Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                

Fifth avenue

2009, Cahier Citygraphy #2

Fifth Avenue Tussen 1911 en 1947 verschenen drie geïllustreerde boeken exclusief gewijd aan de New Yorkse Fifth Avenue. Alle drie maken ze overvloedig gebruik van fotografische beelden (twee boeken bestaan zelfs uitsluitend uit foto’s). Geen enkele andere straat in New York kon in die periode op zoveel fotografische aandacht rekenen. Vanwaar die fascinatie voor Fifth Avenue? Een mogelijke verklaring kan worden gevonden in de frenetieke bouwlust die de stad al sinds 1890 in zijn greep hield. In de zoektocht naar een rolmodel dat enige richting aan deze wildgroei zou kunnen geven, kwam Fifth Avenue al snel in het vizier. Misschien kon de mythische Fifth Avenue, waar er van de meest gevreesde uitwassen van de modernisering (hoogbouw en industrialisering) nog geen spoor te bespeuren viel, wel zo’n voorbeeldfunctie vervullen. Als een buurt die er min of meer in geslaagd was twee cruciale stedelijke functies (residentieel en commercieel) blijvend met elkaar te verbinden, leek Fifth Avenue daarenboven een formule gevonden te hebben voor een meer harmonische ontwikkeling van de moderne stad. Alhoewel de fotoboeken over Fifth Avenue duidelijk schatplichtig zijn aan dit debat, zou het verkeerd zijn om de fotografische representatie van de straat louter te lezen als een illustratie ervan. De fotografische beelden zijn hoogstens te omschrijven als visuele echo’s: ze verwijzen naar het ‘oorspronkelijke’ debat maar vervormen het tegelijkertijd (een echo is geen kopie). Andere verzuchtingen haken zich ook vast in het fotografische beeld. Net zoals de getekende of de literaire stad is ook de gefotografeerde stad in eerste instantie een gedroomde stad (en geen gedocumenteerde stad). De stadsbeelden die door de drie onderzochte fotoboeken worden gegenereerd, moeten dan ook worden gelezen als een invulling van die talloze verwachtingen ten aanzien van de stad: ze tonen een gewilde stad, geen werkelijke. (1911) Fifth Avenue, from start to finish In 1911 publiceerde de New Yorkse uitgeverij Welles & Co een fotoboek volledig gewijd aan Fifth Avenue.1 Op het eerste gezicht lijkt dit boek perfect aan te sluiten bij een eerder gepubliceerd boek dat zich ook toelegt op de fotografische registratie van één enkele straat. Zo had The De Leeuw Riehl Publishing Company in 1910 al een fotoboek over Broadway gepubliceerd, met als titel Both sides of Broadway: from Bowling Green to Central Park, New York City.2 In dat boek kondigde de uitgever trouwens ook aan dat er een hele resem fotoboeken over beroemde straten van over heel de wereld zou verschijnen, een reeks waarin een boek over Fifth Avenue natuurlijk niet kon ontbreken. In een advertentie die op verschillende plaatsen in het boek opduikt, luidt het dat de uitgever de exclusieve rechten op de publicatie van al deze boeken al had verworven en dat men er dus spoedig aan zou kunnen beginnen. Ondanks de 1 2 Fifth Avenue, New York, form start to finish. New York 1911, Welles & Co. R.M. De Leeuw (comp.), Both sides of Broadway: from Bowling Green to Central Park, New York City. New York c. 1910, The De Leeuw Riehl Publishing Company. zelfverzekerde toon van de advertentie zouden deze aangekondigde boeken echter nooit het licht zien en bleef het Broadway-deel verweesd achter. Het boek dat in 1911 over Fifth Avenue werd gepubliceerd heeft uiteindelijk dan ook niets te maken met zijn voorganger. Zowel qua afmetingen en vormgeving als qua beoogd publiek en fotografische strategie, verschilt het grondig van het Broadway-boek. Maar ook van de reguliere boekproductie: door zijn ongewone afmetingen (een langwerpig formaat van 21 cm. hoog op 56 