Marjolijn J. Sorbi is bijzonder
hoogleraar ICT en Gezondheidspsychologie (‘e-Health Psychology’)
aan de Afdeling Klinische en
Gezondheidspsychologie van de
Universiteit Utrecht. Heleen Riper is
hoofd van het Innovation Centre of
Mental Health & Technology
(I.COM) van het Trimbos-instituut
te Utrecht.
Correspondentieadres: M.J. Sorbi,
Afdeling Klinische en Gezondheidspsychologie,
Universiteit Utrecht, Postbus
80.140, 3508 TC Utrecht.
E-mailadres: m.j.sorbi@uu.nl
summar y
Marjolijn J. Sorbi en Heleen Riper
191
e-Health – gezondheidszorg via
internet
e-Health – health care through the internet
e-Health, the employment of information and communication technology
for health care, offers promising opportunities for quality enhancement and
cost containment of health care delivery. In this paper we accumulate
evidence for the efficacy of internet interventions designed to promote a
healthy lifestyle (such as weight control and low risk alcohol consumption),
to reinforce self-management of chronic somatic conditions (such as
headache), and to overcome mental health problems (such as depression
and anxiety disorders). Evidence suggests that internet interventions may
be equally effective as regular face-to-face interventions. Current research
aims at cost effectiveness, at mobile devices for online monitoring and
coaching, at successful components of online-treatment, and at effective
implementation strategies. We identified problems such as e-therapy
adherence and challenges such as the delivery of e-health care per target
population based upon a stepped care approach. We conclude that e-health
is here to stay and will fully integrate into all aspects of health care delivery.
Inleiding
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
De samenleving en ook de gezondheidszorg digitaliseren. Het gebruik van
informatie en communicatietechnologie (ICT) voor de gezondheid – of
e-health in het kort (European Commission Information Society, 2007) –
wordt gezien als een veelbelovend antwoord om niet alleen de kwaliteit van
de zorg, maar ook de kostenbeheersing te waarborgen (Van Irsel et al.,
2006; Slobbe et al., 2006). De term ‘e-health’ kwam op in navolging van het
elektronisch bankieren en zaken doen (e-banking, e-commerce) en kent vele
definities (Oh, Rizo, Enkin, & Jadad, 2005), waarvan die van Eysenbach
(2001) in de academische wereld het meest is geaccepteerd. Deze definitie
luidt:
‘e-Health is an emerging field in the intersection of medical informatics,
public health and business, referring to health services and information
delivered or enhanced through the internet and related technologies. In a
192
e-health – gezondheidszorg via internet
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
broader sense, the term characterizes not only a technical development, but also a state-of-mind, a way of
thinking, an attitude, and a commitment for networked,
global thinking, to improve health care locally, regionally, and worldwide by using information and communication technology’ (Eysenbach, 2001, e20, p. 2).
Was er aanvankelijk nog reserve, omdat patiëntenzorg niet centraal leek te staan (Eysenbach, 2001),
inmiddels wordt de gebruiker – de burger of patiënt –
gezien als de spil van ICT-innovatie in de dienstverlening en zorg (ICTRegie, 2009). Twee elkaar versterkende trends in onze samenleving sluiten aan bij de
erkenning dat de gebruiker, en in de gezondheidszorg
de patiënt, in de innovatie centraal moet staan. Vanuit
de zorg is er een groeiende nadruk op zelfmanagement
en ‘empowerment’ van patiënten om de kwaliteit en
effectiviteit van behandeluitkomsten te vergroten.
Zelfmanagement, gericht op de preventie van gezondheidsproblemen of op optimale regie over een chronische aandoening door de patiënt zelf, geeft verantwoordelijkheid, medezeggenschap en een actieve rol in de
zorg voor eigen gezondheid en helpt naar verwachting
de zorgkosten te beperken (Blanson Henkemans, 2009;
Van Irsel et al., 2006). Tegelijkertijd stimuleert het
internet, aangeduid als Web 2.0, via sociale netwerken –
zoals YouTube of LinkedIn – dat burgers zich profileren
als proactieve consumenten (‘prosumers’) met een
bepalende maatschappelijke invloed (Blanson Henkemans, 2009; Riper, 2008; Sorbi, 2007).
De digitalisering van de gezondheidszorg is onomkeerbaar, en in e-health1 is de inzet van internettechnologie voor de gezondheid en gezondheidszorg
een belangrijk speerpunt geworden (COM, 2004; Raad
voor de Volksgezondheid en Zorg, 2002; Eysenbach,
2001). Voor de geestelijke gezondheidszorg spreken we
van e-mental health (Riper et al., 2007). Interventie via
internet is sterk in opkomst en varieert van psychoeducatie en zelfhulp tot volledige behandelprotocollen
die meestal gebaseerd zijn op de cognitieve gedragstherapie (CBT).
De kansen voor internetinterventie zijn groot. In
Nederland bijvoorbeeld bestaat er nauwelijks een
digitale kloof: 90% van alle inwoners heeft breedbandtoegang en is online actief. Ook patiënten zijn online,
het zoeken naar zorggerelateerde informatie scoort
binnen de top-vijf van redenen tot internetbezoek, en
één op de vier Nederlanders overweegt digitale hulpverlening te zoeken bij gezondheidsproblemen (Riper et
al., 2007). Daarnaast kenmerkt onze cultuur zich door
een positieve visie op zelfzorg en het stimuleren van
eigen verantwoordelijkheid, iets wat zichtbaar wordt in
de mogelijkheden om thuis te bevallen, het zo lang
mogelijk thuis kunnen wonen bij het ouder worden of
het online volgen van therapieën. Het potentieel van
e-health wordt bepaald door de grote uitdagingen die
ermee aangegaan kunnen worden, zoals (1) het op
grote schaal bereiken van doelgroepen die niet of nog
onvoldoende bereikt worden, (2) het voorzien van een
laagdrempelig aanbod, waarvan in eigen ruimte en tijd
gebruik gemaakt kan worden gedurende 24 uur per dag
en 7 dagen per week; (3) ondersteuning van burgers en
patiënten bij het zelf reguleren van hun gezondheid, (4)
extra keuzemogelijkheden voor behandeling en zorg, (5)
toename van de efficiëntie van het zorgaanbod, en (6)
kostenbesparing op termijn door een verruiming van de
mogelijkheden tot ketenzorg en ‘stepped care’ (minimaal waar mogelijk, zwaar waar nodig). Internet en
andere digitale media zullen naar verwachting een rol
gaan spelen in vrijwel alle toekomstige behandelingen
en de reguliere ‘face-to-face’-behandelingen zowel gaan
aanvullen als ook gaan vervangen (Andersson, 2009;
Ritterband, Andersson, Christensen, Carlbring, &
Cuijpers, 2006).
