Colofon
TMA 50, 2013
25ste jaargang
Prijs los nummer €8,Het Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie is een
onafhankelijk tijdschrift dat aandacht besteedt aan
actueel archeologisch onderzoek in de mediterrane
wereld, in het bijzonder verricht vanuit Nederland en
België. Het overnemen van artikelen is toegestaan mits
met bronvermelding. Bijdragen van lezers zijn welkom
en kunnen al dan niet verkort door de redactie worden
geplaatst.
TMA verschijnt twee keer per jaar. Opgave kan
schriftelijk of via onze website. Een abonnement kost
€14,-. Studenten betalen €13,- (onder vermelding van
studentnummer).
Het abonnement loopt van 1 januari tot en met
31 december en wordt automatisch verlengd, tenzij
een maand van te voren schriftelijk is opgezegd.
Inhoudsopgave
Artikelen
Karian, Greek or Roman?
he layered identities of Stratonikeia at the sanctuary
of Hekate at Lagina
Christina Williamson
1
Tafelwaar, lokale identiteit en keuze:
hellenistisch Sardis in context
Mark van der Enden
7
Gladiatorenvoorstellingen en de keizercultus in Asia Minor
De casus Pessinus
Angelo Verlinde
14
Adres:
Tijdschrift voor Mediterrane Archeologie
Poststraat 6
9712 ER Groningen
Marginale archeologie?
De Oostelijke Voorstad van Sagalassos (Zuidwest-Turkije)
Johan Claeys
23
Bankgegevens:
Stichting ter Ondersteuning Oudheidkundig
Onderzoek
IBAN: NL14INGB0005859344
BIC: INGBNL2A
De dunne grens tussen joods en heidens verkennen
Een sociaal-contextuele studie van het
Huis van Dionysos, Sepphoris
Rick Bonnie
30
KvK: 4101477
Een joods huishouden in Perea?
De resultaten van de eerste opgravingscampagne op
Tell Abu Sarbut in 2012
Margreet Steiner, Noor Mulder-Hymans en Jeannette Boertien
38
he Udhruh lines of sight:
connectivity in the hinterland of Petra
Mark Driessen and Fawzi Abudanah
45
Colonia Augusta Achaica Patrensis
Grafveld en identiteit in een Romeinse kolonie in Griekenland
Tamara Dijkstra
53
English summaries
60
TMA online:
– tijdschrift@mediterrane-archeologie.nl
– mediterrane-archeologie.nl
– rug.academia.edu/
TMATijdschriftvoorMediterraneArcheologie
– facebook.com/tijdschrift.voormediterranearcheologie
Redactie:
Remco Bronkhorst, Lynne van Bruggen, Tamara
Dijkstra, Heleen Duinker, Jord Hilbrants, Judith
Jurjens, Tijm Lanjouw, Jorn Seubers (hoofdredacteur),
Marleen Termeer, heo Verlaan, Corien Wiersma, Sarah
Willemsen, Evelien Witmer
Gasthoofdredactrice: Dr. Lidewijde de Jong
Adviesraad:
Prof. Dr. P.A.J. Attema (RUG)
Prof. Dr. G.J.M.L. Burgers (VU)
Prof. Dr. R.F. Docter (RUGent)
Prof. Dr. E.M. Moormann (RU)
Dr. Jeremia Pelgrom (KNIR)
Prof. Dr. J. Poblome (KULeuven)
Dr. M.J. Versluys (UL)
Dr. G.J.M. van Wijngaarden (UvA)
Ontwerp omslag: Jorn Seubers en Tijm Lanjouw
Opmaak binnenwerk: Hannie Steegstra
TMA komt tot stand in samenwerking met Barkhuis
Publishing, Eelde.
ISSN 0922-3312
81999/SOOO
Recensies
Roman Palmyra: Identity, Community, and State Formation
Lidewijde de Jong
63
he Cambridge Companion to the Roman Economy
Frits Heinrich
66
he Archaeology of the Holy Land.