cm. breed) onderscheidt het boek zich overigens van om het even welk boek op dat moment. Dit bijzondere formaat was het gevolg van de formele keuze om te werken met een panoramische camera. (afb. 1) Het boek bestaat vrijwel uitsluitend uit beelden: naast een uiterst summiere inleiding (feitelijk niet meer dan een dankwoord aan de bewoners en handelaars van de straat) en een register van namen en bedrijven op het einde van het boek zijn er geen teksten die het publiek iets zouden kunnen leren over de precieze inzet van het boek.3 In tegenstelling tot het Broadway-boek dat zichzelf in een uitgebreid voorwoord toelicht en verdedigt, is er hier geen uitgeschreven programma. Dat wil niet zeggen dat er geen indicaties zijn over de functie die dit boek mogelijkerwijze zou kunnen vervullen. Zo kan de lezer onderaan de beelden telkens de namen van de bewoners of handelaars van de in de daarboven getoonde gebouwen aantreffen en volgen er op de foto’s nog een aantal pagina’s waarin bedrijven en instellingen hun op de avenue ontplooide economische activiteiten aanprijzen. Dit alles laat vermoeden dat het boek uiteindelijk niet meer is dan een luxueus en ietwat groot uitgevallen adresboek. Het is dan ook weinig waarschijnlijk dat dit boek vrij in de handel verkrijgbaar was. Wellicht was het eerder bedoeld als een soort van relatiegeschenk dat de erin vermelde winkels hun klanten konden aanbieden. Zoals de titel van het boek al aangeeft, wordt de hele avenue van begin (Washington Square) tot eind (dat zich op dat moment zo ongeveer situeerde in de buurt van 92nd Street) vastgelegd. Gedurende het hele traject volgt de fotograaf een ijzeren logica: uitgerust met een panoramische camera maakt hij afwisselend een beeld van de rechter- en linkerzijde van de straat. De rechterzijde van de straat (de oostelijke kant) wordt op de linkerpagina afgedrukt, de er tegenoverliggende linkerkant van de straat (de westelijke kant) wordt op de rechterpagina geplaatst. Alleen ter hoogte van Central Park wordt die onverbiddelijke logica even onderbroken: dan beperkt het boek zich tot de weergave van de rechterzijde van de straat, terwijl het park links (met uitzondering van het Metropolitan Museum of Art) onzichtbaar blijft. Blijkbaar blijft het park, als een recreatieve ruimte, toch een vreemd lichaam in een straat die volledig op consumptie en handel is ingesteld. Dit wegsnijden van het park bevestigt de veronderstelling dat het boek inderdaad bedoeld was voor dat segment van het publiek dat in staat was de in de straat aangeprezen goederen ook te kopen. 3 De gehele tekst luidt als volgt: ‘JUST A WORD. In submitting this volume to the consideration of the public, the publishers desire to thank those who dwell in the district pictured herein – also those who live their business life there – for the warm interest evinced and for the hearty cooperation given’. De straat wordt telkens vanuit eenzelfde frontaal standpunt gefotografeerd. De fotograaf richt zijn camera loodrecht op de gevels voor hem. Normaal zorgt zo’n standpunt voor een relatief beklemmend ruimtegevoel: door geen bewegingsvrijheid naar links of rechts toe te laten, wordt de kijker vastgezet in het centrum van het beeld. Dit wordt hier echter op twee manieren vermeden. Zo is er ten eerste de keuze voor het panoramische formaat: in dit breed uitwaaierende beeld plooit de ruimte zich links en rechts van de kijker juist weelderig open. Het golvend karakter van het beeld, een resultaat van de perspectivische vertekeningen eigen aan het panoramisch formaat, ondersteunt deze laterale beweging nog: het flaneren door de straat krijgt nu zelfs een uitgesproken dansant karakter. Een tweede opening wordt gecreëerd door ook de zijstraten een rol te