeleeuwen was hier een kruispunt van wegen: de Biesweg (die recent is opgeheven bij de aanleg van de N296), de RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 6 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Koolstraat en de De Geartsstraat. Het is niet onwaarschijnlijk dat bij het kruispunt een middeleeuws erf lag. Opvallend waren de middeleeuwse (leemextractie?)kuilen die onderin de greppelvulling werden aangetroffen. De aangetroffen greppel in het tracé heeft mogelijk langs de weg gelopen. Naar aanleiding van deze resultaten geldt nu voor de zone rond dit kruispunt een hoge verwachting is voor het aantreffen van middeleeuwse bewoningsporen. - Opgravingslocatie III + oppervlaktekartering deelgebied C (IJzertijd 800-12 voor Chr.) Op een opgraving in het noordelijke deel van de op- en afritten van de A2 zijn antropogene sporen en vondstmateriaal uit de IJzertijd gevonden. De sporen bestaan voornamelijk uit grote kuilen met houtskool, aardewerk, verbrand leem en bot. De functie van de kuilen is vooralsnog onduidelijk, maar vermoedelijk horen de kuilen bij een erf of nederzetting die zich waarschijnlijk ten noordwesten en zuidoosten van opgravingslocatie III voortzet. De grote hoeveelheden verbrand bot kunnen eventueel van crematiegraven afkomstig zijn. Dit verklaart ook de grote hoeveelheden aardewerk die bij de aanleg van de putten is aangetroffen. Het aardewerk kan namelijk van verploegde urnen afkomstig zijn. De analyse van dit botmateriaal zal moeten aantonen of het hier om menselijke crematieresten gaat. In dit deel van het tracé is ook een grote grindbaan met een breedte van ca. 7 m waargenomen. Het blijft echter onduidelijk of deze grindbaan onderdeel was van een maasafzetting of dat het hier om een Romeinse of middeleeuwse weg gaat. Eind 2004 heeft ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek verricht voor deelgebied C van het plangebied Holtum-noord III (Hoegen, 2005a). Het onderzoek vond plaats op advies van de provincie Limburg en in samenwerking met de leden van de archeologische verenigingen van Sittard-Geleen, Echt en Susteren. De aanleiding tot het onderzoek was de aanvraag tot een wijziging van de bestemming van het agrarische perceel. De eigenaar wilde het terrein beplanten met een bos. Met behulp van een aantal boorraaien en een visuele inspectie werd vondstmateriaal in vakken van 50 x 50 m verzameld. Naar aanleiding van de resultaten is een globale begrenzing van de ijzertijdnederzetting bepaald (de globale begrenzing is aangegeven op zowel kaartbijlage 1 als kaartbijlage 2). Ten aanzien van deze zone werd geadviseerd om de bodem niet te verstoren en geen bomen te planten. De worteling van de eventuele aanplant mag niet dieper rijken dan 35 cm -mv. Indien bescherming in situ niet mogelijk is, dient de vindplaats te worden onderzocht door middel van een definitief archeologisch onderzoek, zodat de archeologische waarden ex situ kunnen worden behouden. Voor de rest van het terrein geldt dat er geen bezwaren zijn voor de aanplant van bos (Hoegen, 2005a). Bij eventuele verstoringen van de bodem door bouwwerkzaamheden vlak langs de gekarteerde nederzetting is het aan te raden deze definitief eerst te begrenzen met behulp van proefsleuven of het uitgraven van de bouwputten. - Opgravingslocatie IV (Volle Middeleeuwen 900-1300 na Chr.) In het tracé van de zuidelijke oprit naar de A2 bij Baakhoven zijn sporen van huisplattegronden en grachten uit de 11e-13e eeuw aangetroffen. Op verschillende RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 7 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Figuur 3. Reconstructie mottekasteel van museum in Bayeux. Figuur 4. Kaart van de ruïne van de familie von Backhoven. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 8 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek plaatsen zijn de verploegde restanten aangetroffen van roodverbrande lemen vloeren of stookplaatsen. Vermoedelijk is hier een huis ter plaatse afgebrand. De aardewerkfragmenten bestonden onder meer uit Elmpter waar, Andenne, ZuidLimburgs aardewerk en kogelpotaardewerk. Bij het onderzoek werden verschillende bijzondere metaalvondsten aangetroffen zoals fragmenten van een schildknop (umbo), schildbeslag (zie Arts e.a., 2001, p. 60-62) en een bijzondere zilveren munt, uniek voor Nederland, van Hendrik V met de bisschop van Luik (1086-1125 n.Chr.). Na aanvullend archiefonderzoek bleek dat het tracé hier vermoedelijk de voorburcht en de grachten van een mottekasteel heeft aangesneden. Kenmerkend voor dit type (laat-middeleeuws) kasteel is dat het geplaatst is op een steile, meestal kleine, ronde, kunstmatige verhoging. Het platform bood een tactisch voordeel en was het laatste toevluchtsoord bij een belegering. De vroegste mottes waren voorzien van een houten toren (later steen) met palissade (zie ook figuur 3). Aan de hand van historische kaarten blijkt dat een terreinverhoging hier tot het begin van de 19e eeuw in het landschap zichtbaar moet zijn geweest. Op de Tranchotkaart uit 1803-1820 (Tranchot & Von Müffling, 1970) en op een kaart uit het begin van de 19e eeuw van de ruïne van de familie von Bachoven (Pesgens, 1989) is te zien dat bij Baakhoven aan de overkant van de Geleenbeek een omgracht terrein staat aangegeven met de naam Ruinen (figuur 4) of Gaerstberg (kaartbijlage 2). De bij de opgraving aangetroffen gracht heeft vermoedelijk in verbinding gestaan met de Geleenbeek (Hoegen, 2004a; Hoegen 2005a). 3.5 Aanvullend bureauonderzoek Op de generael Caerte generael van Roosteren uit het eerste kwart van de 18e eeuw staat ten westen van Baakhoven in het noordelijk deel van deelgebied A bij het toponiem den Gaerts camp een rechthoekig terrein met een omheining aangegeven (figuur 5). Ten noorden van Den Gaert camp langs de op- en afrit van de A2 liep de voormalige Gaartsstraat. De weg loopt van Baakhoven, over de Geleenbeek naar het kruisput van wegen bij de Biesweg (rotonde N296 bij opgravingslocatie II, zie kaartbijlage 2). In het veld en bij het archeologisch onderzoek in het tracé zijn de restanten van deze middeleeuwse weg en de greppels daarlangs goed te herkennen. De weg is bij de aanleg van de A2 opgeheven. Op basis van een grote hoeveelheid maalstenen die langs deze weg is gedumpt (ter hoogte van opgravingslocatie IV) wordt geconcludeerd dat hier waarschijnlijk resten van een molen uit de Late Middeleeuwen in de buurt liggen. Opmerkelijk in dit opzicht is het toponiem Firmelen veld wat ‘viermolenveld’ betekent (bron: Wil Schulpen, http://www.deetere.nl/mb1783.htm). De opgegraven maalstenen zijn dus mogelijk afkomstig van een of meerdere van deze molens. Op de generael Caerte generael van Roosteren staan ten noorden van Gebroek twee hoge gebouwtjes of torens aangegeven die mogelijk als molens geïnterpreteerd moeten worden. Ook na de middeleeuwen is er ter hoogte van de Gaartsstraat tot in elk geval de 17e eeuw bewoning geweest. Voor deze zone geldt een hoge verwachting voor bewoning uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [1 9 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Gebroek komt als plaatsnaam in de archieven nauwelijks voor. Het veld dat later Gebroek wordt genoemd staat in enkele bronnen weergegeven als het Firmelen veld (zie hierboven en figuur 5). In het archief van de heerlijkheid Dieteren komt een Firmelen leen voor (mondelinge mededeling Wil Schulpen). Uit de archieven valt verder op te maken dat sinds het jaar 1420 een heerstraat door Firmelen loopt, wat waarschijnlijk de huidige weg door Gebroek is (Haas, 1971, inv. nr. 130). Het is niet onwaarschijnlijk dat het gehucht Gebroek, net als Baakhoven, een middeleeuwse oorsprong heeft. Voor het terrein ten noorden van de Gebroekweg geldt daarom een hoge verwachting voor het aantreffen van bewoningsporen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Verder zijn bij inspecties in het veld Romeinse aardewerkscherven gevonden. Deze vondsten staan echter niet geregistreerd. Uit de gegevens van alle onderzoeken blijkt dat een groot deel van het plangebied Holtum-noord III nog niet eerder is onderzocht (zie kaartbijlage 1). Het gaat hierbij om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha. In hele plangebied komen explosieven voor, als gevolg van gevechten tussen Amerikanen en Duitsers gedurende de Tweede Wereldoorlog. Bij het onderzoek in het tracé van de N296 zijn drie intacte mortier-fosforgranaten aangetroffen. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 0 ] Figuur 5. Generael Caerte generael van Roosteren uit het eerste kwart van de 18e eeuw. Bron: Rijksarchief Limburg. Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek 4 Conclusies en aanbevelingen 4.1 Conclusies In het plangebied Holtum-noord III liggen verschillende vindplaatsen uit de Prehistorie tot en met de Nieuwe tijd. Bij voorgaand archeologisch onderzoek zijn nederzettingssporen uit de IJzertijd, de Laat-Romeinse tijd, de Vroege, Volle en Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aangetroffen. Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is nog niet eerder onderzocht (zie kaartbijlage 1). Het gaat hier om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha. In de deelgebieden A en B liggen verschillende behoudenswaardige vindplaatsen waarvan de omvang nog niet is vastgesteld (opgravingslocaties I, II en IV). De vindplaatsen 1, 2, 3, 4, 8, 9 en 11 van het inventariserend archeologisch onderzoek van RAAP zijn nog niet gewaardeerd. De nederzettingsterreinen die in het tracé van de N296 zijn aangetroffen, worden conform de normen van de KNA gekwalificeerd als behoudenswaardig. Met name de Germaanse nederzetting en de Middeleeuwse nederzettingen zijn zeer zeldzaam voor de regio en zelfs daarbuiten en staan hoog op de Nationale Onderzoeksagenda Archeologie (NOaA) van het RACM. 4.2 Aanbevelingen Aangezien de geplande bestemmingsplanwijziging en de inrichting van het plangebied nog niet vastliggen, wordt aanbevolen de nu bekende behoudenswaardige vindplaatsen (opgravingslocaties I, II, III en IV) door planaanpassing te behouden. Dit kan alleen als de begrenzingen van de vindplaatsen bekend zijn, zoals in het geval van locatie III. Aangezien dit voor de opgravingslocaties I, II en IV nog niet bekend is, zullen de begrenzingen hier eerst bepaald moeten worden met behulp van proefsleuven aan weerszijden van de N296, in deelgebied B en de westelijke zone en noordelijke zone van deelgebied A. Indien een behoud ter plaatse niet mogelijk is, zal de informatie van de vindplaats middels een opgraving veilig gesteld moeten worden. In dat geval heeft het proefsleuvenonderzoek tevens als doel om voldoende informatie te verzamelen teneinde een definitieve opgraving goed te kunnen inschatten. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 1 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Op de nog niet onderzochte delen van het plangebied (de grijze zones op kaartbijlage 1) dient ook archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor de zones in de deelgebieden A en D wordt aanbevolen deze eerst te onderzoeken door middel van een karterend booronderzoek met een oppervlaktekartering. Voor de niet onderzochte zones in deelgebied B wordt geadviseerd deze direct te waarderen door middel van een proefsleuvenonderzoek. Deze percelen vallen namelijk binnen een zone die nodig is om de begrenzing van de nederzettingen (opgravingslocaties I en II) vast te stellen. De begrenzing van de vindplaatsen 2, 3, 4, 8 en 9 moet eveneens worden vastgesteld. Voor deze locaties wordt voorgesteld de resultaten van de kartering in het aangrenzende oostelijke gebied af te wachten, alvorens een proefsleuvenonderzoek wordt gestart. In het noorden van deelgebied A worden op basis van het onderzoek in het tracé van de N296 bewoningsporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. In dit deel ligt niet alleen een (laat-)middeleeuwse weg maar waarschijnlijk ook een mottekasteel (opgravingslocatie IV). De begrenzingen van deze nederzettingssporen kunnen het best worden vastgesteld door een proefsleuvenonderzoek. De omvang van dit proefsleuvenonderzoek kan eventueel worden beperkt door een prospectief geofysisch onderzoek. Met een geofysisch onderzoek kunnen mogelijk de grachten, greppels van het mottekasteel worden gelokaliseerd. Voor de waardering van vindplaats 1 kan in principe een waarderend proefsleuvenonderzoek worden gestart. Het is echter aan te bevelen hiermee te wachten tot deelgebied A volledig is gekarteerd. De kartering