RAAP-RAPPORT 1551
Plangebied Holtum-noord III
Gemeente Sittard-Geleen
Archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Colofon
Opdrachtgever: Dwars, Heederik en Verhey b.v.
Titel: Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen; archeologisch vooronderzoek:
bureauonderzoek
Status: eindversie
Datum: december 2007
Auteur: drs. R.D. Hoegen
Met een bijdrage van: D. Keijers
Projectcode: SGHO
Bestandsnaam: RA1551-SGHO.qxd
Projectleider: drs. R.D. Hoegen
ARCHIS-vondstmeldingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-waarnemingsnummers: niet van toepassing
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer/CIS-code: niet van toepassing
Autorisatie: drs. G. Tichelman
ISSN: 0925-6229
RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V.
telefoon: 0294-491 500
Leeuwenveldseweg 5b
telefax: 0294-491 519
1382 LV Weesp
E-mail: raap@raap.nl
Postbus 5069
1380 GB Weesp
© RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., 2007
RAAP Archeologisch adviesbureau B.V. aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het
gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen.
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Samenvatting
In opdracht van Dwars, Heederik en Verhey b.v. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-noord III in de gemeente Sittard-Geleen.
Uit eerder onderzoek in het tracé van de N296, die door het plangebied Holtumnoord III loopt, blijkt dat er een rijk bodemarchief aanwezig is. In het plangebied
liggen nederzettingsterreinen (opgravingslocaties I, II, III en IV) die hoog op de
nationale onderzoeksagenda staan van de RACM.
Aangezien de geplande wijziging van het bestemmingsplan en de definitieve plannen
voor de inrichting van het plangebied nog niet vastliggen, wordt aanbevolen de reeds
bekende waardevolle vindplaatsen (opgravingslocaties I, II, III en IV) zoveel mogelijk
te ontzien. Indien dit niet mogelijk is, is nader onderzoek door middel van waarderend proefsleuvenonderzoek en zo nodig een definitieve opgraving noodzakelijk.
Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is nog niet eerder onderzocht
(zie kaartbijlage 1). Het gaat daarbij om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha. Voor de niet-onderzochte
terreinen in deelgebieden A en D wordt voorgesteld eerst een prospectief, karterend
onderzoek uit te voeren. Voor de niet- of onvoldoende onderzochte terreinen in deelgebied B en enkele bekende vindplaatsen (vindplaatsen 7,8, 9) wordt aanbevolen
deze middels een waarderend proefsleuvenonderzoek te waarderen. Dit kan tegelijk
plaatsvinden met het onderzoek naar de omvang van de reeds bekende, waardevolle
vindplaatsen (opgravingslocaties I en II) die zijn vastgesteld bij de aanleg van de
N296.
Voor enkele van de reeds bekende vindplaatsen (vindplaatsen 1, 2, 3, 4 en 11) wordt
geadviseerd eerst de kartering van de aangrenzende nog niet onderzochte terreinen
af te wachten, alvorens ook hier een toegespitst proefsleuvenonderzoek wordt
gestart.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[3 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Inhoud
3
Samenvatting
6
1 Inleiding
1.1 Kader en doelstelling
1.2 Plangebied
1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen
9
2 Methoden
10
3 Resultaten
3.1 Geologie en geomorfologie (D. Keijers)
3.2 Bodem
3.3 ARCHIS en IKAW
3.4 Voorgaand archeologisch onderzoek
3.5 Aanvullend bureauonderzoek
21
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
4.2 Aanbevelingen
24
25
25
26
Literatuur
Gebruikte afkortingen
Verklarende woordenlijst
Overzicht van figuren, tabellen en kaartbijlagen
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[4 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
185
186
Figuur 1. De ligging van
het plangebied
(gearceerd); inzet:
ligging in Nederland
(ster).
8
8
Topografische Dienst Kadaster, Emmen 2006
343
343
342
342
185
Periode
Nieuwe tijd
Late Middeleeuwen
Vroege Middeleeuwen
Romeinse tijd
IJzertijd
Bronstijd
Neolithicum (nieuwe steentijd)
Mesolithicum (midden steentijd)
Paleolithicum (oude steentijd)
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
186
Datering
1500
1050
450
12 voor
800
2000
5300
8800
300.000
SGHO_fig1\lbs
Tabel 1. Archeologische
-
heden
1500
1050
450
12
800
2000
4900
8800
tijdschaal.
na Chr.
na Chr.
na Chr.
voor Chr.
voor Chr.
voor Chr.
voor Chr.
voor Chr.
[5 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
1 Inleiding
1.1 Kader en doelstelling
In opdracht van Dwars, Heederik en Verhey b.v. heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in mei 2007 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de plannen
voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Holtum-noord III in de gemeente
Sittard-Geleen (figuur 1). Het bureauonderzoek diende te worden uitgevoerd omdat
realisatie van de plannen kan leiden tot aantasting of vernietiging van waardevolle
aanwezige archeologische resten. Doel van het bureauonderzoek was het verwerven
van informatie over bekende en te verwachte archeologische waarden in het plangebied teneinde een gespecificeerde inschatting te kunnen maken. Op basis van
deze informatie en de ontwikkelingsplannen kan worden besloten waar en welk
eventueel vervolgonderzoek moet plaatsvinden. Voor het bureauonderzoek zijn
vooraf specifieke onderzoeksvragen geformuleerd die beantwoord moeten worden.
1. Welke archeologische onderzoeken hebben tot op heden in het plangebied
plaatsgevonden en welke gegevens met betrekking tot archeologische waarden
zijn reeds bekend?
2. Geef op basis van punt 1 én de opgravingen in het tracé van de N296 (Holtumnoordweg) en het tracé Gebroek een verwachting van de aan te treffen archeologische waarden in het plangebied
3. Is in het plangebied vervolgonderzoek noodzakelijk en welke methoden zouden
hierbij kunnen worden ingezet? Zo ja, wat is de omvang en het tijdsbestek van
deze onderzoeken?
4. Wat zijn de specifieke aandachtspunten voor vervolgonderzoek met betrekking
tot de archeologische waarden in het plangebied?
1.2 Plangebied
Het plangebied Holtum-noord III (ca. 31,64 ha) ligt ten noorden van Holtum tussen
de A2 en het Julianakanaal in het stroomgebied van de Maas en de Geleenbeek. Het
plangebied bestaat uit vier grote kavels aan weerszijden van de ontsluitingsweg N296
(deelgebieden A, B, C en D, figuur 2). Het gebied staat afgebeeld op kaartblad 68W
van de topografische kaart van Nederland (schaal 1:50.000); de centrumcoördinaat
is 185460/342560. Ten tijde van het onderzoek was het plangebied in gebruik als
akkerland, grasland en bos.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[6 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
184650
185050
185550
185950
Plangebied Holtum Noord III
Gemeente Sittard-Geleen
RAAP-rapport 1551, figuur 2, schaal 1:2.500
legenda
Quickscan
Uitgeefbaar & Bebouwbaar Terrein
343100
343100
grens onderzoeksgebied
Bedrijventerrein Holtum II (Geko fase 2)
Gefaseerde ontwikkeling
Deelgebied
D
342700
342700
2007
Deelgebied
C
342300
342300
Deelgebied
B
Deelgebied
A
3
Fase
1
341900
341900
Fase
2
2
0
50
100
150
m
184650
185050
185550
200
250
1:2.500
185950
Figuur 2. Plangebied Holtum-noord III met verschillende deelgebieden en laatste fase van Holtum-noord II.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[7 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
1.3 Onderzoeksopzet en richtlijnen
Aangezien er in het gebied al veel veldonderzoek heeft plaatsgevonden is besloten
deze onderzoeken eerst te ontsluiten door middel van een aanvullend bureauonderzoek. Het onderzoek bestond uit een inventarisatie van het reeds uitgevoerde
(bureau- en veld)onderzoek. Daarnaast is gebruik gemaakt van persoonlijke kennis
en ervaring die is opgedaan bij het archeologisch onderzoek in het tracé van de
N296. Op basis van de verzamelde gegevens wordt per deelgebied geadviseerd welk
archeologisch onderzoek nodig is voorafgaand aan toekomstige ontwikkelingen.