laten spelen in het beeld. Zij nuanceren de laterale dynamiek door de kijker mee in de diepte te lokken. Beide elementen samen zorgen voor een rijk kinetisch programma dat niet alleen de kijker een breed keuzepalet aan bewegingen aanbiedt (of: de kijker heel wat bewegingsmogelijkheden biedt), maar dat meteen ook de straat een centrale plaats geeft in het stedelijk weefsel. De zijstraten die ontspringen aan (of uitmonden in) Fifth Avenue verschijnen hier als evenzovele vertakkingen die de avenue met de rest van de stad verbinden. Ze staan niet alleen in voor de circulatie van goederen en consumenten, maar ze vormen ook het fijnmazige netwerk waarlangs de avenue haar symbolisch programma over de rest van de stad verspreidt. Fifth Avenue verschijnt hier als het kloppende hart van de stad. (afb. 2 & 3) Hoe rijk het kinetisch programma ook moge zijn, één mogelijke beweging wordt resoluut in de kiem gesmoord: de kijker kan zich weliswaar vrijelijk naar links en rechts bewegen of zich vooruitstorten in een van de vele zijstraten die zich voor hem openen, maar de blik naar boven is uitgesloten. Het weidse, panoramische formaat werkt in de breedte, niet in de hoogte: het zet exclusief in op een horizontale expansie. De horizontale dynamiek loopt overigens door in het gehele boek, dat de avenue van begin tot einde toont. Om die stuwende, immer voorwaarts denderende beweging nergens te laten stremmen worden de panoramische foto’s dan ook zorgvuldig met elkaar verbonden: waar het ene beeld eindigt, pakt het volgende beeld de draad weer op. Er vallen (althans op dit niveau) geen gaten in de tocht doorheen de straat. Nergens wordt de ruimtelijke continuïteit van de straat echt doorbroken, zelfs de zijstraten die links en rechts in de straat opengaan veroorzaken nauwelijks rimpelingen in de ruimtelijke coherentie van Fifth Avenue. Een vergelijking met het Broadway-boek kan hier verhelderend zijn. De eenvormigheid van het panoramische formaat wordt hier ingeruild voor een bizarre mengvorm. Het boek bestaat uit een hutsepot van fotografische beelden die nu eens verticaal dan weer horizontaal georiënteerd zijn en heldere overzichten afwisselen met spectaculaire detailbeelden. Dit amalgaam van beelden veroorzaakt alleen maar een gevoel van desoriëntatie bij de kijker, die langzaam maar zeker zijn greep op de straat verliest. De ruimte sluit niet langer naadloos aaneen, maar explodeert in een massa van onverenigbare gezichtspunten. Omdat het panoramische formaat de ruimte bovenaan aftopt, wordt de kijker cruciale informatie over de verticale dimensie van de straat onthouden: vaak is het voor hem zelfs onmogelijk om in te schatten hoe hoog het gebouw dat hij voor zich ziet oprijzen nu werkelijk is (slechts hier en daar verraadt een slagschaduw iets over de hoogte van het tegenoverliggende gebouw). Meteen wordt een belangrijk aspect van de zich op dat moment moderniserende stad aan het oog onttrokken, namelijk de verticale vlucht omhoog. De introductie van de wolkenkrabber op het einde van de 19de en begin 20ste eeuw maakte duidelijk dat de toekomst van de stad wellicht in de hoogte moest worden gezocht en niet (langer) in de breedte. Door die verticale dimensie uit het beeld weg te manoeuvreren, sluit het boek aan bij een ouder idee over stedelijke ontwikkeling, die de stad vooral ziet groeien langs een horizontale as. Het begrijpt de ontwikkeling en groei van Fifth Avenue als een triomfantelijke verovering van het ongerepte noorden. Een ander effect van het panoramische formaat is dat het de ruimte egaliseert. Door alles op een gelijke hoogte te brengen creëert het boek ook het beeld van een straat die gekenmerkt wordt door een geruststellende gelijkwaardigheid: niets steekt er echt