In dit artikel gaan wij in op de aard en effectiviteit
van internetinterventies voor gezondheidsproblemen,
op de actuele stand van zaken van e-health voor geestelijke gezondheidsproblemen en op de toekomst van
deze innovatieve ontwikkeling in de gezondheidszorg.
Internetinterventies voor gezondheidsproblemen
Positionering binnen de gezondheidszorg
Het e-health-aanbod is de afgelopen jaren op een
indrukwekkende wijze gestegen. We maken voor dit
aanbod een onderscheid tussen preventie, behandeling
en zorg, zoals dit ook geldt voor de reguliere gezondheidszorg. Het doel van preventie is het voorkomen en
verminderen van klachten via gezondheidsvoorlichting
en -opvoeding. Primaire preventie richt zich op het
algemene publiek (universele preventie), mensen met
een verhoogd risico op gezondheidsproblemen (selectieve preventie) en mensen met beginnende klachten
(geïndiceerde preventie, zie Mrazek & Haggerty, 1994).
Secundaire preventie richt zich op het voorkomen van
ontregeling of het beperken van de verergering van
bestaande chronische aandoeningen. Het op preventie
gerichte aanbod via internet bestaat uit informatie en
advies, zelftests en screening, programma’s voor
zelfmanagement ten behoeve van een gezonde leefstijl
en zelfhulpprogramma’s zonder en met minimale
begeleiding. Tussen preventie en behandeling ligt een
aanbod van kortdurende interventies, waaraan al dan
niet anoniem wordt deelgenomen. Behandeling vindt
plaats op basis van een behandelovereenkomst tussen
(denk aan zelfregulatie bij diabetes of astma), bevordering van therapietrouw, case- en risicomanagement met
alarmering en om, bijvoorbeeld, rehabilitatie, met
behulp van hulpverleners en/of lotgenotencontact.
Lotgenotencontact via internet, al dan niet in het kader
van formele patiëntenorganisaties, neemt hierbij een
belangrijke plaats in (Van Uden-Kraan, 2008).
Er gelden uiteenlopende doelstellingen voor de inzet
van e-health in de zorgpraktijk. Tabel 1 geeft een overzicht van de doelen in relatie tot het type zorgaanbod.
Ook kan het digitale aanbod worden weergegeven in de
zorgketen. Het Trimbos-instituut ontwikkelde hiervoor
een schema voor ‘online stepped care’ in Nederland (zie
Figuur 1).
193
e-health – gezondheidszorg via internet
een gecertificeerde hulpverlener en patiënt. Het aanbod
via internet omvat de digitale ondersteuning van diagnostiek, rapportage en behandelkeuze (zie bijvoorbeeld
www.kiesbeter.nl), elektronische consulten van de
(huis)arts (zie bijvoorbeeld www.dokter.nl), fysiotherapeut of psycholoog, programma’s voor de begeleiding
van patiënten en online-protocollen voor psychotherapeutische hulp. Bij het verlenen van zorg gaat het om de
ondersteuning van mensen met chronische en terminale aandoeningen, gericht op een optimale kwaliteit
van leven en het behoud van zo veel mogelijk zelfstandigheid in de eigen thuissituatie. Het e-health-aanbod
kan gericht zijn op zelfmanagement van de aandoening
voor de secundaire preventie van ziektemanifestaties
Tabel 1. Doelstellingen van e-health naar type aanbod in de Nederlandse gezondheidszorg.*
Type aanbod
Doelen
Preventie
c
bereiken van moeilijk bereikbare doelgroepen
c
laagdrempelig aanbod voor mensen voor wie de stap naar de reguliere zorg hoog is uit
Preventie en behandeling
c
vergroten van keuzemogelijkheden
c
vergroten van de efficiëntie van het aanbod
Preventie en zorg
c
ondersteunen van zelfmanagement van gezondheid of chronische aandoening
c
verhogen van mogelijkheden tot lotgenotencontact
Preventie, behandeling en zorg
c
vergroten van de toegankelijkheid bij mobiliteitsproblemen en overbrugging van geogra-
angst voor stigma of privacyschending
fische afstand
c
*
kostenbesparing
Met kleine wijzigingen ontleend aan Riper et al. (2007).
gevonden voor het verminderen van het door middel
van een bloedtest bepaalde vetpercentage (d = 0.42).
De effecten waren het sterkst voor de behaalde verlaging van cholesterol en lichaamsgewicht (d = 0.61 en
0.62) en met name voor het behoud van het gewichtsverlies (d = 0.60 en d = 0.76 voor de vergelijking met
twee controlecondities). Een Cochrane-review over de
inzet van interactieve technologie – waaronder naast
internet ook het gebruik van videoconferentie, CDROMS of uitsluitend e-mail communicatie – voor de
zorg aan mensen met chronische en terminale ziekten
leverde 24 effectstudies op (Murray, Burns, See Tai, Lai,
& Nazareth, 2005) 2 . De auteurs berekenden geen
effectgrootten maar standaardiseerden per uitkomstvariabele de gemiddelde effectverschillen tussen de
interventie- en controlegroepen (standardized mean
difference (SMD) scores). De interactieve ondersteuning
leverde toenamen op in kennis van de ziekte en hoe
ermee om te gaan (SMD = 0.46), in ervaren sociale
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
Bewezen werkzaamheid van internetinterventies
In de afgelopen jaren is er een aantal overzichtspublicaties van de ontwikkeling van e-health verschenen alsmede onderzoeksresultaten naar de klinische effectiviteit van deze interventies. Voor de primaire preventie –
de bevordering van gezond gedrag via internet – werd
het e-health-aanbod in kaart gebracht door De Nooijer,
Oenema, Kloek, Brug en De Vries (2005) op het gebied
van lichaamsbeweging, roken, gezonde voeding,
gewichtscontrole, veilig vrijen en alcohol- en drugsgebruik. Negen gecontroleerde studies, streng geselecteerd uit 71 wetenschappelijke publicaties, lagen op het
gebied van gezonde voeding, lichaamsbeweging en
gewichtscontrole. Hier werden middelgrote effecten
gevonden voor toenamen in voedselkennis (d = 0.34),
in zelfeffectiviteit – de mate waarin men denkt in staat
te zijn tot gezonde voeding – ten aanzien van vet (d =
0.46) en vitaminen (d = 0.56) en in matig intensieve
lichaamsbeweging (d = 0.36). Ook werd evidentie
194
zorg en
zelfmanagement
terugvalpreventie
zorg
behandeling
behandeling
diagnostiek en kortdurende interventies
kosten
e-health – gezondheidszorg via internet
Online Stepped Care
(begeleide) zelfhulp
preventie
(zelf)screening en
advies op maat
informatie
publieke gezondheid
tijd
Figuur 1. Schema voor ‘online stepped care’ (ontleend aan Riper, 2008).