Het bureauonderzoek is uitgevoerd volgens de normen die gelden in de archeologische beroepsgroep c.q. de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.1
(KNA). RAAP Archeologisch Adviesbureau en de door RAAP toegepaste procedures
zijn goedgekeurd door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK), de
instelling die het beheer heeft over de KNA en die valt onder de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB; http://www.sikb.nl).
Zie tabel 1 voor de dateringen van de in dit rapport genoemde archeologische
perioden. Enkele vaktermen worden achter in deze notitie beschreven (zie
verklarende woordenlijst).
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[8 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
2 Methoden
In het kader van het bureauonderzoek zijn de diverse bronnen geraadpleegd (zie
ook literatuurlijst). Om inzicht te krijgen in de gesteldheid van het plangebied zijn
bodem-, geo(morfo)logische, historische en topografische kaarten bestudeerd,
alsmede hoogtelijnenkaarten en het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Om
inzicht te krijgen in het voorkomen van archeologische vindplaatsen in of nabij het
plangebied zijn relevante gegevens uit ARCHIS, het Archeologisch Informatie Systeem van de RACM, geïnventariseerd. Via ARCHIS konden ook de Indicatieve Kaart
van Archeologische Waarden (IKAW), de Archeologische Monumentenkaart (AMK)
worden bestudeerd. Tevens is de cultuurhistorische waardenkaart (CHW) geraadpleegd. Ook luchtfoto’s, prenten en oude kaarten werden als bron gebruikt.
Wat betreft de geraadpleegde literatuur is vooral gebruik gemaakt van de rapporten
van eerder uitgevoerd onderzoek door RAAP in 2001 en 2002, Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) in 2001, 2002 en 2004 en ArcheoMedia in 2003 en
2004. Deze onderzoeken vonden plaats in het kader van de aanleg van het bedrijventerrein Holtum-noord II en III en de ontsluitingsweg N296 (Polman, 2001a; Polman
2001b; Geraeds, 2002; Krist 2002; Krist & Silkens, 2005; Hoegen, 2004a; Hoegen,
2004b, Hoegen, 2004c; Hoegen, 2005a).
In aanvulling hierop zijn gegevens ontleend aan niet gepubliceerde informatie uit
het persoonlijke archief van de auteur. Persoonlijke kennis en ervaring die is opgedaan bij het onderzoek in het tracé van de N296 (Holtum-noordweg) is eveneens
geïntegreerd.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[9 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
3 Resultaten
3.1 Geologie en geomorfologie (D. Keijers)
Het plangebied ligt in de Centrale Slenk (een dalingsgebied). In dit dalingsgebied
hebben voorlopers van de Maas (en ooit zelfs de Rijn) altijd een grote dynamiek
gehad. In de Centrale Slenk waaierde de Maas breed uit en werden grote hoeveelheden sedimenten afgezet. De oudste afzettingen zijn diep weggezakt en bedekt
met jongere sedimenten.
Het huidige landschap van het plangebied en de directe omgeving is voornamelijk
gevormd vanaf het Weichselien. Als gevolg van grote klimaatswisselingen heeft de
Maas herhaaldelijk haar morfologie aangepast. Tijdens de koude perioden had de
Maas een onregelmatig debiet en transporteerde de rivier een grote hoeveelheid
materiaal (voornamelijk zand en grind). Deze puinaanvoer vormde banken in het
rivierbed, waardoor de bedding verstopte en de rivier gedwongen werd een nieuwe
geul te vormen. Uiteindelijk leidde dit tot een zeer breed netwerk van zich snel verleggende, betrekkelijk ondiepe geulen, tezamen een vlechtend rivierpatroon. Tijdens
de warmere perioden had de Maas over het algemeen één meanderende loop die zich
insneed in de eerder gevormde afzettingen. De restanten van de oude dalbodem met
het vlechtende patroon lagen als een terras boven de dalbodem van de meanderende
rivier. Als gevolg van de afwisseling van koude en warme perioden volgden de processen van opvulling en insnijding elkaar op en ontstonden er verscheidene terrassen (terrassenlandschap). Doordat de bodemdaling in de Roerdalslenk langzamer
verliep dan de terrasopbouw en insnijding, liggen nog verscheidene terrasniveaus
aan het oppervlak; deze zijn niet afgedekt door jongere (terras)afzettingen (Heunks,
2000). Het oudste terrasniveau ligt het hoogst en bevindt zich op relatief grote afstand van de huidige Maas. Jongere terrasniveaus liggen lager en dichter bij de Maas.
Volgens de Maasterrassenkaart liggen ten oosten van het plangebied het terras van
Eisden-Lanklaar en het terras van Geistingen (DLO-Staring Centrum, 1993). Het
plangebied behoort echter tot het laagste deel van het Maasterrassenlandschap,
namelijk de holocene riviervlakte (Staring centrum/RGD, 1989). De holocene
riviervlakte heeft haar vorm en opbouw te danken aan de ontwikkeling vanaf het
Vroeg Holoceen. Onder invloed van een verbetering van het klimaat trad een sterke
afname op in de sedimentlast van de rivier. De Maas veranderde van een (accumulerend en) vlechtend riviersysteem in een insnijdend (en eroderend) systeem met één
meanderende hoofdgeul. Halverwege het Holoceen veranderde het riviersysteem opnieuw (Van den Berg, 1996). De rivier sneed zich niet langer in haar eigen stroomdal in, maar zette in het Maasdal zand, silt en klei af (Formatie van Beegden).
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 0 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
In de holocene Maasvlakte ten westen van het plangebied is een duidelijke steilrand
in het landschap herkenbaar. Mogelijk is deze steilrand veroorzaakt door de aanwezigheid van een terras uit het Laat Pleistoceen of het Vroeg Holoceen. De Maas heeft
gedurende het Holoceen haar loop herhaaldelijk verlegd in de Maasvlakte. Deze afgesneden bedding wordt restgeul genoemd. Ondanks dat de restgeulen grotendeels
zijn opgevuld, zijn ze nog goed herkenbaar in het landschap.
Alhoewel veelal wordt aangenomen dat de holocene riviervlakte van de Maas is opgebouwd uit een aantal meandergordels, blijken vele oude Maasbeddingen niet altijd
als een meander te typeren. Blijkbaar heeft de Maas zich ook in grote delen van het
Holoceen nog als een min of meer ‘vlechtend’ systeem gedragen(Paulissen, 1973).
In het plangebied bevindt zich een aantal oude Maasgeulen. De Geleenbeek stroomt
langs de oostzijde van het onderzoeksgebied in een oude Maasbedding. Ondanks dat
dit deel van de Geleenbeek gekanaliseerd is, blijkt op oudere kaarten dat de ligging
niet veel verschilt van de oude natuurlijke beekloop (Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990, p. 113). Ook de Geleenbeek heeft nog materiaal in het onderzoeksgebied gesedimenteerd. Doordat dit sediment veelal dezelfde oorsprong heeft als
het materiaal dat door de Maas gesedimenteerd is, is het onderscheid vaak
onduidelijk.