in het gebied levert mogelijk nieuwe gegevens op over de vindplaats. Vindplaats 11 in deelgebied D is nog niet gewaardeerd, maar ligt ten zuiden van een terrein dat nog niet is onderzocht. Ook voor deze vindplaats geldt het advies de kartering af te wachten. De zuidwestelijk hoek van deelgebied B zal vermoedelijk als eerste worden ontwikkeld, aangezien hier een overlap met plangebied Holtum-noord II bestaat (oppervlakte 5 in figuur 2). Deze driehoek valt binnen de zone die onderzocht moet worden voor het vaststellen van de begrenzing van de Germaanse nederzettingssporen van opgravingslocatie I. Aangezien de bouwplannen van dit deel van het plangebied al vastliggen, is het wenselijk zo snel mogelijk een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven uit te laten voeren. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag (gemeente Sittard-Geleen) een besluit kan nemen ten aanzien van het vervolgonderzoek. Voorafgaand aan een proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen te bestaan, waarin doel en aard van het onderzoek uiteen worden gezet. Met betrekking tot de omvang en planning van de uit te voeren onderzoeken is het op dit moment nog moeilijk een inschatting te maken voor het hele plangebied. De RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 2 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek omvang van het archeologisch onderzoek is voor een groot deel afhankelijk van de planontwikkelingen. In tabel 2 zijn de onderzoeksvoorstellen per deelgebied samengevat. Voor alle gebieden geldt voorts dat voorafgaand aan gravend onderzoek (proefsleuven of definitieve opgraving) de zekerheid moet bestaan dat het gebied vrij is van munitie en explosieven. Tabel 2. Overzicht Deelgebied A Onderzoeksadvies Doel Zuidoostelijk deel Explosieven onderzoek, karterend Verkenning Vindplaats 1 Explosieven onderzoek. Onderzoek Begrenzen van opgravingslocatie I en noordelijk deel afwachten daarna waarderen van vindplaats 1 onderzoeksvoorstellen. veldonderzoek proefsleuven In het westelijk gekarteerde Explosieven onderzoek, Waarderen vindplaatsen 2,3 en 4 en deel proefsleuvenonderzoek. begrenzing van vindplaatsen opgravingslocaties I en II. Voorts ook fysisch geografisch onderzoek. In het noordoostelijk deel Explosieven onderzoek, geofysisch Lokaliseren en begrenzen van onderzoek en proefsleuven Mottekasteel en nederzetting Vroege ME t/m Late ME (opgravingslocatie IV). Voorts ook fysisch geografisch onderzoek. Deelgebied B Onderzoeksadvies Doel Holtum-noord II, Geko fase Explosieven onderzoek Begrenzing en waardering 2 oppervlak 5 proefsleuvenonderzoek. nederzetting van opgravingslocatie I, verkenning en fysisch geografisch onderzoek. Rest van het deelgebied B Explosieven onderzoek, Waarderen vindplaats 8 en 9, proefsleuvenonderzoek. begrenzing van vindplaatsen opgravingslocatie I en II, fysisch geografisch onderzoek. Deelgebied C Onderzoeksadvies Doel IJzertijd nederzetting Geen of (bij ontwikkeling) proefsleuven Behoud in situ of ex situ. Rest van het deelgebied C Geen, eventueel proefsleuven langs rand Exacte begrenzing (en waardering) van van huidige begrenzing nederzetting begrensde vindplaats, indien vlak (voorafgegaan door explosieven- langs deze grens ontwikkeld wordt. en - op basis van resultaten- opgraven. onderzoek). Deelgebied D Onderzoeksadvies Doel Noordelijk deel Karterend veldonderzoek Eerste verkenning Vindplaats 11 Onderzoek noordelijk deel afwachten, Mogelijk nieuwe informatie over de proefsleuvenonderzoek (voorafgegaan omvang van de vindplaats, waardering door explosievenonderzoek). van de vindplaats. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 3 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Literatuur Arts, N., e.a. (red.), 2001. De Kastelen van Helmont: een machtscentrum aan de rand van de Peel. Matrijs, Utrecht. Berg, M.W. van den, 1996. Fluvial sequences of the Maas: a 10 Ma record of neotectonics and climate change at various time-scales. PhD Thesis, Landbouwuniversiteit Wageningen. DLO-Staring Centrum, 1993. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000 (herziene uitgave). Blad 59-60 W/O (68 West, 68 0ost Sittard). DLO-Staring Centrum, Wageningen. Geraeds, J.J.G., 2002. Bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord - fase 2: gemeente Sittard-Geleen en Susteren; een inventariserend archeologisch onderzoek. RAAP-notitie 246. Stichting RAAP, Amsterdam. Haas, J.A.K., 1971. Inventaris van de archieven van het Kapittel van Sint Salvator te Susteren. www.rijksarchieflimburg.nl. Heemskerk, W., 1996. Een eiland in de Maas: een terugblik op waterhuishouding en Maasovergangen, Echter Landj. Heemkundige bijdragen over Echt en omgeving 5, p. 76-88. Hoegen, R.D., 2004a. Evaluatieverslag archeologisch onderzoek in het trace’ van de N296 Holtum-Noord (gemeente Sittard) (1e concept evaluatieverslag). ArcheoMedia bv., Capelle a/d IJssel. Hoegen, R.D., 2004b. Een ritssluiting door de Bottleneck. Stichting Streekarcheologie, Peel, Maas & Kempen 14, p. 3-5. Hoegen, R.D., 2004c. Germanen in de Bottelnek bij Holtum. Lezing op de 34e Reuvensdagen 2004. Hoegen, R.D., 2005a Verkennend archeologisch onderzoek Holtum-Roosteren (definitieve versie, niet gepubliceerd). ArcheoMedia b.v., Capelle a/d IJssel. Hoegen, R.D., 2005b. Germanen in de Bottelnek bij Holtum (Limburg). Archeologie in Limburg nr.99, p. 8-15. Heunks, E., 2000. Project Zandmaas, deelgebied Lateraalkanaal-West; een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI): verkennende fase. RAAPrapport 526. Stichting RAAP, Amsterdam. Krist, J.S., 2002. Plangebied Holtum Noord II, gemeente Born (Limburg): een bouwbegeleiding en aanvullend archeologisch onderzoek op de vindplaatsen I, II & III. ARC-Rapporten. ARC, Groningen. Krist, J.S. & B. Silkens, 2005. Twee opgravingen met beperkingen en aanvullend archeologisch onderzoek te Holtum Noord II, gemeente Sittard-Geleen (L.). ARC-Publicatie 133. ARC, Groningen. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 4 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek Rijksarchief Limburg. Generael Caerte generael. 910515-03-01. Inv. nr. 38 F–1e kaart. Nassause Domeinen. Paulissen, E., 1973. De morfologie en de kwartairstratigrafie van de Maasvallei in Belgisch Limburg. Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België XXXV-127. Pesgens, Louis., 1989. Bijdrage tot de stamboom van de familie Beechoven of Bachoven. HMK 1989-4, p. 19-33. Polman, S.P., 2001a. Bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord, gemeente Born en Susteren: een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI1). RAAP-rapport 645. Stichting RAAP, Amsterdam. Polman, S.P., 2001b. Plangebied Holtum Noord II, gemeente Born; een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI-1). RAAP-rapport 692. Stichting RAAP, Amsterdam. Staring Centrum/RGD, 1989. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000. Blad 59-60-61-62 Genk-Sittard-Maastricht-Heerlen. Staring Centrum/ RGD, Wageningen/Haarlem. Stiboka, 1964. De bodemgesteldheid van het ruilverkavelingsgebied Land van Swentibold (P24). Stiboka-rapport 596. Stichting voor Bodemkartering, Wageningen. Steur, G., e.a., 1985. Bodemkaart van Nederland 1:250.000: beknopte beschrijving van de kaarteenheden. Stiboka, Wageningen. Tranchot & Von Müffling, 1970. Kartenaufnahme der Rheinland durch Tranchot und v. Müffling 1803-1820. 53 Neeroeteren-54 Maaseik, schaal 1:25.000. Landesvermessungsamt Nordrhein-Westfalen. Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland, schaal 1:50.000, 4: Zuid-Nederland 1838-1857, Wolters-Noordhoff, Groningen. Gebruikte afkortingen ARCHIS IKAW -Mv RACM ROB ARCHeologisch Informatie Systeem Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden beneden maaiveld Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (thans RACM) Verklarende woordenlijst debiet fluviatiel Holoceen löss Het aantal m³ water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert. Door rivieren gevormd, afgezet. jongste geologische tijdvak (vanaf de laatste ijstijd), ca. 8800 voor Chr. tot heden). Zeer fijnkorrelig materiaal afgezet door de wind, waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 5 ] Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek lutum minerale delen in de klei (deeltjes kleiner dan 2 µm). meanderen (van rivieren of beken) zich bochtig