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
steun (SMD = 0.35), in zelfeffectiviteit – de mate van
vertrouwen in eigen kunnen om met de ziekte om te
gaan – (SMD = 0.24) en zelfmanagementgedrag (SMD
= 0.20), en leverde enige verbetering op in klinische
uitkomstmaten, zoals gezondheidsstatus, dagen met
symptomen, fysieke activiteit en medische bepalingen
(SMD = 0.18). Een overzicht van Ritterband et al.
(2006) van het gecontroleerde effectonderzoek op het
gebied van internetinterventie liet zien dat dit het sterkst
is ontwikkeld op het gebied van e-mental health – met
name voor angst en depressie3 – en dit komt overeen
met een monografie uit 2007 over de ontwikkeling van
computerinterventies vanaf de jaren 60 tot heden
(Marks, Cavanagh, & Gega, 2007). Gerandomiseerd
gecontroleerd onderzoek en meta-analyses over de
effectiviteit van online preventie en behandeling van
depressie laten gemiddelde effectgrootten zien tussen d
= 0.55 en d = 0.66 (Spek et al., 2007; Riper et al., 2007;
Ruwaard et al.2009). Dit geldt ook voor het online
behandelen van angststoornissen, met nog hogere
effectgrootten van d = 0.80 en d = 1.10 (Andersson,
2009; Spek et al., 2007). Voor problematisch alcoholgebruik zijn vooralsnog primair studies uitgevoerd naar
de effectiviteit van onbegeleide zelfhulpinterventies
voor jongeren en volwassenen. Deze tonen middelgrootte effecten aan rond d = 0.40 (Riper et al., 2008).
Onlangs verscheen het eerste systematische overzicht van gecontroleerd onderzoek op het gebied van
voor het merendeel op de CBT gebaseerde internetinterventies voor de somatische gezondheidszorg
(Cuijpers, Van Straten, & Andersson, 2008). Van de 12
studies op acht verschillende gebieden waren alleen
voor (chronische) pijn en hoofdpijn meerdere studies
uitgevoerd. De gevonden effecten waren matig tot groot
voor pijn (drie studies; d = 0.47 tot d = 0.79) en klein tot
matig voor hoofdpijn (drie studies; d = 0.19 tot d =
0.56). De auteurs suggereren dat de internetinterventies voor (hoofd)pijn inzetbaar zijn als eerste
stap in de zorgketen met aanvullende reguliere zorg als
het effect onvoldoende blijkt, en dat deze bovendien
extra kansen bieden in de multidisciplinaire zorg voor
deze patiënten. De multidisciplinaire zorg is voor deze
patiëntengroep essentieel en in Nederland, zij het
beperkt, ook gerealiseerd (Sorbi, 2008). Maar een
medische achterwacht, mogelijk met een (hoofd)pijnverpleegkundige in de frontlinie, is bij een internetaanbod voor deze patiënten nodig in de gehele zorg-
interventie kan ontstaan, al bleek deze beperkt gerelateerd aan het effect (Knaevelsrud, & Maerker, 2006;
2007). De therapeut doet er toe, maar vooralsnog is
onduidelijk welke mate van professionele ervaring de
therapeut moet hebben: wie de therapeut is, maakt
mogelijk niet veel uit (Andersson, 2009).
Voor Nederland bestaat er een omvattend en representatief overzicht, opgesteld in opdracht van het
Ministerie van VWS, van het actuele aanbod op het
gebied van ICT-gebruik ter verbetering van de geestelijke gezondheidszorg. Hieronder gaan wij in op de
actuele stand van zaken in Nederland op het gebied van
e-mental health.
Internetinterventie: de actuele stand van zaken in
Nederland
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
De programmeringsstudie ‘E-Mental Health’: mijlpaal
voor de stand van zaken
De Programmeringsstudie ‘E-Mental Health’ (Riper et
al., 2007) bood een overzicht van 65 Nederlandse
internetinterventies voor veelvoorkomende enkelvoudige psychische aandoeningen, zoals depressie, problematisch alcoholgebruik en angst. Hiervan waren er 13
gecontroleerd op effect of werden op dat moment
onderzocht. Resultaten van Nederlands onderzoek naar
de effectiviteit van het e-mental health aanbod voor
jongeren waren nog niet beschikbaar.
Dit overzicht liet zien dat er een aanbod beschikbaar
was voor de leeftijdsgroepen van jongeren vanaf 12 jaar,
(jong)volwassenen (16 jaar en ouder) en ouderen (55
jaar en ouder). Dit aanbod werd voor het merendeel
verzorgd door reguliere GGZ-instellingen en landelijke
kennisinstellingen en stichtingen (tezamen 75%),
gevolgd door vrijgevestigde hulpverleners en nieuwkomers op de markt, waaronder landelijk opererende
GGZ-aanbieders, zoals ‘Interapy’, ‘Annazorg’ en ‘PratenOnline’ (tezamen 25%). Cliënten konden aan ongeveer tweederde van het aanbod kosteloos en anoniem
deelnemen. Hierbij ging het met name om een aanbod
op de gebieden van geïndiceerde preventie en kortdurende behandeling. Van dit aanbod voor de
volwassenenzorg was op dat moment ongeveer 1:7
interventies middels wetenschappelijk onderzoek
bewezen effectief bevonden.
Het overzicht toonde tevens aan dat de beschikbaarheid van internetinterventies op het niveau van de
geïndiceerde preventie van angstaandoeningen –
ondanks de hoge prevalentie, ziektelast en economische kosten die hiermee gepaard gaan – in Nederland
nog beperkt was in vergelijking met het aanbod voor
probleemdrinken of depressie. Dit kwam niet helemaal
195
e-health – gezondheidszorg via internet
keten, vanwege de reguliere medicamenteuze behandeling en het gevaar van complicaties door zelfmedicatie.
Deze overzichten tonen aan dat het aantal studies
naar de klinische effectiviteit van internetinterventies
onder gecontroleerde omstandigheden snel toeneemt.
Ze maken bovendien duidelijk dat e-health-applicaties
voor preventie en behandeling inhoudelijk naar elkaar
toe groeien. Dit is zichtbaar in het model voor ‘online
stepped care’ (Figuur 1) waarin begeleide zelfhulp (zelfhulp+) werd opgenomen (Riper, 2008). Hierbij gaat het
om verkorte trainingen die gebaseerd zijn op CBTprotocollen of om programma’s die geënt zijn op
zelfhulpboeken, waarbij selectieve professionele ondersteuning wordt geboden (zie bijvoorbeeld Postel, De
Haan, & De Jong, 2008). Het argument van Cuijpers et
al. (2008) dat internetinterventies goed inzetbaar zijn
als eerste stap in de zorgketen sluit hierbij aan. Ook
geldt natuurlijk dat online-ketenzorg gerealiseerd kan
worden door het geleidelijk opvoeren van de persoonlijke ondersteuning via internet, van de lengte en variatie in geboden behandelmodulen en van de toevoeging
van ‘face-to-face’ of telefonische contacten (Andersson
& Cuijpers, 2008).