3.2 Bodem
De bodems die in het gebied voorkomen, worden volgens de Bodemkaart van Nederland gerekend tot de ooivaaggronden en poldervaaggronden (Steur e.a., 1985). Dit
zijn jonge bodems, gevormd in redelijk jonge afzettingen uit het Holoceen, met
weinig tot geen bodemvorming. De bodem in het plangebied is volledig ontkalkt en
wordt op de bodemkaart aangegeven als ooivaaggronden in oude rivierklei met grind
niet dieper dan 40 cm. In het bodemprofiel zijn twee afzettingen te onderscheiden,
een lutumarme laag van 40-60 cm dikte op een lutumrijke ondergrond. De overgang
van de lagen is scherp. De bovenste laag wordt beschouwd als een jonge rivierkleiafzetting.
Hoewel de bodemkaart 1:50.000 (DLO-Staring Centrum, 1993) melding maakt van
bodems die ontstaan zijn in rivierkleien (afbeelding 2), is ter plaatse goed te zien dat
het bovenste deel van de bodems grotendeels uit löss bestaat. Het gaat hierbij om
fluviatiele löss, afgezet door de Maas en mogelijk ook de Geleenbaak. Het materiaal
is waarschijnlijk over slechts korte afstand verplaatst, gezien de goede sortering
van het materiaal. Wel zijn de gronden volledig ontkalkt.
Momenteel ligt de Maas op bijna 2 km afstand van het onderzoeksgebied. Door de
hoge waterstanden van de Maas en de lokale beken is het gebied meerdere malen
overstroomd, waarbij een mengsel van klei en zavel is afgezet. De hoogste waterstand van de vorige eeuw was in 1926 waarbij 20,27 m NAP gemeten is. In 1643,
1740 en 1799 zijn er zelfs waterstanden van rond de 20,6 m NAP bekend. Na de
aanleg van het Julianakanaal in 1926 vonden in dit gebied geen overstromingen
meer plaats.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 1 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
3.3 ARCHIS en IKAW
In ARCHIS staan in het plangebied en de omgeving verschillende archeologische
vindplaatsen geregistreerd die dateren van het Neolithicum tot en met de Nieuwe
tijd. De vindplaatsen in het plangebied zelf zijn bij een booronderzoek en een
oppervlaktekartering van RAAP in 2001 en 2002 geregistreerd (Polman 2001a;
Geraeds 2002).
Volgens de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW) geldt voor het
plangebied Holtum-noord III een lage, middelhoge en hoge trefkans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze waarden zijn onder andere gebaseerd op
de aanwezige afzettingen en de daarbij gevormde bodems (DLO-Staring Centrum,
1993). De gebieden met een hoge waarde komen overeen met dagzomende oude
rivierkleigronden (ooivaaggronden) waar grof zand of grind aanwezig is tussen 40
en 120 cm -Mv. Een middelhoge waarde hebben gebieden met dagzomende oude
rivierkleigronden (ooivaaggronden); gebieden met een lage archeologische waarde
komen overeen met gebieden waar volgens de bodemkaart jonge rivierklei voorkomt
(kalkloze ooivaaggronden). In de praktijk is echter gebleken dat deze waarderingen
niet overeenkomen met de resultaten van het tot nu toe uitgevoerde onderzoek. Bij
de opgravingen in het tracé van de N296 is voorts duidelijk geworden dat de aanwezige afzettingen en de daarin gevormde bodems niet te onderscheiden waren.
Verder zijn in de zones met een lage verwachting juist de meest interessante vindplaatsen aangetroffen.
3.4 Voorgaand archeologisch onderzoek
3.4.1 Archeologische inventarisatie bestemmingsplan N296
In 2000 vond een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI-1) plaats ter
weerszijden van de A2 tussen Braakhoven en Oud-Roosteren (Polman, 2001a; RAAPprojectcode SUMA). Deze eerste fase van het onderzoek vond plaats in het kader
van het bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord. Het huidige plangebied
Holtum-noord III maakt deel uit van het in 2000 onderzochte gebied. Het doel van
de AAI-1 was het in kaart brengen van nog onbekende archeologische vindplaatsen
in het plangebied door middel van een bureauonderzoek en een veldonderzoek. Het
veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek, een archeo-geologisch
booronderzoek en een oppervlaktekartering. Dit onderzoek heeft dertien nieuwe
archeologische vindplaatsen opgeleverd, waarvan tien in/bij het huidige plangebied Holtum-noord III liggen. Deze vindplaatsen zijn aangegeven in kaartbijlage 1.
In 2002 vond een tweede inventariserend archeologisch onderzoek plaats op terreindelen die in de eerste fase niet goed konden worden onderzocht (Geraeds, 2002;
RAAP-projectcode SUMA2). Dit onderzoek heeft geen nieuwe vindplaatsen opgeleverd. Wel is geconcludeerd dat de archeologische vindplaatsen zich vermoedelijk
ook uitstrekken buiten de onderzochte percelen.
Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is bij het vooronderzoek niet
onderzocht. Deze zones zijn op de kaartbijlage 1 grijs gemarkeerd. Deze grijze
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 2 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
zones waren tijdens het onderzoek niet toegankelijk of de vondstzichtbaarheid op
de terreinen was ter plaatse niet goed.
Hieronder worden de vindplaatsen die binnen het plangebied Holtum-noord III
liggen kort beschreven (voor ligging, zie kaartbijlage 1). Voor meer informatie
wordt verwezen naar beide rapporten.
-
Vindplaats 1 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131168)
Bij het booronderzoek werd een verhoogd terreingedeelte aangetroffen. Deze
verhoging bestond uit oude rivierklei. Ten noorden van de verhoging werd een
geul aangetroffen die opgevuld was met stugge oude rivierklei. Op de flank van
deze verhoging werd aardewerk aangetroffen uit de Prehistorie, de Romeinse
tijd en de Late Middeleeuwen. Het Romeinse aardewerk is voornamelijk aan de
westzijde van de rug aangetroffen. Hier zijn tevens dakpanfragmenten uit
(mogelijk) de Romeinse tijd en recent bouwpuin gevonden. Op deze locatie
heeft verder nog een huis gestaan in het begin van de 19e eeuw (WoltersNoordhoff Atlasprodukties, 1990).
-
Vindplaats 2 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131169)
Vindplaats 2 ligt aan de overzijde van de hierboven beschreven geul, tegenover
vindplaats 1. Hier bevindt zich een smalle rug waarop drie scherven zijn gevonden uit de Late Middeleeuwen. In de boring in de nabijheid van de oppervlaktevondsten was te zien dat hier de oude rivierklei dagzoomt, in tegenstelling tot
de gegevens van de bodemkaart (Stiboka, 1964). In de boring werden tussen
35 cm -Mv en 70 cm -Mv houtskool, leisteen en verbrande leem-/puinresten
aangetroffen. Op basis hiervan wordt verwacht dat in de directe omgeving van
deze boring nederzettingssporen kunnen voorkomen.
-
Vindplaats 3 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131170)
Ter plaatse zijn aan de oppervlakte een scherf uit de Karolingische tijd, een
vuursteenafslag en een laat-middeleeuwse scherf gevonden. De aanwezigheid
van bewoningssporen uit de Karolingische tijd (Vroege Middeleeuwen C/D) kan
niet worden uitgesloten.
-
Vindplaats 4 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131171)
In een vrij vlak terreindeel, werd een concentratie scherven aangetroffen uit
de Late Middeleeuwen. Eén scherf dateert uit de Vroege Middeleeuwen C/D
(Karolingische tijd). Ten westen van deze vondstconcentratie zijn een scherf
uit de Late Middeleeuwen en een scherf uit de Romeinse tijd gevonden. De
archeologische resten zijn geclusterd aangetroffen, hetgeen doet vermoeden
dat sprake is van bewoningssporen uit in ieder geval de Late Middeleeuwen.
-
Vindplaats 7 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131174)
Hoewel vindplaats 7 zich buiten het plangebied van Holtum III ligt is de vindplaats toch meegenomen bij het bureauonderzoek. De vindplaats kan namelijk
van belang zijn voor het onderzoek dat nog moet plaatsvinden in het zuidelijk
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 3 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
deel van deelgebied B (figuur 2). Op vindplaats 7 zijn scherven gevonden uit de
Romeinse tijd, uit de Vroege Middeleeuwen C/D en uit de Late Middeleeuwen.