boven uit, alles wordt tot op eenzelfde niveau teruggebracht. Alle verticaal gearticuleerde verschillen worden weggemoffeld ten voordele van een gehomogeniseerde, vlakke ruimte waarin nergens ‘echte’, kwalitatieve breuken te bespeuren zijn, hoogstens wat oppervlakkige verschillen. Niets mag de illusie van een gelijkgeschakelde ruimte doorbreken. Deze continuïteit wordt echter niet alleen ruimtelijke gedacht, maar heeft ook een sterk historische pendant. De horizontale nevenschikking van de gebouwen op de avenue moet de indruk dat Fifth Avenue een oase van rust is in een stad waar het gonst van de bouwactiviteit versterken: hier heeft de verwoestende moderniteit van de alsmaar hoger klimmende wolkenkrabber nog geen vaste voet gekregen. De boodschap van het boek is dat er wezenlijk niets is veranderd: schijnbaar onaangeroerd door het brute stedelijke geweld dat elders in de stad woedt, blijft Fifth Avenue veilig binnen de traditie. De verticale aftopping van de ruimte is des te belangrijker omdat de protodocumentaire aanpak van de fotograaf die ideologische lectuur wel eens zou kunnen doorkruisen. Door zich aan een rigide (weliswaar zelfontworpen) systeem te onderwerpen, geeft hij in grote mate zijn keuzevrijheid op: hij interpreteert de ruimte niet, maar beperkt zich tot een slaafse inventarisering. De mathematische precisie waarmee de beelden elkaar opvolgen zorgt er immers voor dat de plaats van de camera volledig bepaald wordt in functie van de ruimte die door het vorige beeld werd bestreken. Meteen verliest de fotograaf de mogelijkheid om zelf klemtonen te leggen, door bijvoorbeeld bepaalde, exemplarische of typische, gebouwen naar voren te halen of andere – minder gewenste architecturale ontwikkelingen – uit het beeld weg te manoeuvreren. De schijnbare neutraliteit van dit standpunt is dan ook cruciaal voor de geloofwaardigheid van het visuele betoog. In het weidse, omvattende en nietselectieve gebaar van het panoramisch kader verschijnt Fifth Avenue als een ruimte die alles kan absorberen, zonder daarbij haar eigenheid op het spel te zetten of te verliezen. Of liever, Fifth Avenue kan bijna alles absorberen. Zoals Max Page in zijn studie over de stedenbouwkundige ontwikkeling van New York tijdens het interbellum duidelijk maakt, begon ook Fifth Avenue’s mythisch beeld al vroeg in de twintigste eeuw kleine barstjes te vertonen.4 Oorzaak én symptoom van die sluimerende mutatie was de trek van de rijkste bewoners richting bovenstad: waar hun luxueuze woningen in het begin van de 20ste eeuw nog konden worden aangetroffen in de eerste helft van de avenue, bleek ruim een decennium later dat de meeste ondertussen al een flink stuk waren opgeschoven. Het traditionele beeld van Fifth Avenue als een quasi exclusieve residentiële wijk moest dan ook dringend worden bijgesteld. In de plaats van deze rijke bewoners kwamen vooral luxehandelszaken maar soms ook kleine bedrijven die werkzaam waren in de kledingindustrie. Veel verontrustender nog dan de komst van die industriële naaiateliers waren de lege percelen die zich her en der op de avenue begonnen te manifesteren. Uitermate gegeerd door makelaars in onroerend goed waren het bij uitstek dubbelzinnige plaatsen: als speculatieve ruimtes onderstreepten ze weliswaar het economische potentieel van de avenue voor toekomstige investeerders, maar wegens het ontbreken van een strikt regulerend kader voor de verdere architecturale ontwikkeling van de avenue konden deze lege ruimtes door zowat alles worden ingevuld (en dus ook door wolkenkrabbers of industriële sites bijvoorbeeld). Ze dreigden met andere woorden het broze evenwicht tussen bewoners en handelaars nog verder te ontwrichten en het specifieke karakter van de straat onherroepelijk aan te tasten. Hun leegte was angstaanjagend omdat ze aan ieders controle leek te ontsnappen. Het is binnen die context dat in 1907 (maar liefst vier jaar dus voor de publicatie van het Welles & Co.