Naarmate er meer gecontroleerd onderzoek wordt
verricht gaan de vragen uit naar het verschil in effectgrootte tussen internetinterventies en het reguliere
‘face-to-face’ aanbod en naar het belang van het contact
met de therapeut. Een eerste meta-analyse van 22
studies naar het effectverschil tussen online en reguliere (offline) hulp toonde aan dat internetinterventies
leiden tot meer kennis en gedragsverandering met
effecten die niet onder leken te doen voor die van
‘face-to-face’-interventies. De toetsing op dit punt werd
echter beperkt door de variëteit in onderzoeksmethoden en behandeluitkomsten (Wantland, Portillo, Holzemer, Slaughter, & McGhee, 2004). Inmiddels groeit
echter het bewijs dat internetinterventies voor depressie en angststoornissen in klinische effectiviteit vergelijkbaar zijn met reguliere behandelingen (Amstadter,
Broman-Fulks, Zinzow, Ruggiero, & Cercone, 2009;
Carlbring, Nordgren, Furmark, & Andersson, 2009;
Van’t Hof, Cuijpers, & Stein, 2009). Het recente onderzoek laat tevens zien dat de intensiteit van het contact
met de therapeut de effectiviteit kan beïnvloeden. Voor
de behandeling van depressie is aangetoond dat de
effectiviteit van de interventies toeneemt bij intensiever
therapeutencontact (Andersson, 2009; Spek et al.,
2007; De Graaf et al., 2009). Palmqvist, Carlbring en
Andersson (2007) vonden op basis van 15 studies
sterke verbanden tussen de effectgrootte en de contacttijd met een therapeut. Bovendien is aangetoond dat
een sterke therapeutische werkrelatie ook bij internet-
196
e-health – gezondheidszorg via internet
als een verrassing, omdat ook het reguliere offline
geïndiceerde preventieaanbod voor angst- en paniekklachten beperkt is (Meulenbeek et al., 2009). Daarentegen was het online behandelaanbod voor volwassenen wel al geruime tijd beschikbaar en bewezen effectief
(Lange et al., 2003).
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
De actuele stand van zaken
In twee jaar tijd is het e-mental health aanbod uitgegroeid naar meer dan 100 interventies en ook het
effectiviteitsonderzoek naar deze interventies is toegenomen. Dit geldt ook voor het onderzoek naar de
effectiviteit van internetinterventies voor jongeren,
zoals ‘PratenOnline’, ‘Gripopjedip’ en ‘Allesondercontrole’, waarvan de eerste resultaten wat betreft de
mogelijke besparingen op populatieniveau medio 2010
gepubliceerd worden (Riper et al., 2007).
Ook heeft er een overgang plaatsgevonden van de
ontwikkeling van afzonderlijke internetinterventies naar
een meer programmatische ‘community’-gerichte
benadering van het online-aanbod per doelgroep, zoals
de programma’s ‘CHOICE’ voor jongeren met psychische en verslavingsproblemen (lancering naar verwachting begin 2010) en ‘113Online’ voor mensen met
suïcidale neigingen en hun naasten (lancering naar
verwachting in 2009). Een ander voorbeeld van zo’n
programmatische aanpak is het in 2008 in opdracht van
VWS gestarte en door het Trimbos-instituut en andere
partijen uitgevoerde ‘Mentaal Vitaal’-programma.
‘Mental Vitaal’ heeft tot doel om het bereik van
depressiepreventie voor jongeren en volwassenen via
internet te vergroten voor de hele zorgketen, variërend
van interventies voor mentale fitheid tot en met interventies voor de terugvalpreventie (lancering begin
2010). Concreet beoogt ‘Mentaal Vitaal’ in de periode
2008-2011 een bijdrage te leveren aan het verhogen van
het huidige bereik van geïndiceerde preventie van
depressie van 4.000 personen op jaarbasis naar 40.000
personen op jaarbasis.
Zorgverleners en cliënten kunnen inmiddels inzicht
verkrijgen in het e-health-aanbod voor de somatische en
geestelijke gezondheidszorg via de Kiesbeter-database
van het RIVM (www.kiesbeter.nl). Tevens worden
gezondheidsbevorderende leefstijlinterventies sinds
2008 gewaardeerd door de Erkenningscommissie van
het Centrum Gezond Leven (CGL, RIVM). ‘Kleurjeleven’
(www.kleurjeleven.nl, zie Figuur 2), een ‘evidence-based’
internetcursus voor mensen met subklinische depressieve klachten (Riper & Kramer, 2004; Spek et al.,
2008), is één van de eerste internetinterventies die door
deze commissie positief gewaardeerd is.
Ongeacht de snelle ontwikkelingen op het gebied
Figuur 2a en 2b. Internetcursus voor depressie: voorbeelden van de
‘home pagina’ en van de introductie van een CBT-oefening met
voortgangsmeter binnen een les.
van e-health, en internetinterventie in het bijzonder,
bestaat er nog onduidelijkheid over de bekostiging.
Deze onduidelijkheid houdt verband met de innovatieve
aard van dit aanbod en met stelselwijzigingen in de
zorg. Op dit moment is met name de vergoeding van
het anonieme online-aanbod een heet hangijzer. Deze
anonimiteit verlaagt de toegangsdrempel, verhoogt het
bereik en mogelijk de toeleiding naar het reguliere
zorgaanbod. Dit geldt met name voor problemen waar
mensen niet graag voor uitkomen, zoals bij de onlinebehandeling voor alcoholproblemen (zie bijvoorbeeld
www.alcoholdebaas.nl). Bij internetinterventies die
contact bieden met een hulpverlener en anonimiteit
garanderen, bestaat de anonimiteit vaak uit het niet
koppelen van de deelnemer aan een zorgverzekeringspolis. Hierdoor komt de reguliere financiering in het kader van de zorgverzekeringswet echter in
het geding.
De potentie van e-mental health lijkt nu nog vooral te
bestaan uit het vergroten van het bereik en de toegankelijkheid van het aanbod van geïndiceerde preventieveen kortdurende behandelinterventies vanuit een ‘step-
e-Health nu en in de toekomst
197
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
De gezondheidszorg heeft in korte tijd veel ervaring
opgedaan met online-preventie, zelfzorg en behandeling voor met name depressie, angststoornissen en
problematisch alcoholgebruik voor jong en oud. Dit
online-aanbod is voor deelnemers aantrekkelijk, omdat
het makkelijk toegankelijk en gebruiksvriendelijk is.