De ‘enkele’ Romeinse scherven die op korte afstand van elkaar zijn gevonden
(50 m), wijzen op de mogelijke aanwezigheid van bewoningssporen in de
ondergrond.
-
Vindplaats 8 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131175)
Vindplaats 8 ligt ruim 100 m ten noordwesten van vindplaats 7 in een vrij vlak
terreindeel. Het betreft een dunne spreiding aardewerk (zes scherven) uit de
Romeinse tijd. Een van de scherven is afkomstig van een voorraadpot (dolium)
en een andere betreft een inheems-Romeinse of mogelijk prehistorische scherf.
De vindplaats heeft een omvang van ongeveer 15 x 40 m.
-
Vindplaats 9 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131176)
Vindplaats 9 bevatte een verzameling archeologisch materiaal dat in een boring
is aangetroffen. Prehistorische aardewerk en een vuursteenafslag kunnen wijzen
op nederzettingsactiviteiten ter plaatse.
-
Vindplaats 10 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131177)
Tijdens het booronderzoek zijn hier prehistorische aardewerk en de vuursteenafslagen verzameld. Deze vondsten wijzen op nederzettingsactiviteiten ter
plaatse. De prehistorische resten bevinden zich aan de zuidzijde van een geul
die opgevuld is met jonge rivierklei (diepste punt: 180 cm -Mv).
-
Vindplaats 11 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131178)
Op vindplaats 11 zijn twee scherven uit de Late Middeleeuwen gevonden. Uit de
boring op het perceel blijkt dat de scherven op een afzetting van jonge rivierkleigronden liggen (minimaal 120 cm dik). Dit betekent dat jonge rivierkleigronden
in dit gebied waarschijnlijk zijn afgezet voor het begin van de Late Middeleeuwen (1050 na Chr.). De scherven worden beschouwd als losse vondsten.
-
Vindplaats 13 (ARCHIS-waarnemingsnummer 131180)
Op vindplaats 13 zijn twee scherven uit de Karolingische tijd, een vroeg-middeleeuwse scherf en vier laat-middeleeuwse scherven gevonden. De scherven zijn
over het (zuid)oostelijke deel van de akker verspreid aangetroffen. Mogelijk
bestaat er een relatie tussen de vindplaatsen 13 en 3.
3.4.2 Archeologische inventarisatie Holtum-noord II
In maart 2001 is een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd in het nabijgelegen plangebied Holtum-noord II (Polman, 2001b; RAAP-projectcode HONO).
Het veldonderzoek bestond uit een karterend booronderzoek en een oppervlaktekartering. Het noordelijk deel van plangebied Holtum-noord II ligt aan de zuidgrens
van het plangebied Holtum-noord III en overlapt zelfs gedeeltelijk Holtum-noord III
(zie figuur 2). Bij dit onderzoek zijn vier nieuwe vindplaatsen ontdekt die gedateerd
werden in de periode Prehistorie-Late Middeleeuwen. Deze vindplaatsen vallen
buiten het huidige plangebied. Vindplaats (SUMA-)1 (zie vorige paragraaf) kwam
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 4 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
bij dit onderzoek opnieuw aan de orde en was hier de meest noordelijke vindplaats.
Deze vindplaats ligt gedeeltelijk binnen het plangebied Holtum-noord III (zie
kaartbijlage 1). De vindplaatsen zijn onderworpen aan een waarderend onderzoek
door middel van proefsleuven en begeleidingen (zie kaartbijlage 1). Dit onderzoek
is uitgevoerd door het ARC (Krist 2002; Krist & Silkens, 2005).
3.4.3 Archeologische begeleiding Holtum-noord II
Bij de aanleg van de aansluiting van het wegtracé van Gebroek met de N296 heeft het
ARC aan de zuidzijde van vindplaats 1 een archeologische begeleiding uitgevoerd (zie
kaartbijlage 1). Bij dit onderzoek werd een aantal grote kuilen aangetroffen. Het
centrale deel van het terrein was verstoord. De archeologische sporen konden op
basis van het aardewerk gedateerd worden in de Late en Vroege Middeleeuwen. De
hoeveelheid vondsten was beperkt doordat er bij de begeleiding slechts enkele
sporen gedocumenteerd konden worden (Krist, 2002). Vermoedelijk zijn de middeleeuwse sporen in verband te brengen met het van oorsprong middeleeuwse gehucht
Gebroek dat ten zuidwesten van de vindplaats ligt.
3.4.4 Proefsleuvenonderzoek in het tracé van de N296
Inmiddels is de provinciale ontsluitingsweg N296 gerealiseerd. In het voortraject is
het tracé van de weg archeologisch onderzocht door middel van proefsleuven en
opgravingen. De vindplaatsen die bij het booronderzoek waren aangetroffen, gaven
voldoende aanleiding om in 2003 een waarderend onderzoek op te starten. Het
waarderend proefsleuvenonderzoek werd gefaseerd uitgevoerd aangezien niet alle
percelen beschikbaar waren.
Al in de beginfase werden archeologische resten aangetroffen uit de Romeinse en
Laat Romeinse tijd ter hoogte van vindplaats 13. De sporen worden toegeschreven
aan Germaanse immigranten uit de Volksverhuizingstijd en gaven aanleiding om
van een proefsleuvenonderzoek over te gaan tot een definitieve opgraving. Langs
een voormalige maasgeul en beekloop werden stookplaatsen, werkplaatsen en
paalsporen uit de 4e-begin 5e eeuw aangetroffen.
Inmiddels was ook de rest van het tracé toegankelijk voor het proefsleuvenonderzoek. Op diverse locaties in het tracé zijn archeologische sporen aangetroffen uit de
IJzertijd, de Middeleeuwen (waaronder vermoedelijk resten van een mottekasteel)
en de Nieuwe tijd. Met name de Germaanse nederzettingssporen en de sporen uit de
11e-12e eeuw zijn door het bevoegd gezag (gemeente Sittard-Geleen) en de RACM
als zeer bijzonder gekwalificeerd.
Gezien het feit dat in het gehele tracé archeologische sporen te verwachten waren,
is in overleg met de provincie een groot deel van het 1,7 km lange wegtracé door
archeologen van ArcheoMedia onderzocht (Hoegen 2004a; Hoegen 2005a). Het
grootschalige onderzoek leverde informatie op over het gebruik van dit cultuurlandschap door de eeuwen heen.
Hieronder volgt een korte samenvatting van de opgravingslocaties in het tracé van
de N296 (voor ligging, zie kaartbijlage 2). Op basis van deze opgravingsgegevens
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 5 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
kan een voorspelling worden gedaan van de aan te treffen archeologische resten in
de plangebieden van Holtum-noord III.
-
Opgravingslocatie I (Germaanse nederzettingssporen 4e-begin 5e eeuw)
In en langs een oude Maasgeul, die opgevuld was met afzettingen van de Maas
en vermoedelijk de Geleenbeek, werden grote kuilen, ovens, stookplaatsen en
paalsporen van woon- of werkruimtes aangetroffen. Door het verbruiningsproces van de lösshoudende grond en het intrekkende vocht waren de sporen
moeilijk te herkennen. Bij het couperen van een paalspoor was slechts zelden
een duidelijke insteek van de uitgegraven kuil waar te nemen. De brandkuilen
bevatten veel houtskool en verbrand leem en soms metaalresten. In één kuil
was in een hoekje een stookplaats gemaakt van kapotte dakpannen en leem.