-boek) de Fifth Avenue Association zou ontstaan, een vereniging van bewoners en handelaars die alles in het werk zou stellen om de economische en stedenbouwkundige ontwikkeling van Fifth Avenue terug onder controle te krijgen. Het is tevens de vereniging die mee aan de basis zou liggen van de uitgave van het tweede fotoboek over Fifth Avenue. (1924) Fifth Avenue old and new, 1824-1924 Dit tweede fotoboek verscheen in 1924.5 Het boek werd geproduceerd op initiatief van en uitgegeven door de Fifth Avenue Association naar aanleiding van de honderdste verjaardag van het besluit tot de aanleg van Fifth Avenue. Net zoals het hiervoor besproken boek is het een luxueuze uitgave die op een beperkt publiek mikt, alleen komt dit niet zozeer tot uiting in het formaat, maar wel in het opvallend gebruik van kleurendruk (een uitzonderlijk prijzig procedé in die periode). Een ander opvallend verschilpunt met het boek van Welles & Co. is dat het woord een veel grotere rol speelt en dat foto’s niet de enige beelden zijn: ze worden geflankeerd door schilderijen, posters, aquarelprenten,... (afb. 4, 5, 6 & 7) Ook al is de fotografie hier niet langer het enige medium waarmee het verhaal van Fifth Avenue wordt verteld, ze blijft een cruciale rol spelen. Haar functie in de narratieve constructie is meer dan louter ondersteunend en illustratief. 4 M. Page, The Creative Destruction of Manhattan, 1900-1940. Chicago 1999, The University of Chicago Press, pp. 20-67 5 H.C. Brown, Fifth Avenue old and new, 1824-1924. New York c. 1924, Fifth Avenue Association. Het eerste deel – het boek bestaat uit twee duidelijk onderscheiden delen - is toevertrouwd aan een gastauteur, Henri Collins Brown (de net aangestelde president van het Museum of the City of New York). Zijn opdracht bestond erin een kort (maar vooral onderhoudend) verhaal te vertellen over de eerste honderd jaar van de avenue. Hij brengt geen stedenbouwkundig relaas dat de aanleg van de straat stapsgewijs volgt, maar hij vertelt vele sappige anekdotes, die vooral scherpstellen op de talloze belangrijke, beroemde (en soms beruchte) inwoners van de straat. Toch beoogt hij met zijn verhaaltjes meer dan het louter ophalen van smakelijke herinneringen: door vooral in te zoomen op de activiteiten die door de bewoners van Fifth Avenue werden verricht, wordt het beeld geschetst van een straat die in belangrijke mate het gezicht van New York (maar ook dat van heel de Verenigde Staten en de rest van de wereld) bepaalde. De straat wordt hier opgevoerd als het stralende middelpunt van de stad en via de stad van het hele land en uiteindelijk zelfs van heel de wereld. In een stad die een ‘echt’ centrum moet ontberen (het dambordpatroon van het stratenplan werkt de vestiging van zo’n stabiel centrum zelfs actief tegen) functioneert Fifth Avenue als het symbolische kompas waarnaar de hele stad zich richt. Ze krijgt een uitzonderlijk, zelfs exemplarisch statuut toegemeten. Zij is de plaats waar belangrijke technische realisaties voor het eerst werden uitgetest (zoals de eerste intercontinentale kabel bijvoorbeeld), waar invloedrijke culturele instellingen zich vestigden en ook een architecturale vertaling vonden (zoals het Metropolitan Museum of Art) en waar vooraanstaande (soms ook beruchte) politieke, sociale en economische instellingen gevestigd zijn of waren. Kortom: Fifth Avenue wordt hier opgevoerd als een bondige samenvatting van alles waar Amerika voor staat. Browns verhaal wordt ondersteund door een amalgaam van beelden: tekeningen (al of niet