Voor aanbieders en verzekeraars is het interessant,
omdat het op grote schaal tegen relatief lage kosten kan
worden aangeboden. Niets wijst erop dat het einde van
deze digitalisering inmiddels in zicht is. Integendeel: de
functies van uiteenlopende digitale media, zoals het
internet, de mobiele telefoon en de televisie, vallen
steeds meer samen.
In dit artikel zijn wij ingegaan op de ontwikkeling van
deze digitalisering binnen de gezondheidszorg. Deze
digitalisering biedt serieuze kansen om goede zorg in
de toekomst toegankelijk en betaalbaar te houden. Als
we nu de balans opmaken, dan kan gesteld worden dat
de vraag naar de effectiviteit van het e-health-aanbod in
een snel tempo toe is aan betrouwbare antwoorden, die
thans het sterkst zijn voor internetinterventies voor
depressie en angststoornissen. De actuele uitdagingen
zijn de verdere uitbreiding van het effectonderzoek naar
andere terreinen van de gezondheidszorg, de effectvergelijking met het reguliere zorgaanbod, onderzoek
naar de vraag voor welke patiëntgroepen het e-healthaanbod nu juist wel of niet geschikt is en onderzoek
naar de kostenbesparing en kosteneffectiviteit. Volgens
het opkomende onderzoek naar de kosteneffectiviteit
zijn de resultaten vooralsnog positief, in de zin dat de
zorgkosten van internetinterventies lager zijn dan die
van het reguliere aanbod (De Graaf et al., 2008; Kaltenthaler et al., 2006; Smit, Riper, Kramer, Schippers, &
Cuijpers, submitted; Titov, Andrews, Johnston, Schwencke, & Choi, 2009). Publicaties van vergelijkend onderzoek naar interventiekosten en te behalen gezondheidswinst ten opzichte van het reguliere aanbod zijn in
voorbereiding (zie dit themanummer: Spek, 2009;
Warmerdam, Van Straten, & Cuijpers, 2009).
De achilleshiel van interventie via internet is een
relatief hoge uitval of lage therapietrouw in de
onderzoekssetting en in de praktijk van de e-health
toepassingen (Eysenbach, 2005; De Nooijer et al.,
2005). Aangaande de redenen benadrukt Eysenbach
(2005) het onderscheid tussen ontevredenheid met de
geboden hulp (‘disenchantment discontinuance’) en
specifiek gedrag van internetgebruikers om gemakkelijk
weg te klikken, waarbij een consumentengewoonte
meespeelt (‘replacement discontinuance’). Ook werd
aangetekend dat deze uitval – evenals overigens vergelijkbare of hogere uitval in geneesmiddelenonderzoek –
nu met tot dusverre ongekende precisie via het internet
vastgesteld kan en moet worden, evenals de blootstelling, compliantie en ‘dose-response’ (Christensen &
Mackinnon, 2006). Een belangrijke maatregel om zowel
studie-uitval als een lage therapietrouw te verminderen,
is het persoonlijk maken van de internetinterventie door
intensivering van contact en feedback (Crutzen, 2009;
De Nooijer et al, 2005; Wantland et al., 2004). Dit kan
via therapeutencontact per telefoon of e-mail (Postel et
al., 2008; Andersson & Cuijpers, 2008), via continue
digitale monitoring en feedback (Sorbi, 2007) en via
internet- opties voor onderling contact tussen deelnemers.
Continue monitoring en feedback kan zeer goed via
internet worden gerealiseerd. Denk aan het regelmatig
bijhouden van eigen symptomen, gezondheidsgedrag,
opbrengsten van oefeningen en leerresultaten van de
internetinterventie. De (dagelijkse) scores kunnen
worden omgezet in voortgangsmonitoren, waarmee de
deelnemer feedback krijgt over de eigen gesteldheid en
het nut van de interventie. Figuur 3 geeft een voorbeeld
van een voortgangsmonitor voor de aanmeldingsklacht
van een internetcursus voor migraine die recent werd
ontwikkeld (Sorbi, 2009). Om de herkenbaarheid te
vergroten verschijnen in deze cursus drie voorbeeldpatiënten (in 26 korte films met acteurs) die per les toelichten hoe met de cursus en de cursusopdrachten kan
worden omgegaan. Daarnaast kan lotgenotencontact
(Van Uden-Kraan, 2008) in de vorm van een
deelnemersforum in de applicatie worden opgenomen
(zie bijvoorbeeld www.pratenonline.nl).
Een actuele, nieuwe ontwikkeling die relevant is op
deze gebieden, is de mobiele ondersteuning per zakcomputer, GSM-telefoon of ‘smartphone’, via geavanceerde software met optimale beveiliging van de communicatie (Sorbi, Mak, Houtveen, Kleiboer, & Van
Doornen, 2007; Kleiboer, Sorbi, Mérelle, Passchier, &
Van Doornen, in druk). In een recente webomgeving
voor internetinterventie is deze mobiele ondersteuning
integraal opgenomen, en kan optioneel worden ingezet
ter aanvulling op, bij voorbeeld, de screening, interventie of nazorg (Sorbi, 2009). De mobiele applicatie werd
met succes ingezet ter ondersteuning van een zelf-
e-health – gezondheidszorg via internet
ped care’ benadering voor psychische problemen. Het
curatieve e-mental health behandelaanbod is echter in
opmars en zal naar verwachting in toenemende mate
een digitale component krijgen of geheel online verlopen. Dit geldt ook voor het e-health aanbod. Ter afsluiting gaan wij in op de knelpunten en kansen voor
e-health- interventies – nu en in de toekomst.
198
e-health – gezondheidszorg via internet
Figuur 3. Internetcursus voor migraine: voorbeelden van de ‘home
pagina’ met drie voorbeeldpatiënten en van de voortgangsmonitor
voor migraine (scores uit een hoofdpijndagboek worden omgezet in
een grafiek: een lichtgekleurd vlak geeft aan dat het gaat om een
migraineaanval volgens de diagnostische criteria. Bij klikken op het
bolletje verschijnen de gebruikte medicamenten naar hoeveelheid
per soort).
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
managementtraining voor mensen met chronische
migraine die door patiënttrainers in de thuissituatie
werd aangeboden aan nieuwe patiënten (Kleiboer et al.,
in druk; Mérelle, 2008). Gezien de snelle ontwikkeling
in de telefonie is het op termijn mogelijk haalbaar om
de eigen mobiele telefoon van patiënten te betrekken bij
hun onderlinge ondersteuning, tijdens of in de nazorg
van een interventie die al dan niet via internet wordt
aangeboden.