Een andere kuil bevatte 110 munten uit de Laat Romeinse tijd. In een aantal
grotere ovale en rechthoekige kuilen werden op de bodem van de kuilen paalsporen ontdekt, zodat het vermoeden bestaat dat het hierbij om hutkommen
gaat. Omdat het hierbij niet om regelmatige plattegronden ging, blijft dit
onzeker. In de wirwar van natuurlijke en antropogene sporen is een aantal
noordwest-zuidoost georiënteerde, eenschepige plattegronden herkend.
De meeste resten werden aangetroffen binnen een zone van ca. 40 x 50 m.
Grondsporen en vondsten werden in meerdere vlakken tot op een behoorlijke
diepte onder het maaiveld aangetroffen. In totaal zijn er dan ook drie en
plaatselijk zelfs vier vlakken in de Maasbedding aangelegd. Op basis van de
fibulae(kledingspelden), een haarspeld, de munten (van het type follis uit de
4e-5e eeuw) en het typische Germaanse handgevormde aardewerk wordt het
nederzettingsterrein voorlopig gedateerd in de periode Midden Romeinse tijdbegin 5e eeuw. Dit is een periode waarover tot nu toe nog weinig bekend is in
Nederland (Hoegen, 2004a; Hoegen 2005b).
Ten noorden en zuiden van deze zone van ca. 40 x 50 m nam het aantal archeologische sporen binnen het tracé van de N296 langzaam af. De begrenzing van
dit nederzettingsterrein kon buiten het tracé (in het huidige plangebied Holtumnoord III) niet worden vastgesteld. In het bodemprofiel van de putwanden aan
de oost- en westzijde waren in ieder geval nog meerdere sporen te herkennen.
Op basis van bekende gegevens uit deze archeologische periode is gebleken dat
binnen een straal van 400 m met een grafveld of andere nederzettingssporen uit
dezelfde periode rekening moet worden gehouden. Bij het overleg op 8 januari
2004 van ArcheoMedia met de provincie Limburg, het RACM (Henk Stoepker) en
extern adviseur Harry van Enckevoort (gemeente Nijmegen) was dit voor een
belangrijk deel ook de aanleiding om de rest van het tracé door archeologen te
laten uitgraven. Aangezien het tracé voor de aanleg van de weg ook moest
worden uitgegraven kon dit deel van de civiele wegwerkzaamheden door de
archeologen worden uitgevoerd.
-
Opgravingslocatie II (Volle Middeleeuwen 900-1300 na Chr.)
Bij de rotonde van de N296 werden verschillende middeleeuwse sporen en een
grote greppel aangetroffen. In de middeleeuwen was hier een kruispunt van
wegen: de Biesweg (die recent is opgeheven bij de aanleg van de N296), de
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 6 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Koolstraat en de De Geartsstraat. Het is niet onwaarschijnlijk dat bij het kruispunt een middeleeuws erf lag. Opvallend waren de middeleeuwse (leemextractie?)kuilen die onderin de greppelvulling werden aangetroffen. De aangetroffen
greppel in het tracé heeft mogelijk langs de weg gelopen. Naar aanleiding van
deze resultaten geldt nu voor de zone rond dit kruispunt een hoge verwachting
is voor het aantreffen van middeleeuwse bewoningsporen.
-
Opgravingslocatie III + oppervlaktekartering deelgebied C
(IJzertijd 800-12 voor Chr.)
Op een opgraving in het noordelijke deel van de op- en afritten van de A2 zijn
antropogene sporen en vondstmateriaal uit de IJzertijd gevonden. De sporen
bestaan voornamelijk uit grote kuilen met houtskool, aardewerk, verbrand leem
en bot. De functie van de kuilen is vooralsnog onduidelijk, maar vermoedelijk
horen de kuilen bij een erf of nederzetting die zich waarschijnlijk ten noordwesten en zuidoosten van opgravingslocatie III voortzet. De grote hoeveelheden
verbrand bot kunnen eventueel van crematiegraven afkomstig zijn. Dit verklaart
ook de grote hoeveelheden aardewerk die bij de aanleg van de putten is aangetroffen. Het aardewerk kan namelijk van verploegde urnen afkomstig zijn. De
analyse van dit botmateriaal zal moeten aantonen of het hier om menselijke
crematieresten gaat. In dit deel van het tracé is ook een grote grindbaan met een
breedte van ca. 7 m waargenomen. Het blijft echter onduidelijk of deze grindbaan onderdeel was van een maasafzetting of dat het hier om een Romeinse of
middeleeuwse weg gaat.
Eind 2004 heeft ArcheoMedia BV een bureauonderzoek en een inventariserend
veldonderzoek verricht voor deelgebied C van het plangebied Holtum-noord III
(Hoegen, 2005a). Het onderzoek vond plaats op advies van de provincie Limburg
en in samenwerking met de leden van de archeologische verenigingen van Sittard-Geleen, Echt en Susteren. De aanleiding tot het onderzoek was de aanvraag
tot een wijziging van de bestemming van het agrarische perceel. De eigenaar
wilde het terrein beplanten met een bos. Met behulp van een aantal boorraaien
en een visuele inspectie werd vondstmateriaal in vakken van 50 x 50 m verzameld. Naar aanleiding van de resultaten is een globale begrenzing van de ijzertijdnederzetting bepaald (de globale begrenzing is aangegeven op zowel kaartbijlage 1 als kaartbijlage 2). Ten aanzien van deze zone werd geadviseerd om de
bodem niet te verstoren en geen bomen te planten. De worteling van de eventuele aanplant mag niet dieper rijken dan 35 cm -mv. Indien bescherming in situ
niet mogelijk is, dient de vindplaats te worden onderzocht door middel van een
definitief archeologisch onderzoek, zodat de archeologische waarden ex situ
kunnen worden behouden. Voor de rest van het terrein geldt dat er geen bezwaren zijn voor de aanplant van bos (Hoegen, 2005a). Bij eventuele verstoringen
van de bodem door bouwwerkzaamheden vlak langs de gekarteerde nederzetting
is het aan te raden deze definitief eerst te begrenzen met behulp van proefsleuven of het uitgraven van de bouwputten.
-
Opgravingslocatie IV (Volle Middeleeuwen 900-1300 na Chr.)
In het tracé van de zuidelijke oprit naar de A2 bij Baakhoven zijn sporen van huisplattegronden en grachten uit de 11e-13e eeuw aangetroffen. Op verschillende
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 7 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Figuur 3. Reconstructie mottekasteel van museum in Bayeux.
Figuur 4. Kaart van de ruïne van de familie von Backhoven.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 8 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
plaatsen zijn de verploegde restanten aangetroffen van roodverbrande lemen
vloeren of stookplaatsen. Vermoedelijk is hier een huis ter plaatse afgebrand. De
aardewerkfragmenten bestonden onder meer uit Elmpter waar, Andenne, ZuidLimburgs aardewerk en kogelpotaardewerk. Bij het onderzoek werden verschillende bijzondere metaalvondsten aangetroffen zoals fragmenten van een schildknop (umbo), schildbeslag (zie Arts e.a., 2001, p. 60-62) en een bijzondere
zilveren munt, uniek voor Nederland, van Hendrik V met de bisschop van Luik
(1086-1125 n.Chr.).
Na aanvullend archiefonderzoek bleek dat het tracé hier vermoedelijk de voorburcht en de grachten van een mottekasteel heeft aangesneden. Kenmerkend
voor dit type (laat-middeleeuws) kasteel is dat het geplaatst is op een steile,
meestal kleine, ronde, kunstmatige verhoging. Het platform bood een tactisch
voordeel en was het laatste toevluchtsoord bij een belegering. De vroegste
mottes waren voorzien van een houten toren (later steen) met palissade (zie
ook figuur 3).