in kleur) wisselen af met spotprenten, foto’s, affiches, stadskaarten, enzovoort. Hoe verscheiden de ingezette media ook mogen lijken, hun functie blijft dezelfde: hun eerste taak bestaat erin het glorieuze verleden van de avenue (terug) zichtbaar te maken. Of liever: ze moeten een wereld oproepen, niet zozeer beschrijven. Vandaar de keuze om naast fotografische documenten veel plaats in te ruimen voor suggestievere visuele media. Die diversiteit wordt in het tweede deel echter zwaar ingeperkt: in dat deel, waar anekdotes plaats moeten maken voor cijfers en kurkdroge feiten, passen blijkbaar enkel nog zwart-witfoto’s. De suggestieve herinnering ruimt baan voor de zakelijke beschrijving. Het tweede deel kiest niet alleen voor een radicale inperking van de gebruikte beeldsoort, het werd ook uitbesteed aan een andere auteur. Nu krijgt William J. Pedrick (in samenwerking met Frederick N. Sard), de toenmalige voorzitter van de Fifth Avenue Association, het woord. Meteen slaat de toon van het discours om: hier geen sprankelende anekdotes meer, maar een lawine van cijfers. Hier wentelt men zich niet langer in de grootse momenten van weleer, maar wordt het heden economisch en statistisch ontleed. Deze aperte verschillen tussen beide delen kunnen echter niet verhelen dat anekdotes én cijfers uiteindelijk worden ingezet om hetzelfde verhaal te vertellen. Ze maken allebei deel uit van de verdedigingswal die de Fifth Avenue Association opwierp tegen een aantal zorgwekkende evoluties op de avenue. De anekdotes construeren een traditie waarop men trots verder kan bouwen, het cijfermateriaal wordt ingezet als bewijsmateriaal dat het heden zich (althans in economisch opzicht) trouw naar het verleden richt. De associatie verschijnt hier in een dubbele glansrol: zij is tegelijkertijd de heroïsche verdediger van het eerbiedwaardige verleden én de alerte waakhond die via een hele batterij controlemechanismen ontsporingen snel en efficiënt kan opsporen (en meteen ook kan remediëren). De Fifth Avenue Assocation kan de toekomst van Fifth Avenue blijkbaar enkel maar denken als een letterlijke herhaling van haar verleden. Niet verwonderlijk dus dat het tweede deel de typische structuur van een heldhaftig verhaal volgt. Eerst wordt een nagenoeg perfecte situatie geschetst (de lezer wordt bestookt met indrukwekkende cijfers die de explosieve waardestijging van het onroerend goed op Fifth Avenue moeten aantonen), dan duikt er een probleem op (de intrusie van een vreemd lichaam dat dit economisch succesverhaal aan het wankelen brengt), dat vervolgens door het doortastende optreden van een onversaagde held (in casu de Fifth Avenue Association zelf) wordt overwonnen. Voor de constructie van dit epische verhaal wordt overvloedig gebruik gemaakt van fotografisch beeldmateriaal. De keuze voor fotografie als exclusieve beeldleverancier versterkt de door de cijfers geïnstalleerde nuchterheid van dit deel: cijfers en foto’s liegen niet, delen eenzelfde onverbiddelijke objectiviteit. Maar ook inhoudelijk herhalen de fotografische beelden het verhaal achter de cijfers. Zo zijn de twee foto’s waarmee deze sectie opent veelzeggend: zij voorzien alles wat volgt van een specifiek interpretatiekader. (afb. 8, 9) De twee beelden zijn actuele foto’s, geplukt uit de beeldreservoirs van twee grote fotoagentschappen. De eerste foto (aangeleverd door Underwood and Underwood) toont een recent gebouwde bemande verkeerstoren op het kruispunt tussen Fifth Avenue en de 42nd Street. De tweede foto (een beeld van Hamilton, Maxwell Inc.) is een van op grote hoogte gemaakt panoramisch overzichtsbeeld dat Fifth Avenue vanaf haar begin tot aan 110th Street toont. Beide foto’s zijn gefascineerd door controle. De verkeerstoren