From the Destruction of Solomon’s Temple
to the Muslim Conquest
Pieter Swart
69
→
TMA jaargang 25, nr. 50
Recensies, vervolg
Stone and Dung, Oil and Spit.
Jewish Daily Life in the Time of Jesus
Pieter Swart
71
Petra: Wonder in de Woestijn. Tentoonstelling RMO Leiden
Sophie Tews
73
Kingdoms and Principalities in the Roman Near East
Dies van der Linde
75
he Ancient Near East, a life! Festschrift Karel Van Lerberghe
Francesca Ippolito
78
Edge of Empire: Pagans, Jews, and Christians
at Roman Dura-Europos
Robyn Le Blanc
81
Introducties op lopend onderzoek
Challenging Testaccio.
Urban landscape history of a Roman rione
Onderzoeksproject (KNIR, SSBAR), Gert-Jan Burgers
en Renato Sebastiani (projectleiders)
83
‘Building tabernae’: How commercial investment changed
the cities of Roman Italy (200 BCE - 300 CE)
Postdoc onderzoek (NWO), Miko Flohr
84
he City Anatomy: Spatial Dimensions of Urban Societies.
Reconceptualising the Ancient Urban Cityscape in
Bronze Age Central Syria
PhD-project (UvA), Matteo Merlino
85
Mapping the Via Appia
Onderzoeksproject (NWO, KNIR, VU, RU),
Stephan Mols, Eric Moormann en Jeremia Pelgrom
86
Landscapes of Early Roman Colonization:
Non-urban settlement organization and Roman expansion
in the Roman Republic (4th-1st centuries BC)
Research project (NWO), Tesse Stek and Jeremia Pelgrom
(project directors)
87
TMA jaargang 25, nr. 50
Recensie
geanticipeerd: Scheidel geeft aan dat het boek niet moet
worden opgevat als een geschiedenis van de Romeinse economie, maar als een ‘companion’ daartoe en als een companion voor de Cambridge Economic History of the Greco
Roman World (voortaan afgekort als CEHGRW). Waar de
CEHGRW zich volgens Scheidel voornamelijk richt op een
chronologisch-economisch overzicht (in totaal 22 hoofdstukken, waarvan elf gericht op de Romeinse periode) en een
discussie van economische hoofdthema’s (in vijf hoofdstukken), wil het voorliggende boek zich op een breder spectrum
van thema’s richten. Er is opzettelijk gekozen voor onderwerpen die in eerdere publicaties onderbelicht zijn gebleven,
bijvoorbeeld predatie (d.w.z. plunderbuit of afpersing van
onderworpen volkeren), de investering in menselijk kapitaal
en energieopwekking.
Structuur van het boek
Het boek is opgebouwd uit een introductiehoofdstuk door
redacteur Scheidel, gevolgd door vijf thematische secties die
gezamenlijk 16 hoofdstukken tellen. Hoofdstuk 14, A Forum
on Trade, bestaat eigenlijk uit vijf korte hoofdstukken (14A
tot 14E), waarin de verschillende auteurs deelaspecten van
dat onderwerp bespreken. Het boek bevat één kaart, één
tabel en zes graieken. Tot slot zijn er, naast de gebruikelijke
garnituren zoals bibliograie, een beredeneerde literatuurlijst
voor ‘further reading’ per thema en een online supplement
met extra iguren, achterliggende data, additionele referenties en aanvullende paragrafen.
Bijdragen
Na Scheidels introductie (hoofdstuk 1), volgt een theoretische sectie. Gloria Vivenza bespreekt eerst het Romeins
economisch denken (hoofdstuk 2) – een degelijk hoofdstuk
dat zich vooral richt op het interpreteren van de klassieke
bronnen. De bijdrage van Peter Temin in hoofdstuk 3 focust
op de bijdrage en toepassing van moderne economische theorie op de bestudering van de Romeinse economie. Temin
biedt met zijn tekst eerst een sterke en vooral heel duidelijke
introductie op een aantal van de belangrijkste economische
principes en technieken, maar dan binnen de context van de
Romeinse economie. Dit is vooral voor lezers zonder theoretische achtergrondkennis van (de Romeinse) economie
nuttig. In hoofdstuk 4 legt Richard Saller de relatie tussen
menselijk kapitaal en economische groei uit en laat op verfrissende wijze zien hoe een gebrek aan private investeringen
en overheidsinvesteringen in menselijk kapitaal (deels uit
risico-overwegingen voortvloeiend uit mortaliteit) een rem
zetten op gecontinueerde economische groei.