Aan de hand van historische kaarten blijkt dat een terreinverhoging hier tot het
begin van de 19e eeuw in het landschap zichtbaar moet zijn geweest. Op de Tranchotkaart uit 1803-1820 (Tranchot & Von Müffling, 1970) en op een kaart uit het
begin van de 19e eeuw van de ruïne van de familie von Bachoven (Pesgens, 1989)
is te zien dat bij Baakhoven aan de overkant van de Geleenbeek een omgracht
terrein staat aangegeven met de naam Ruinen (figuur 4) of Gaerstberg (kaartbijlage 2). De bij de opgraving aangetroffen gracht heeft vermoedelijk in
verbinding gestaan met de Geleenbeek (Hoegen, 2004a; Hoegen 2005a).
3.5 Aanvullend bureauonderzoek
Op de generael Caerte generael van Roosteren uit het eerste kwart van de 18e eeuw
staat ten westen van Baakhoven in het noordelijk deel van deelgebied A bij het
toponiem den Gaerts camp een rechthoekig terrein met een omheining aangegeven
(figuur 5). Ten noorden van Den Gaert camp langs de op- en afrit van de A2 liep de
voormalige Gaartsstraat. De weg loopt van Baakhoven, over de Geleenbeek naar het
kruisput van wegen bij de Biesweg (rotonde N296 bij opgravingslocatie II, zie kaartbijlage 2). In het veld en bij het archeologisch onderzoek in het tracé zijn de restanten van deze middeleeuwse weg en de greppels daarlangs goed te herkennen. De weg
is bij de aanleg van de A2 opgeheven. Op basis van een grote hoeveelheid maalstenen
die langs deze weg is gedumpt (ter hoogte van opgravingslocatie IV) wordt geconcludeerd dat hier waarschijnlijk resten van een molen uit de Late Middeleeuwen in
de buurt liggen. Opmerkelijk in dit opzicht is het toponiem Firmelen veld wat ‘viermolenveld’ betekent (bron: Wil Schulpen, http://www.deetere.nl/mb1783.htm). De
opgegraven maalstenen zijn dus mogelijk afkomstig van een of meerdere van deze
molens. Op de generael Caerte generael van Roosteren staan ten noorden van Gebroek
twee hoge gebouwtjes of torens aangegeven die mogelijk als molens geïnterpreteerd
moeten worden. Ook na de middeleeuwen is er ter hoogte van de Gaartsstraat tot in
elk geval de 17e eeuw bewoning geweest. Voor deze zone geldt een hoge verwachting voor bewoning uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[1 9 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Gebroek komt als plaatsnaam in de archieven nauwelijks voor. Het veld dat later
Gebroek wordt genoemd staat in enkele bronnen weergegeven als het Firmelen veld
(zie hierboven en figuur 5). In het archief van de heerlijkheid Dieteren komt een
Firmelen leen voor (mondelinge mededeling Wil Schulpen). Uit de archieven valt
verder op te maken dat sinds het jaar 1420 een heerstraat door Firmelen loopt, wat
waarschijnlijk de huidige weg door Gebroek is (Haas, 1971, inv. nr. 130). Het is niet
onwaarschijnlijk dat het gehucht Gebroek, net als Baakhoven, een middeleeuwse
oorsprong heeft. Voor het terrein ten noorden van de Gebroekweg geldt daarom een
hoge verwachting voor het aantreffen van bewoningsporen uit de Middeleeuwen en
de Nieuwe tijd. Verder zijn bij inspecties in het veld Romeinse aardewerkscherven
gevonden. Deze vondsten staan echter niet geregistreerd.
Uit de gegevens van alle onderzoeken blijkt dat een groot deel van het plangebied
Holtum-noord III nog niet eerder is onderzocht (zie kaartbijlage 1). Het gaat hierbij
om een aantal grote kavels die in de deelgebieden A, B en D liggen met oppervlak
van ca. 16 ha.
In hele plangebied komen explosieven voor, als gevolg van gevechten tussen Amerikanen en Duitsers gedurende de Tweede Wereldoorlog. Bij het onderzoek in het
tracé van de N296 zijn drie intacte mortier-fosforgranaten aangetroffen.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 0 ]
Figuur 5. Generael
Caerte generael van
Roosteren uit het eerste
kwart van de 18e eeuw.
Bron: Rijksarchief
Limburg.
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
4 Conclusies en aanbevelingen
4.1 Conclusies
In het plangebied Holtum-noord III liggen verschillende vindplaatsen uit de
Prehistorie tot en met de Nieuwe tijd. Bij voorgaand archeologisch onderzoek zijn
nederzettingssporen uit de IJzertijd, de Laat-Romeinse tijd, de Vroege, Volle en
Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd aangetroffen.
Een groot deel van het plangebied Holtum-noord III is nog niet eerder onderzocht
(zie kaartbijlage 1). Het gaat hier om een aantal grote kavels die in de deelgebieden
A, B en D liggen met oppervlak van ca. 16 ha.
In de deelgebieden A en B liggen verschillende behoudenswaardige vindplaatsen
waarvan de omvang nog niet is vastgesteld (opgravingslocaties I, II en IV). De
vindplaatsen 1, 2, 3, 4, 8, 9 en 11 van het inventariserend archeologisch onderzoek
van RAAP zijn nog niet gewaardeerd.
De nederzettingsterreinen die in het tracé van de N296 zijn aangetroffen, worden
conform de normen van de KNA gekwalificeerd als behoudenswaardig. Met name de
Germaanse nederzetting en de Middeleeuwse nederzettingen zijn zeer zeldzaam
voor de regio en zelfs daarbuiten en staan hoog op de Nationale Onderzoeksagenda
Archeologie (NOaA) van het RACM.
4.2 Aanbevelingen
Aangezien de geplande bestemmingsplanwijziging en de inrichting van het plangebied nog niet vastliggen, wordt aanbevolen de nu bekende behoudenswaardige
vindplaatsen (opgravingslocaties I, II, III en IV) door planaanpassing te behouden.
Dit kan alleen als de begrenzingen van de vindplaatsen bekend zijn, zoals in het
geval van locatie III. Aangezien dit voor de opgravingslocaties I, II en IV nog niet
bekend is, zullen de begrenzingen hier eerst bepaald moeten worden met behulp
van proefsleuven aan weerszijden van de N296, in deelgebied B en de westelijke
zone en noordelijke zone van deelgebied A.
Indien een behoud ter plaatse niet mogelijk is, zal de informatie van de vindplaats
middels een opgraving veilig gesteld moeten worden. In dat geval heeft het
proefsleuvenonderzoek tevens als doel om voldoende informatie te verzamelen
teneinde een definitieve opgraving goed te kunnen inschatten.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 1 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Op de nog niet onderzochte delen van het plangebied (de grijze zones op kaartbijlage 1) dient ook archeologisch onderzoek plaats te vinden. Voor de zones in de
deelgebieden A en D wordt aanbevolen deze eerst te onderzoeken door middel van
een karterend booronderzoek met een oppervlaktekartering. Voor de niet onderzochte zones in deelgebied B wordt geadviseerd deze direct te waarderen door
middel van een proefsleuvenonderzoek. Deze percelen vallen namelijk binnen een
zone die nodig is om de begrenzing van de nederzettingen (opgravingslocaties I en
II) vast te stellen.
De begrenzing van de vindplaatsen 2, 3, 4, 8 en 9 moet eveneens worden vastgesteld.
Voor deze locaties wordt voorgesteld de resultaten van de kartering in het aangrenzende oostelijke gebied af te wachten, alvorens een proefsleuvenonderzoek wordt
gestart.
In het noorden van deelgebied A worden op basis van het onderzoek in het tracé
van de N296 bewoningsporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd verwacht. In dit
deel ligt niet alleen een (laat-)middeleeuwse weg maar waarschijnlijk ook een
mottekasteel (opgravingslocatie IV). De begrenzingen van deze nederzettingssporen kunnen het best worden vastgesteld door een proefsleuvenonderzoek. De
omvang van dit proefsleuvenonderzoek kan eventueel worden beperkt door een
prospectief geofysisch onderzoek. Met een geofysisch onderzoek kunnen mogelijk
de grachten, greppels van het mottekasteel worden gelokaliseerd.