is een verticale constructie die de politieagent in staat moet stellen de verkeersstromen goed te overzien. Net zo goed herschikt het vanuit een hoog standpunt genomen panoramische beeld de gefotografeerde ruimte tot een geordend geheel. In elk van beide beelden wordt een standpunt ingenomen dat toelaat de altijd dreigende chaos (van voertuigen en gebouwen) te beheersen. Ze demonstreren elk dat het mogelijk is greep te krijgen op de verschillende bewegingen die in de straat hun beloop vinden: zowel de voortjagende stroom van voertuigen als de hoge vlucht van de gebouwen moeten in toom worden gehouden. Waarom deze sectie aanvatten met twee beelden die zo nadrukkelijk de drang naar controle tentoonspreiden? Wat moest er zonodig onderdrukt worden? Wat of wie dreigde het broze evenwicht van het commerciële leven op de avenue te verstoren? De boeman van dienst was de kledingindustrie. New York was altijd al een belangrijk centrum voor de kledingindustrie geweest: zo stond de stad op het einde van de 19de eeuw in voor meer dan 40 procent van de totale Amerikaanse productie.6 Die kledingindustrie was op dat moment nog 6 Voor meer informatie over de kledijnijverheid in New York, zie: N.L. Green, ‘Sweatshop Migrations: The Garment Industry Between Home and Shop’, in: D. voornamelijk gevestigd in en rond de Lower East Side, waar de vele goedkope werkkrachten, vers aangespoeld uit het verre Europa, in kleine ateliers werkten. Vanaf de eeuwwisseling zou daar echter verandering in komen en begon deze industrie, samen met andere stedelijke actoren, aan een langzame klim omhoog, richting bovenstad. In het geval van de kledingindustrie was er ook wel wat politieke druk. Een aantal opzienbarende branden had immers geleid tot een strengere wetgeving inzake brandveiligheid. Die nieuwe normen konden onmogelijk worden gehaald in de piepkleine, overbevolkte en brandgevaarlijke ateliers van de Lower East Side. Een beter alternatief werd gevonden op en rond Fifth Avenue, waar vele leegstaande panden (meestal van betere kwaliteit) hen een veiliger onderkomen konden bieden. De intrede van de kledingindustrie was een nieuwigheid voor Fifth Avenue, die tot dusver vooral bekend stond als een residentiële handelswijk. Het was een straat waar men woonde of waar men (dure) dingen kocht, maar het was zeker geen plaats waar objecten werden geproduceerd. Precies om dat commerciële en residentiële karakter van Fifth Avenue te vrijwaren werd in 1907 de Fifth Avenue Association opgericht. De vereniging bracht al wat naam en faam had op de avenue samen en slaagde er zo in uit te groeien tot een invloedrijke en slagkrachtige organisatie. Eén van haar meest glorieuze momenten zou ze beleven met de goedkeuring in 1916 van de eerste ‘zoning laws’, een wetgeving waartoe de vereniging het initiatief had genomen.7 Deze wetten legden in eenvoudige mathematische formules vast tot welke hoogtes gebouwen mochten opklimmen (de maximale hoogte stond in relatie tot de breedte van de straat) en bepaalden in eenzelfde beweging ook welke activiteiten (industriële, residentiële, commerciële, recreatieve) waar in de stad konden worden ontplooid. Met de ‘zoning law’ had de associatie een krachtig wapen in handen om de verdere industrialisering van Fifth Avenue tegen te gaan. Eén kwalijk gevolg van die kledingindustrie viel echter niet binnen het bereik van deze wetgeving. Elke middag werd de straat overspoeld door de hongerige arbeiders uit de belendende kledingateliers. Hun (al te) opzichtige aanwezigheid op straat tijdens de middaguren stelde de plaatselijke handelaars voor een groot probleem: het weinig gesofisticeerde gedrag van deze arbeiders dreigde het (grotendeels vrouwelijke) cliënteel weg te jagen. Om de morele