Wenselijk is ook de ontwikkeling van behandelcomponenten en afzonderlijke modulen, om de flexibiliteit van de internetbehandeling te vergroten en deze
optimaal te laten aansluiten bij de hulpvraag en behoef-
ten van cliënten (Andersson, 2009). Een goed voorbeeld betreft varianten van de ontspanningstraining die
in veel CBT-protocollen worden gebruikt. Carlbring,
Björnstjerna, Bergström, Waarda en Andersson (2007)
toonden aan dat een aanbod door een therapeut en
aanbod via internet beide effectief zijn en niet in effect
verschillen. Het monitoren en plannen van dagelijkse
activiteiten (‘activity scheduling’) is een ander voorbeeld
van een effectieve behandelcomponent van CBT, die
ook als enkelvoudige interventie effectief is (Cuijpers,
Van Straten, & Warmerdam, 2007). Recente andere
voorbeelden zijn modulen voor ‘emotional disclosure’ en
‘mindfulness’. Technieken van ‘emotional disclosure’, het
gericht schrijven over diepe eigen gevoelens (Pennebaker, 1997), kunnen worden toegepast in de thuissituatie
(Van Middendorp, Sorbi, Van Doornen, Bijlsma, &
Geenen, 2007), zijn relevant voor de behandeling van,
Information Society, 2009; Van Thiel, 2009). Dit gebied van e-health
2. Het ging om ‘Interactive Health Communication Applications’
(IHCAs) bij volwassenen op de gebieden van AIDS/HIV (N = 2), de
ziekte van Alzheimer en geheugenverlies (N = 2), obesitas (N = 2),
eetstoornissen (N = 1) en incontinentie (N = 1); bij kinderen en
volwassenen op de gebieden van kanker en leukemie (N = 2) en
diabetes (N = 2), en bij kinderen op de gebieden van astma (N = 6)
en encopresis (N = 1).
3. Het betrof 14 internetinterventies voor de geestelijke gezondheidszorg [angststoornissen, waaronder paniek, PTSS en sociale angst (N
= 8), depressie (N = 3) en boulimie en lichaamsbeeld (N = 3)], 9
studies voor de somatische gezondheidszorg [hoofdpijn (N = 2), lage
rugpijn (N = 1), diabetes (N = 1), encopresis (N = 1), tinnitus (N = 3)
en slapeloosheid (N = 1)] en 3 studies op het gebied van leefstijlinterventie [gewichtscontrole (N = 2) en stoppen met roken (N = 1)].
Literatuur
Amstadter, A.B., Broman-Fulks, J., Zinzow, H., Ruggiero, K.J., &
Cercone J. (2009). Internet-based interventions for traumatic
stress-related mental health problems: a review and suggestion
for future research. Clinical Psychology Review, 29, 410-420.
Andersson, G. (2009). Using the Internet to provide cognitive
behaviour therapy. Behaviour Research and Therapy, 47, 175-180.
Andersson, G., & Cuijpers, P. (2008). Pros and cons of online
cognitive-behavioural therapy. The British Journal of Psychiatry,
193, 270-271.
Blanson Henkemans, O. (2009). ePartner for self-care – How to
enhance eHealth with personal computer assistants. Academisch
proefschrift. Delft, NL: Technische Universiteit Delft.
Böckermann, M., & Rosens, N. (2009). MyMind – een studie naar de
bruikbaarheid en het effect van een individuele 2-weekse online
mindfulness-training. Masterthesis. Utrecht, NL: Universiteit
Utrecht.
Carlbring, P., Björnstjerna, E., Bergström, A., Waarda, A., & Andersson, G. (2007). Applied relaxation: An experimental analogue
study of therapist vs. computer administration. Computers in
Human Behavior, 23, 2-10.
Carlbring, P., Nordgren, L.B., Furmark, T., & Andersson, G. (2009).
Long term outcome of Internet delivered cognitive-behavioural
Research and Therapy doi: 10.1016/j.brat.2009.06.012.
Christensen, H., & Mackinnon, A. (2006). The law of attrition revised. Journal of Medical Internet Research, 8, e20.
1. Een aanverwante term is ‘telemedicine’ gericht op zorg op afstand
(telezorg) via ICT, internet, sensoren, intelligente televisie, alarm- en
zens: An action plan for a European e-Health area. Brussel, BE:
Commission of the European Communities.
Crutzen, R., Nooijer, J. de, Brouwer, W., Oenema, A., Brug, J., &
beslissingsondersteunende systemen en andere technologie in de
Vries, N.K de (2009). A conceptual framework for understan-
thuissituatie van chronisch zieken en ouderen. De term wordt
ding and improving adolescents’ exposure to Internet-delivered
toenemend onder e-health geschaard (European Commission,
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
therapy for social phobia: A 30-month follow-up, Behaviour
COM (2004). E-Health, making healthcare better for European citiNoten
199
blijft in dit artikel buiten beschouwing.
e-health – gezondheidszorg via internet
bijvoorbeeld, posttraumatische stressstoornissen (voor
internetinterventie zie Lange et al., 2003) en werden nu
ontwikkeld als een aparte moduul voor internetinterventie (Haenen, Ruisch, & Zandstra, 2009). ‘Mindfulness’ staat voor een op het boeddhisme geënte
meditatietechniek die met succes wordt ingezet voor
stressreductie (Grossman, Niemann, Schmidt, &
Wallach, 2004) en onder andere bij pijnpatiënten wordt
gebruikt (Marone, Greco, & Weiner, 2008). Ook hiervoor werd een aparte module ontwikkeld voor de toepassing via het internet (Böckermann & Rosens, 2009).
Ook al zijn er op dit moment meer uitdagingen dan
oplossingen, naar onze mening zal de digitalisering van
de zorg eerder sneller dan langzamer gaan dan menigeen verwacht. Er is een aantal trends zichtbaar die deze
verwachting ondersteunen. Vandaag de dag zijn er
wereldwijd al meer dan één op de zes mensen (1 miljard) digitaal met elkaar verbonden en in Nederland is
dit bijna één op één (Internet World Stats, 2008).
Mensen gebruiken deze digitale verbondenheid voor
het uitwisselen van sociale, recreatieve en gezondheidsinformatie en ervaring. Tevens bevinden we ons aan de
vooravond van de doorbraak van Web 3.0, de transitie
van slimme gebruikers en prosumers (Web 2.0) naar
het slimmer worden van de digitale media zelf (Riper,
2008). Vanuit deze visie is het niet zo moeilijk om te
voorspellen dat de huidige digitale media in de nabije
toekomst zullen integreren in de zorgondersteuning.