Nóg een overzicht van de Romeinse Economie?
De afgelopen jaren is een aanzienlijk aantal publicaties verschenen dat tot doel had de verschillende facetten van de Romeinse
economie in een geïntegreerd overzichtswerk te presenteren.1
De opzet van deze werken vertoont in het algemeen grote gelijkenis. De landbouw, (het belang van) handel, transport, het bestaan van en/of de mate van ontwikkeling van markten, de aard
van de economie en economische groei, productie, consumptie,
demograie en levensstandaard, welvaart en inkomen, slavernij, technologie, de hoeveelheid edelmetaal in muntgeld, de
aard en mate van monetarisering en urbanisatie zijn steeds
weer terugkerende thema’s. Ook een afsluitend hoofdstuk
waarin de economische transitie naar de Late Oudheid besproken wordt, is niet ongebruikelijk. Regelmatig worden
deze thema’s door gedeeltelijk dezelfde groep van auteurs
uitgewerkt, in de verschillende publicaties met een nieuwe
case study, een nieuw perspectief of een geüpdatete status
quo van het onderzoeksgebied. Om een nieuw overzichtswerk (of het lezen daarvan) te rechtvaardigen te midden van
deze recente overzichten, moet een dergelijke publicatie wel
voldoende vernieuwend en eigen zijn. In deze recensie zal ik
het boek vanuit dat perspectief benaderen.
Het tweede deel van het werk behandelt arbeid en bestaat uit een hoofdstuk over slavernij door Walter Scheidel
(hoofdstuk 5) en een hoofdstuk over contractuele arbeid
door Dennis Kehoe (hoofdstuk 6). Wat betreft de sectieopzet van het boek had Saller’s bijdrage (hoofdstuk 4) hier
allicht ook goed gepast. Ook moet worden opgemerkt dat
een groot deel van de verrichte arbeid binnen de Romeinse
economie hier buiten beschouwing blijft: kleine zelfstandi-
Doelstelling
Reeds op de achterzijde van het boek, maar ook in de introductie, wordt op de hierboven verwoorde bezorgdheid
66
Recensie
gen en kleine boeren vallen niet in deze categorieën, alhoewel de eersten terugkomen in hoofdstuk 9. Waar Scheidel
de ontwikkeling en het belang van slavernij beschrijft, richt
Kehoe zich op een beschrijving van pachters aan de ene
kant en verschillende beroepsgroepen in loondienst aan de
andere kant.
expansionisme en imperialisme. Hij beperkt zich niet tot
zaken als plunderen, tribuut en belasting, maar behandelt
bijvoorbeeld ook afpersing en de woekerrentes die leden van
de Romeinse elite afdwongen van onderworpen gemeenschappen. Colin Adams behandelt vervolgens invoerbelastingen en de multimodaliteit van transport (d.w.z. dat op
een transportreis verschillende vervoersvormen worden gebruikt) en logistiek in hoofdstuk 11, terwijl Paul Erdkamp in
hoofdstuk 12 urbanisme bespreekt. Sitta von Reden schrijft
daarna in hoofdstuk 13 over geld en inanciering. Erg interessant hierin is dat ze zich niet alleen richt op verschillende
munteenheden en edelmetaalgehaltes, maar ook op banken,
krediet en overdraagbare tegoeden. Ze legt uit dat leden
van de Romeinse elite leningen met schuldbekentenissen
aan elkaar verstrekten, die ook weer doorverkocht konden
worden of waarmee een eigen schuld kon worden afbetaald.