door het landschap slingeren. meandergordel Dat gedeelte van een stroomgordel waarbinnen de bedding van de rivier zich heeft verplaatst. morfologie Het geheel van vormen in een landschap. Pleistoceen geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende ijstijden). Na de laatste ijstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.). Prehistorie Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. sediment Afzetting gevormd door het bijeenbrengen van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van organismen. silt Gronddeeltjes ter grootte van 2 tot 50 µm. Terras De oude lopen van de rivier noemen we terrassen. Ze bestaan uit zand en grind. Deze afzettingen zijn gevormd tijdens ijstijden. In warmere periodes heeft de rivier zich ingesneden in de oude afzettingen (het terras), en is op een lager niveau komen te liggen. Daar waar de rivier zich heeft ingesneden, ontstond een terrasrand. Deze is in het landschap vaak nog te herkennen als een helling van soms een paar meter. Weichselien Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden. Overzicht van figuren, tabellen en kaartbijlagen Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Tabel 1. Tabel 2. De ligging van het plangebied (gearceerd); inzet: ligging in Nederland (ster). Plangebied Holtum-noord III met verschillende deelgebieden en laatste fase van Holtum-noord II. Reconstructie mottekasteel van museum in Bayeux. Kaart van de ruïne van de familie von Backhoven. Generael Caerte generael van Roosteren uit het eerste kwart van de 18e eeuw. Bron: Rijksarchief Limburg. Archeologische tijdschaal. Overzicht onderzoeksvoorstellen. Kaartbijlage 1. Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen. Archeologisch onderzoek: opgravingen, proefsleuven, oppervlakte kartering en vindplaatsen. Kaartbijlage 2. Plangebied Holtum-noord III. Tranchot & Von Müffling kaart 18031820 met archeologische verwachting en opgravingslocaties. RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007 [2 6 ] 185500 185000 te r B or c h s tr pa d te e l Ma as e ik e rw eg Oud-R oos teren ug s tr aa t k nb ee od e Be ek ra a e dg B ie V lo sw eg Ge le e A utow e g A2 jk di E9 er nt R 343000 La 343000 Br G eleenbee k L a nt e rdij k 343500 343500 Ou de S luis K as 186000 11 342500 342500 A utowe g A2 E 9 J ul ia n a -k an aa l f 10 olen B ij de M Bi jd e M ol e n aan e rs b R uit 0 50 100 150 200 m 4 9 250 1:5.000 Plangebied Holtum Noord III Gemeente Sittard-Geleen Baakhoven 3 B a onderzoek: Opgravingen, proefsleuven, Archeologisch ak ho oppervlaktekartering en vindplaatsen ve rw e g RAAP-rapport 1551, kaartbijlage 1, schaal 1:5.000 8 legenda A utowe 2 vindplaatsen losse vondsten 342000 342000 13 vondstspreiding 9 g A2 - E met aardewerk en/of vuursteen uit de Prehistorie met aardewerk uit de Romeinse tijd met aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen met aardewerk uit de Late Middeleeuwen 7 met aardewerk uit verschillende perioden 1 9 RAAP-vindplaatsnummer ekweg oppervlaktekartering RAAP G ebro slechte vondstzichtbaarheid / niet onderzocht Gebroek afgegraven grens onderzoeksgebied Opgravingen en proefsleuven ArcheoMedia 2003 Locatie begeleiding ARC 2004 oppervlaktekartering ArcheoMedia & archeologische verenigingen van Sittard-Geleen, Echt en Susteren 2004 Globale begrenzing IJzertijd nederzetting ArcheoMedia 2004 2007 185000 185500 186000 SGHO-RH 184650 185050 185550 185950 Plangebied Holtum Noord III Tranchot & Von Müffling kaart 1803-1820 met archeologische verwachting en opgravingslocaties RAAP-rapport 1551, Kaartbijlage 2, schaal 1:5.000 legenda 343100 343100 grens onderzoeksgebied IJzertijd Globale begrenzing IJzertijd nederzetting Laat-Romeinse tijd - begin 5de eeuw De Middeleeuwen Late Middeleeuwen (Late) Middeleeuwse greppel/gracht Maas/beek-geul Mogelijke ligging Mottekasteel Gaerstberg Hoge verwachting (laat) middeleeuwse-Nieuwe tijd bewoning of cultuurhistorische elementen 2007 342700 342700 342300 342300 Opgravingslocatie III Opgravingslocatie II Gaartsstraat Opgravingslocatie IV eg lw o Ko Den Gaerts camp Opgravingslocatie I 341900 341900 Gebroek 0 50 100 150 m 184650 185050 185550 200 250 1:5.000 185950