Voor de waardering van vindplaats 1 kan in principe een waarderend proefsleuvenonderzoek worden gestart. Het is echter aan te bevelen hiermee te wachten tot
deelgebied A volledig is gekarteerd. De kartering in het gebied levert mogelijk
nieuwe gegevens op over de vindplaats. Vindplaats 11 in deelgebied D is nog niet
gewaardeerd, maar ligt ten zuiden van een terrein dat nog niet is onderzocht. Ook
voor deze vindplaats geldt het advies de kartering af te wachten.
De zuidwestelijk hoek van deelgebied B zal vermoedelijk als eerste worden ontwikkeld, aangezien hier een overlap met plangebied Holtum-noord II bestaat (oppervlakte 5 in figuur 2). Deze driehoek valt binnen de zone die onderzocht moet worden
voor het vaststellen van de begrenzing van de Germaanse nederzettingssporen van
opgravingslocatie I. Aangezien de bouwplannen van dit deel van het plangebied al
vastliggen, is het wenselijk zo snel mogelijk een vervolgonderzoek door middel van
proefsleuven uit te laten voeren. Dit om in een vroeg stadium over voldoende
gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag (gemeente
Sittard-Geleen) een besluit kan nemen ten aanzien van het vervolgonderzoek.
Voorafgaand aan een proefsleuvenonderzoek dient een door het bevoegd gezag
goedgekeurd programma van eisen te bestaan, waarin doel en aard van het
onderzoek uiteen worden gezet.
Met betrekking tot de omvang en planning van de uit te voeren onderzoeken is het
op dit moment nog moeilijk een inschatting te maken voor het hele plangebied. De
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 2 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
omvang van het archeologisch onderzoek is voor een groot deel afhankelijk van de
planontwikkelingen. In tabel 2 zijn de onderzoeksvoorstellen per deelgebied
samengevat.
Voor alle gebieden geldt voorts dat voorafgaand aan gravend onderzoek (proefsleuven of definitieve opgraving) de zekerheid moet bestaan dat het gebied vrij is
van munitie en explosieven.
Tabel 2. Overzicht
Deelgebied A
Onderzoeksadvies
Doel
Zuidoostelijk deel
Explosieven onderzoek, karterend
Verkenning
Vindplaats 1
Explosieven onderzoek. Onderzoek
Begrenzen van opgravingslocatie I en
noordelijk deel afwachten daarna
waarderen van vindplaats 1
onderzoeksvoorstellen.
veldonderzoek
proefsleuven
In het westelijk gekarteerde
Explosieven onderzoek,
Waarderen vindplaatsen 2,3 en 4 en
deel
proefsleuvenonderzoek.
begrenzing van vindplaatsen
opgravingslocaties I en II. Voorts ook
fysisch geografisch onderzoek.
In het noordoostelijk deel
Explosieven onderzoek, geofysisch
Lokaliseren en begrenzen van
onderzoek en proefsleuven
Mottekasteel en nederzetting Vroege
ME t/m Late ME (opgravingslocatie IV).
Voorts ook fysisch geografisch
onderzoek.
Deelgebied B
Onderzoeksadvies
Doel
Holtum-noord II, Geko fase
Explosieven onderzoek
Begrenzing en waardering
2 oppervlak 5
proefsleuvenonderzoek.
nederzetting van opgravingslocatie I,
verkenning en fysisch geografisch
onderzoek.
Rest van het deelgebied B
Explosieven onderzoek,
Waarderen vindplaats 8 en 9,
proefsleuvenonderzoek.
begrenzing van vindplaatsen
opgravingslocatie I en II, fysisch
geografisch onderzoek.
Deelgebied C
Onderzoeksadvies
Doel
IJzertijd nederzetting
Geen of (bij ontwikkeling) proefsleuven
Behoud in situ of ex situ.
Rest van het deelgebied C
Geen, eventueel proefsleuven langs rand
Exacte begrenzing (en waardering) van
van huidige begrenzing nederzetting
begrensde vindplaats, indien vlak
(voorafgegaan door explosieven-
langs deze grens ontwikkeld wordt.
en - op basis van resultaten- opgraven.
onderzoek).
Deelgebied D
Onderzoeksadvies
Doel
Noordelijk deel
Karterend veldonderzoek
Eerste verkenning
Vindplaats 11
Onderzoek noordelijk deel afwachten,
Mogelijk nieuwe informatie over de
proefsleuvenonderzoek (voorafgegaan
omvang van de vindplaats, waardering
door explosievenonderzoek).
van de vindplaats.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 3 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Literatuur
Arts, N., e.a. (red.), 2001. De Kastelen van Helmont: een machtscentrum aan de
rand van de Peel. Matrijs, Utrecht.
Berg, M.W. van den, 1996. Fluvial sequences of the Maas: a 10 Ma record of
neotectonics and climate change at various time-scales. PhD Thesis,
Landbouwuniversiteit Wageningen.
DLO-Staring Centrum, 1993. Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000 (herziene
uitgave). Blad 59-60 W/O (68 West, 68 0ost Sittard). DLO-Staring
Centrum, Wageningen.
Geraeds, J.J.G., 2002. Bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord - fase 2:
gemeente Sittard-Geleen en Susteren; een inventariserend archeologisch
onderzoek. RAAP-notitie 246. Stichting RAAP, Amsterdam.
Haas, J.A.K., 1971. Inventaris van de archieven van het Kapittel van Sint Salvator
te Susteren. www.rijksarchieflimburg.nl.
Heemskerk, W., 1996. Een eiland in de Maas: een terugblik op waterhuishouding
en Maasovergangen, Echter Landj. Heemkundige bijdragen over Echt en
omgeving 5, p. 76-88.
Hoegen, R.D., 2004a. Evaluatieverslag archeologisch onderzoek in het trace’ van de
N296 Holtum-Noord (gemeente Sittard) (1e concept evaluatieverslag).
ArcheoMedia bv., Capelle a/d IJssel.
Hoegen, R.D., 2004b. Een ritssluiting door de Bottleneck. Stichting Streekarcheologie, Peel, Maas & Kempen 14, p. 3-5.
Hoegen, R.D., 2004c. Germanen in de Bottelnek bij Holtum. Lezing op de 34e
Reuvensdagen 2004.
Hoegen, R.D., 2005a Verkennend archeologisch onderzoek Holtum-Roosteren
(definitieve versie, niet gepubliceerd). ArcheoMedia b.v., Capelle a/d
IJssel.
Hoegen, R.D., 2005b. Germanen in de Bottelnek bij Holtum (Limburg). Archeologie
in Limburg nr.99, p. 8-15.
Heunks, E., 2000. Project Zandmaas, deelgebied Lateraalkanaal-West; een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI): verkennende fase. RAAPrapport 526. Stichting RAAP, Amsterdam.
Krist, J.S., 2002. Plangebied Holtum Noord II, gemeente Born (Limburg): een bouwbegeleiding en aanvullend archeologisch onderzoek op de vindplaatsen
I, II & III. ARC-Rapporten. ARC, Groningen.
Krist, J.S. & B. Silkens, 2005. Twee opgravingen met beperkingen en aanvullend
archeologisch onderzoek te Holtum Noord II, gemeente Sittard-Geleen
(L.). ARC-Publicatie 133. ARC, Groningen.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 4 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
Rijksarchief Limburg. Generael Caerte generael. 910515-03-01. Inv. nr. 38 F–1e
kaart. Nassause Domeinen.
Paulissen, E., 1973. De morfologie en de kwartairstratigrafie van de Maasvallei in
Belgisch Limburg. Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor
Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België XXXV-127.