De ontwikkeling van internetinterventies gecombineerd
met mobiele telefoons en vice versa (Sorbi, 2007; 2009)
is hiervan al een duidelijk voorbeeld.
Ook zijn wij van mening dat naast het belangrijke
onderzoek naar de kosteneffectiviteit van e-healthinterventies er ook meer onderzoek nodig is naar
aangetoond effectieve strategieën voor implementatie
van deze interventies, met inbegrip van het monitoren
van behandeluitkomsten in de praktijk van alledag,
kosteneffectieve wervingsstrategieën, en het vergroten
van de betrokkenheid van deelnemers en patiënten bij
die implementatie. De echte uitdagingen zullen verschuiven naar de integratie van het online- en het
offline-aanbod en naar de ontwikkeling van de volgende
generatie e-health-applicaties: een betrouwbare infrastructuur in 7 miljoen huishoudens die patiënten thuis
werkelijk in staat stelt de eigen zorg in te richten.
200
interventions. Health Promotion International (epub ahead of
print).
e-health – gezondheidszorg via internet
Cuijpers, P., Straten, A. van, & Andersson, G. (2008). Internetadministered cognitive behavior therapy for health problems: A
systematic review. Journal of Behavioral Medicine, 31, 169-177.
Cuijpers, P., Straten, A. van, & Warmerdam, L. (2007). Behavioral
Kaltenthaler, E., Brazier, J., Nigris, E. de, Tumur, I., Ferriter, M.,
Beverley, C., Parry, G., Rooney, G., & Sutcliffe, P. (2006). Computerised cognitive behaviour therapy for depression and anxiety
update: A systematic review and economic evaluation. Health
Technology Assessment, 10, 1-168.
Kleiboer, A.M., Sorbi, M.J., Mérelle, S.Y.M., Passchier, J., & Doornen
activation treatments of depression: A meta-analysis. Clinical
L.J.P. van (in druk). Utility and preliminary effects of ‘online
Psychology Review, 27, 318-326.
digital assistance’ for behavioral attack prevention in chronic
European Commission, Information Society (2007). What is
eHealth. Op 5 maart 2007 ontleend aan http://ec.europe/
migraine. Telemedicine and e-Health.
Knaevelsrud, C., & Maerker, A. (2006). Does the quality of the
information_society/activities/health/what_is_ehealth/
working alliance predict treatment outcome in online psycho-
index_en.htm
therapy for traumatized patients? Journal of Medical Internet
European Commission, Information Society (2009). The Prague
Declaration – eHealth 2009 Conference Declaration, op http://
Research, 8, e31.
Knaevelsrud, C., & Maerker, A. (2007). Internet-based treatment for
ec.europa.eu/information_society/activities/health/docs/
PTSD reduces distress and facilitates the development of a
events/2009/ehealth2009/prague_declaration.pdf
strong therapeutic alliance: A randomized controlled clinical
Eysenbach, G. (2001). What is e-health? Journal of Medical Internet
Research, 3, e20.
Eysenbach, G. (2005). The law of attrition. Journal of Medical Internet
Research, 7, e11.
Graaf, L.E. de, Gerhards, S.A., Evers, S.M., Arntz, A., Riper, H.,
Severens, J.L., Widdershoven, G., Metsemakers, J.F., & Huibers,
M.J. (2008). Clinical and cost-effectiveness of computerised
cognitive behavioural therapy for depression in primary care:
Design of a randomised trial. BMC Public Health, 8, 224.
Graaf, L.E. de, Gerhards, S.A., Arntz, A.,, Riper, H., Metsemakers,
J.F., Evers, S.M., Severens, J.L., Widdershoven, G., & Huibers,
M.J. (2009). Clinical effectiveness of online computerised
trial. BMS Psychiatry, 7, 13.
Lange, A., Rietdijk, D., Hudcovicova, M., Venn, J.P. van de, Schrieken, B., & Emmelkamp, P.M. (2003). Interapy: A controlled
randomized trial of the standardized treatment of posttraumatic
stress through the internet. Journal of Consulting and Clinical
Psychology, 71, 901-909.
Marks, I.M., Cavanagh, K., & Gega. L. (2007). Hands-on help –
computer-aided psychotherapy. Hove, NY: Psychology Press,
Taylor & Francis Group.
Marone, N.E., Greco, C.M., & Weiner, D.K. (2008). Mindfulness
meditation for the treatment of chronic low back pain in older
adults: A randomized controlled pilot study. Pain, 134, 310-319.
cognitive-behavioural therapy without support for depression in
Mérelle, S.Y.M. (2008). Migraine trainers as models: The effectiveness
primary care: Randomised trial. British Journal of Psychiatry, 195,
of lay trainers with migraine for behavioural attack prevention.
73-80.
Academisch proefschrift. Rotterdam, NL: Erasmus Universiteit
Grossman, P., Niemann, L., Schmidt, S. & Wallach, H. (2004).
Mindfulness-based stress-reduction and e-health benefits: A
meta-analysis. Journal of Psychosomatic Research, 57, 35-43.
Haenen, S., Ruisch, A., & Zandstra, D.C. (2009). Emotional Disclosure via internet – onderzoek naar het effect en de uitvoerbaarheid
van een aangepast Emotional Disclosure protocol voor de thuissituatie. Bachelorthesis. Utrecht, NL: Universiteit Utrecht.
Hof, E. van ‘t, Cuijpers, P., & Stein, D.J. (2009). Self-help and
internet-guided interventions in depression and anxiety disorders: A systematic review of meta-analyses. CNS Spectrum, 2
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
Suppl 3, 34-40.
ICTRegie (2009). ICT2030.nl – ICT-agenda voor de toekomst van
Nederland. Den Haag, NL: ICTRegie.
Internet World Stats (2008). World internet users and population stats.
www.internetworldstats.com
Irsel, H. van, Lugt, H. van der, Poutré, J.A. La, Bergmans, J.W.M.,
Schuurman, J.G., Korsten, H., Clercq, P.A. de, Bens, W.E.J.M.,
Rotterdam.
Meulenbeek, P., Willemse, G., Smit, F., Smits, N., Balkom, A. van,
Spinhoven, P., & Cuijpers, P. (2009). Effects and feasibility of a
preventive intervention in sub-threshold and mild panic disorder: Results of a pilot study. BMC Research Notes, 2, 4.
Middendorp van, H., Sorbi, M.J., Doornen, L.L.P. van, Bijlsma,
J.W.J., & Geenen, R. (2007). Feasibility and induced cognitiveemotional change of an ED intervention adapted for home
application. Patient Education and Counselling, 66, 177-187.
Mrazek, R.J., & Haggerty, R.J. (1994). Reducing risks for mental disorders: Frontiers for preventive intervention research. Washington,
DC: National Academy Press.