Ze laat zien dat zich op deze manier complexe netwerken
van tegoedverplichtingen ontwikkelden die de transactiekosten van betalingen over grote geograische afstanden en
andere munteenheden vergemakkelijkten. Sectie vier wordt
afgesloten met een vijfdelig hoofdstuk dat een forum over
handel wil zijn. In heel korte hoofdstukken (14A tot 14E) bespreken Andrew Wilson, Morris Silver, Peter Fibiger Bang,
Paul Erdkamp en Neville Morley aspecten van handel. Deze
structuur maakt het mogelijk veel verschillende elementen,
case studies en perspectieven goed naar voren te brengen.
In het derde deel, dat zich richt op productie, bijt Andrew
Wilson het spits af met een hoofdstuk over grondstofen en
energie. Deze twee onderwerpen zijn in de tekst afzonderlijke paragrafen die ook in de conclusie niet bijeenkomen
en daarom hadden ze ook als zelfstandige hoofdstukken
kunnen fungeren. Het deel dat over de grondstofen gaat,
bespreekt timmerhout, steen, metaal, mineralen, edelstenen
en de grondstofen voor glas. Het deel over de verschillende
bronnen van energie (zonne-energie, wind- en waterkracht,
menselijke en dierlijke spierkracht en brandstofen) is sterk,
maar draaft soms wat door. Het herleiden van actieve exploitatie van natuurlijke energiebronnen, zoals het helpen
verwarmen van een (bad)huis door ramen aan de zonzijde
te plaatsen, is legitiem. Aangeven dat zonne-energie noodzakelijk is voor fotosynthese in landbouwgewassen en dat
kleren in de zon gedroogd werden is niet onwaar, maar voert
wat ver en is ook niet speciiek Romeins. Erg interessant zijn
de energetische berekeningen en brandstofberekeningen die
Wilson maakt voor het verwarmen van water in baden en
de beschrijving van het (bescheiden) gebruik van fossiele
brandstofen. In hoofdstuk 8 beschrijft Geofrey Kron de
Romeinse voedselproductie, een onderwerp dat dermate
breed is dat het zich moeilijk in één hoofdstuk laat vangen,
hetgeen ook de reden moet zijn geweest dat Kron een verder uitgebreide versie van het hoofdstuk voor het onlineonderdeel heeft geschreven. Een erg nuttig hoofdstuk, maar
de nadruk ligt wel wat meer op de schriftelijke bronnen en
de vergelijking met data uit latere perioden dan op archeozoölogisch en archeobotanisch materiaal. Vooral de laatste
subdiscipline wordt gebruikt voor het ‘bijzondere’; zo worden kokosnootfragmenten en peperkorrels uit Berenike
en de macro-resten van Mons Claudianus genoemd (sensu
stricto betreft dit overigens geen productie maar handel en
transport omdat op deze sites geen agrarische productie
mogelijk is). In hoofdstuk 9 bespreekt Cameron Hawkins
productie in werkplaatsen. Hij laat zien dat het productieproces veelal gedesintegreerd was omdat de meeste werkplaatsen zich richtten op de productie van halfabricaten
of deelprocessen. Hij toont aan dat, binnen de context van
de Romeinse economie, deze structuur niet onaantrekkelijk was daar de ambachtslieden zich wel verenigden in zich
zelfregulerende collegia die, dankzij wederzijdse verplichting en vertrouwen, functioneerden als netwerken die de
transactiekosten beperkten.