Pesgens, Louis., 1989. Bijdrage tot de stamboom van de familie Beechoven of
Bachoven. HMK 1989-4, p. 19-33.
Polman, S.P., 2001a. Bestemmingsplan N296/ontsluiting Holtum Noord, gemeente
Born en Susteren: een aanvullende archeologische inventarisatie (AAI1). RAAP-rapport 645. Stichting RAAP, Amsterdam.
Polman, S.P., 2001b. Plangebied Holtum Noord II, gemeente Born; een aanvullende
archeologische inventarisatie (AAI-1). RAAP-rapport 692. Stichting RAAP,
Amsterdam.
Staring Centrum/RGD, 1989. Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:50.000.
Blad 59-60-61-62 Genk-Sittard-Maastricht-Heerlen. Staring Centrum/
RGD, Wageningen/Haarlem.
Stiboka, 1964. De bodemgesteldheid van het ruilverkavelingsgebied Land van
Swentibold (P24). Stiboka-rapport 596. Stichting voor Bodemkartering,
Wageningen.
Steur, G., e.a., 1985. Bodemkaart van Nederland 1:250.000: beknopte beschrijving
van de kaarteenheden. Stiboka, Wageningen.
Tranchot & Von Müffling, 1970. Kartenaufnahme der Rheinland durch Tranchot und
v. Müffling 1803-1820. 53 Neeroeteren-54 Maaseik, schaal 1:25.000.
Landesvermessungsamt Nordrhein-Westfalen.
Wolters-Noordhoff Atlasproducties, 1990. Grote Historische Atlas van Nederland,
schaal 1:50.000, 4: Zuid-Nederland 1838-1857, Wolters-Noordhoff,
Groningen.
Gebruikte afkortingen
ARCHIS
IKAW
-Mv
RACM
ROB
ARCHeologisch Informatie Systeem
Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden
beneden maaiveld
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (thans RACM)
Verklarende woordenlijst
debiet
fluviatiel
Holoceen
löss
Het aantal m³ water dat op een bepaald punt in een rivier per
seconde passeert.
Door rivieren gevormd, afgezet.
jongste geologische tijdvak (vanaf de laatste ijstijd), ca. 8800
voor Chr. tot heden).
Zeer fijnkorrelig materiaal afgezet door de wind, waarvan het
overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 5 ]
Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen;
archeologisch vooronderzoek: bureauonderzoek
lutum
minerale delen in de klei (deeltjes kleiner dan 2 µm).
meanderen
(van rivieren of beken) zich bochtig door het landschap slingeren.
meandergordel Dat gedeelte van een stroomgordel waarbinnen de bedding van de
rivier zich heeft verplaatst.
morfologie
Het geheel van vormen in een landschap.
Pleistoceen
geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon.
Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van
gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende ijstijden). Na de
laatste ijstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.).
Prehistorie
Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen
bewaard zijn gebleven.
sediment
Afzetting gevormd door het bijeenbrengen van losse gesteentefragmentjes (zoals zand of klei) en eventueel delen van
organismen.
silt
Gronddeeltjes ter grootte van 2 tot 50 µm.
Terras
De oude lopen van de rivier noemen we terrassen. Ze bestaan uit
zand en grind. Deze afzettingen zijn gevormd tijdens ijstijden. In
warmere periodes heeft de rivier zich ingesneden in de oude
afzettingen (het terras), en is op een lager niveau komen te
liggen. Daar waar de rivier zich heeft ingesneden, ontstond een
terrasrand. Deze is in het landschap vaak nog te herkennen als een
helling van soms een paar meter.
Weichselien
Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland
niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden.
Overzicht van figuren, tabellen en kaartbijlagen
Figuur 1.
Figuur 2.
Figuur 3.
Figuur 4.
Figuur 5.
Tabel 1.
Tabel 2.
De ligging van het plangebied (gearceerd); inzet: ligging in
Nederland (ster).
Plangebied Holtum-noord III met verschillende deelgebieden en
laatste fase van Holtum-noord II.
Reconstructie mottekasteel van museum in Bayeux.
Kaart van de ruïne van de familie von Backhoven.
Generael Caerte generael van Roosteren uit het eerste kwart van
de 18e eeuw. Bron: Rijksarchief Limburg.
Archeologische tijdschaal.
Overzicht onderzoeksvoorstellen.
Kaartbijlage 1. Plangebied Holtum-noord III, gemeente Sittard-Geleen. Archeologisch onderzoek: opgravingen, proefsleuven, oppervlakte
kartering en vindplaatsen.
Kaartbijlage 2. Plangebied Holtum-noord III. Tranchot & Von Müffling kaart 18031820 met archeologische verwachting en opgravingslocaties.
RAAP-rapport 1551 / eindversie 06-12-2007
[2 6 ]
185500
185000
te r
B
or c h
s tr
pa d
te e l
Ma
as
e ik
e rw
eg
Oud-R oos teren
ug
s tr
aa
t
k
nb
ee
od
e
Be
ek
ra a
e dg
B ie
V lo
sw
eg
Ge
le e
A utow
e g A2
jk
di
E9
er
nt
R
343000
La
343000
Br
G eleenbee k
L a nt
e rdij
k
343500
343500
Ou de
S luis
K as
186000
11
342500
342500
A utowe g
A2 E 9
J ul
ia n
a -k
an
aa
l
f
10
olen
B ij de M
Bi
jd
e
M
ol
e
n
aan
e rs b
R uit
0
50
100
150
200
m
4
9
250
1:5.000
Plangebied Holtum Noord III
Gemeente Sittard-Geleen
Baakhoven
3
B a onderzoek: Opgravingen, proefsleuven,
Archeologisch
ak
ho
oppervlaktekartering
en vindplaatsen
ve
rw
e
g
RAAP-rapport 1551, kaartbijlage
1, schaal 1:5.000
8
legenda
A utowe
2
vindplaatsen
losse vondsten
342000
342000
13
vondstspreiding
9
g A2 - E
met aardewerk en/of vuursteen uit de Prehistorie
met aardewerk uit de Romeinse tijd
met aardewerk uit de Vroege Middeleeuwen
met aardewerk uit de Late Middeleeuwen
7
met aardewerk uit verschillende perioden
1
9
RAAP-vindplaatsnummer
ekweg
oppervlaktekartering
RAAP
G ebro
slechte vondstzichtbaarheid / niet onderzocht
Gebroek
afgegraven
grens onderzoeksgebied
Opgravingen en proefsleuven ArcheoMedia 2003
Locatie begeleiding ARC 2004
oppervlaktekartering ArcheoMedia & archeologische verenigingen
van Sittard-Geleen, Echt en Susteren 2004
Globale begrenzing IJzertijd nederzetting ArcheoMedia 2004
2007
185000
185500
186000
SGHO-RH
184650
185050
185550
185950
Plangebied Holtum Noord III
Tranchot & Von Müffling kaart 1803-1820
met archeologische verwachting en opgravingslocaties
RAAP-rapport 1551, Kaartbijlage 2, schaal 1:5.000
legenda
343100
343100
grens onderzoeksgebied
IJzertijd
Globale begrenzing IJzertijd nederzetting
Laat-Romeinse tijd - begin 5de eeuw
De Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
(Late) Middeleeuwse greppel/gracht
Maas/beek-geul
Mogelijke ligging Mottekasteel Gaerstberg
Hoge verwachting (laat) middeleeuwse-Nieuwe tijd
bewoning of cultuurhistorische elementen
2007
342700
342700
342300
342300
Opgravingslocatie III
Opgravingslocatie II
Gaartsstraat
Opgravingslocatie IV
eg
lw
o
Ko
Den Gaerts camp
Opgravingslocatie I
341900
341900
Gebroek
0
50
100
150
m
184650
185050
185550
200
250
1:5.000
185950