Murray, E., Burns, J., See Tai, S., Lai, R., & Nazareth, I. (2005). Interactive health communication applications for people with
chronic disease. Cochrane Database Systematic Review. The
Cochrane Library. 4. London, UK: John Wiley & Sons, Ltd.
Nooijer, J. de, Oenema, A., Kloek, G., Brug, H., Vries, H. de, & Vries,
Hasman, A., Halteren, A.T. van, Hermens, H., Sent, D., Bante, I.,
N. de (2005). Bevordering van gezond gedrag via internet – nu en in
Bohte, S., Vries, G. de, & Stut, W. (2006). Patiëntgerichte i-zorg
de toekomst. Rapport ZonMw Programma ‘Gezond Leven’. Den
voor chronisch zieken. Informatie, 8, 46-52.
Haag, NL: Nederlandse Organisatie voor Gezondheidsonderzoek en Zorginnovatie.
Oh, H., Rizo, C., Enkin, M., & Jadad, A. (2005). What is e-Health (3):
A systematic review of published definitions. Journal of Medical
delivered treatments with or without therapist input: Does the
therapist factor have implications for efficacy and cost? Expert
Review of Pharmacoeconomics & Outcome Research, 7, 291-297.
Pennebaker, J.W. (1997). Writing about emotional experiences as a
therapeutic process. American Psychological Society, 8, 274-281.
Postel, M.G., Haan, H.A. de, & Jong, C.A. de (2008). E-therapy for
Sorbi, M.J., Mak, S.B., Houtveen, J., Kleiboer, A.M., & Doornen,
L.J.P. van (2007). Mobile web-based monitoring and coaching: A
new e-health method and its feasibility in chronic migraine.
Journal of Medical Internet Research, 9, e38.
Sorbi, M.J. (2008). Behaviour counts – 16th Marcia Wilkinson honorary
lecture. 18th Annual Scientific Meeting of the Anglo Dutch Migraine Association, Buxton, UK: May 1st to 3rd 2008.
Sorbi, M.J. (2009). Internetcursus MyMigraine – ‘Content manage-
mental health problems: A systematic review. Telemedicine and
ment systeem’ & internetcursus met screening en effectmeting voor
e-Health, 14, 707-714.
zelfmanagement van migraine (Product rapport Innovatiefonds
Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (2002). E-health in zicht.
Zoetermeer, NL: RVZ.
Riper, H. (2008). Curbing problem drinking in the digital galaxy.
Zorgverzekeraars, dossier nr. 1222, Universiteit Utrecht, maart
2009).
Spek, V., Cuijpers, P., Nyclíček, I., Riper, H., Keyzer, J., & Pop, V.
Academisch proefschrift. Amsterdam, NL: Vrije Universiteit
(2007). Internet-based cognitive behaviour therapy for symp-
Amsterdam.
toms for depression and anxiety: A meta-analysis. Psychological
Riper, H., & Kramer, J. (2004). Kleurjeleven, online cursus omgaan met
depressieve klachten. Utrecht, NL: Trimbos-instituut
Riper, H., Kramer, J., Smit, F., Conijn, B., Schippers, G., & Cuijpers,
Medicine, 37, 319-328.
Spek, V., Cuijpers, P., Nyclíček, I., Smits, N., Riper, H., Keyzer, J., &
Pop, V. (2008). One-year follow-up results of a randomized
P. (2008). Web-based self-help for problem drinkers: A pragma-
controlled clinical trial on internet-based cognitive behavioural
tic randomized trial. Addiction, 103, 218-27.
therapy for subthreshold depression in people over 50 years.
Riper, H., Smit, F., Zanden, R. van der, Conijn, B., Kramer, J., &
Mutsaers, K. (2007). E-Mental Health – high tech, high touch,
Psychological Medicine, 38, 635-639.
Spek, V. (2009). Depressieve klachten bij vijftigplussers: De effecti-
high trust. Utrecht, NL: Trimbos-instituut, I.Com Innovation
viteit van internetbehandeling. Psychologie & Gezondheid, 37,
Centre of Mental Health & Technology.
214-219.
Ritterband, L.M., Andersson, G., Christensen, H.M., Carlbring, P., &
Cuijpers, P. (2006). Directions for the International Society for
Research on Internet Interventions (ISRII). Journal of Medical
Internet Research, 8, e23.
Ruwaard. J., Schrieken, B., Schrijver, M., Broeksteeg, J., Dekker, J.,
Vermeulen, H., & Lange A. (2009). Standardized web-based
cognitive behavioural therapy of mild to moderate depression: A
randomized controlled trial with a long-term follow-up. Cognitive
and Behaviour Therapy, 16, 1-16 (Epub ahead of print).
Slobbe, L.C.J., Kommer, G.J., Smit, J.M., Groen, J, Meerding, W.J., &
Thiel, E. van (2009). Telemedicine empowert patiënt. ZKopers – Hét
vakblad over zorginkoop. Rockanje, NL: Media Zorg, 30-32.
Titov, N., Andrews, G., Johnston, L., Schwencke, G., & Choi, I.
(2009). Shyness programme: longer term benefits, costeffectiveness, and acceptability. Australian and New Zealand
Journal of Psychiatry, 43, 36-44.
Uden-Kraan, N. van (2008). Online peer support for patients with
somatic diseases. Academisch proefschrift. Enschede, NL: Universiteit Twente.
Wantland, D.J., Portillo, C.J., Holzemer, W.L., Slaughter, R., & McG-
Polder, J.J. (2006). Kosten van ziekten in Nederland 2003: Zorg
hee, E.M. (2004). The effectiveness of web-based vs. non-web-
voor euro’s. Bilthoven, NL: RIVM.
based interventions: A meta-analysis of behavioral change
Smit, F., Riper, H., Kramer, J., Schippers, G., & Cuijpers, P. (submitted). Cost-effectiveness of a web-based intervention for problem
drinking: Randomized trial.
Rüddel, & M.E.F. Bühring (Red.). Frontiers in stepped eCare (pp.
outcomes. Journal of Medical Internet Research, 6, e40.
Warmerdam, L., Straten, A. van, & Cuijpers, P. (2009). Internettherapie bij depressieve klachten: Een gerandomiseerde studie.
Psychologie & Gezondheid, 37, 202-213.
psychologie & gezondheid | 2009-37/4
Sorbi, M.J. (2007). eHealth and a new world online. In M.J. Sorbi, H.
201
Gezondheidspsychologie.
e-health – gezondheidszorg via internet
Internet Research, 7, e1.
Palmqvist, B., Carlbring, P., & Andersson, G. (2007). Internet-
136-165). Utrecht, NL: Universiteit Utrecht, Afdeling Klinische en