Het laatste deel van het boek gaat over de ‘uitkomsten’, op
twee verschillende manieren opgevat, van de Romeinse economie. In hoofdstuk 15 kijkt Walter Scheidel naar het succes
van de Romeinse economie aan de hand van het lichamelijk
welzijn van een selectie Romeinen uit verschillende delen van
het Rijk; hij richt zich hierbij vooral op osteologisch bewijs,
zoals aanwijzingen voor ijzerdeiciëntie. De conclusie van
zijn hoofdstuk is dat het Romeinse Rijk niet een wezenlijk
gezondere populatie met een hogere levensverwachting opleverde. Scheidel geeft aan dat sommige belangrijke elementen als voedingsstatus of voedingspatroon en de zoogperiode
van kinderen moeilijk zijn vast te stellen. Het is wel jammer
dat stabiele isotopenstudies ontbreken in zijn verhaal. Voor
in ieder geval zes sites (Isola Sacra, Cirencester, Dorchester,
Poundbury, Winchester en Kellis) die door Scheidel in tabel
15.1 (p. 328) weergegeven worden, is isotopendata gepubliceerd die deze aspecten beter inzichtelijk had kunnen maken. Deze kritiek geldt in ruimere zin ook voor de bundel:
isotopenonderzoek wordt geen enkele maal genoemd terwijl
dit in toenemende mate gebruikt wordt om uitspraken over
economische aspecten van de Romeinse periode, zoals het
dieet en de mobiliteit van personen en producten, te doen.
In hoofdstuk 16 tot slot, richt Simon T. Loseby zich op de
uitkomst van de Romeinse economie door haar nalatenschap: post-Romeinse economieën. Hieronder verstaat hij
economieën die voor langere of kortere periode, en in afnemende mate, (cultureel-economische) Romeinse elementen
bevatten. Hierin richt hij zich op afzonderlijke voormalige
rijksdelen en focust hierbinnen steeds op de verspreiding
van aardewerk en anekdotisch (zoals de auteur zelf opmerkt)
Het vierde deel van de bundel richt zich op distributie.
Peter Fibiger Bang bespreekt in hoofdstuk 10 op verfrissende
wijze een vorm van redistributie: predatie. Met behulp van
contemporaine economische theorie analyseert Bang de
structuren van herverdeling voortvloeiend uit het Romeinse
67
TMA jaargang 25, nr. 50
Recensie
Eindnoot
gebruikte schriftelijke bronnen om uitwisselingsnetwerken
zichtbaar te maken.
1 Belangrijke voorbeelden zijn: Duncan-Jones, R. 1990, Structure and Scale
of the Roman Economy, Cambridge University Press, Cambridge; Silver,
M. 1995, Economic Structures of Antiquity, Greenwood Press, Westport/
London; Mattingly, D.J. & Salmon, J. (red.) 2001, Economies beyond
Agriculture in the Classical World, Routledge, London/New York; Scheidel,
W. & von Reden, S. (red.) 2002, he Ancient Economy, Routledge, New
York; Manning, J.G. & Morris, I. (red.) 2005, he Ancient Economy,
Stanford University Press, Stanford; Scheidel, W., Morris I. & Saller R.
(red.) 2007, he Cambridge Economic History of the Greco-Roman World,
Cambridge University Press, Cambridge; Bowman, A. & Wilson, A.
(red.) 2009, Quantifying the Roman Economy: Methods and Problems,
Oxford University Press, Oxford; Bowman, A. & Wilson, A. (red.)
2011, Settlement, Urbanization and Population, Oxford University Press,
Oxford; Bowman, A. & Wilson, A. (red.) 2013, he Roman Agricultural
Economy: Organization, Investment and Production, Oxford University
Press, Oxford.
Conclusie
Met deze publicatie zijn Scheidel en zijn medeauteurs er
in geslaagd een overzichtsbundel neer te zetten die niet alleen de status quo binnen de conventionele onderwerpen
van de Romeinse economie weergeeft, maar ook voorheen
onderbelichte aspecten op een verfrissende wijze naar voren
brengt. Alhoewel sommige archeologische subdisciplines
(archeobotanie, stabiele isotopen) verder hadden kunnen
worden uitgewerkt, biedt het boek een goede mix van archeologie en oude geschiedenis en is het een aanrader voor
eenieder die zich bezighoudt met de Romeinse economie of
een van haar deelaspecten.
Frits Heinrich
Walter Scheidel (red.)
he Cambridge Companion to the Roman Economy.
Cambridge University Press, Cambridge, 2012.
Paperback: €29,99/$39,99/₤23,99
ISBN 978-0-521-72688-7 (2013)
Hardcover: €75,99/$99,00/₤60,00
ISBN 978-0-521-89822-5 (2012)
68