teloorgang van de openbare ruimte tegen te gaan werden er allerlei maatregelen getroffen. Eén van die maatregelen bestond erin politieagenten op straat te posteren (betaald en geïnstrueerd door de Fifth Avenue Association); zij moesten de ‘wilde’ arbeiders op hun laakbaar gedrag wijzen en desnoods hardhandig tot de orde roepen. Niet alleen de circulatie van goederen maar ook het intermenselijk verkeer werd pijnlijk nauwkeurig door de associatie gesurveilleerd. Ward en O. Zunz (red.), The Landscape of Modernity. New York City 1900-1940. Baltimore 1992, The John Hopkins University Press, pp. 213-232. 7 Zie M. Page, The Creative Destruction of Manhattan, 1900-1940. Chicago 1999, The University of Chicago Press, pp. 61-65 De fotografische beelden van dit tweede deel tonen Fifth Avenue als een georkestreerde ruimte met de Fifth Avenue Association in de rol van dirigent. Ze laten niet alleen de middelen zien waarmee deze controle wordt uitgeoefend, politie op straat bijvoorbeeld, maar ze kenmerken zich ook door een specifieke fotografische vorm die een gelijkaardig idee van overzicht oproept en aanwezig stelt. Een mooi voorbeeld hiervan zijn een aantal dubbele pagina’s waarin een deel van Fifth Avenue wordt geïnventariseerd. Net zoals in het Fifth Avenueboek van 1911 gaat het om pagina’s die de beide zijden van de straat afbeelden (met dit verschil dat hier de rechterzijde van de straat ook op de rechterpagina terechtkomt en de linkerzijde op de linkerpagina, wat niet het geval was in het eerder besproken boek). Belangrijker echter is het verschil in oriëntatie van de beelden: het zijn niet langer langgerekte, panoramische beelden, maar rechtopstaande foto’s. (afb. 10a, 10b) Het omvattende kader van het panoramische beeld is ingeruild voor het selectieve kader van het portretformaat. Die vorm levert meteen een andere lectuur op van de stedelijke ruimte: waar de panoramische beelden de straat nivelleerden, wordt hier duidelijk het reliëf van stijgende en dalende gebouwen zichtbaar. Verticaal georiënteerde beelden dragen natuurlijk het risico in zich dat de architecturale eenheid van de straat wordt verbroken. Deze ruimtelijke verstoring wordt hier echter vermeden door de blik van de kijker in een welbepaalde richting te sturen: we kijken niet recht op de gebouwen, maar vanuit een schuine hoek. Het vluchtpunt ligt telkens achteraan in het beeld: de blik botst niet op de façades, maar glijdt erlangs. Of liever: hij snelt erlangs. Deze dynamische, vluchtige blik volgt de richting van het verkeer onderaan in het beeld. Terwijl de kijker in het boek van 1911 gedwongen wordt stil te staan (hij staat haaks op de as van de straat), wordt zijn lichaam hier daarentegen in beweging gebracht en meegezogen in de algehele dynamiek van het straatleven. Waar de panoramische beelden hem uitnodigen om even te verwijlen, wordt hij nu haastig langs de avenue gejaagd. Deze versnelling wordt nog opgedreven door de geringe breedte van het beeld (een gevolg van de keuze voor het portretformaat). De horizontale gelijkschakeling mag dan wel vervangen zijn door een dynamische afwisseling van hoog en laag, maar dit verticale ritme wordt toch ook weer meteen getemperd. Het ritme is geen staccato, een scherpe afwisseling van steile pieken en dalen, maar een gemoduleerd ritme. De beelden vertonen een gecontroleerde verticaliteit: ze maken duidelijk dat de Fifth Avenue Association het niet alleen voor het zeggen heeft beneden op straat, maar ook hogerop. Ze bevestigen de machtsgreep van de Fifth Avenue Association en onderstrepen zo het succes van de vereniging. Niets ontsnapt aan hun alziend oog. (1948) Fifth Avenue Een derde boek over Fifth Avenue werd gepubliceerd in 1947. De fotograaf van dienst was Fred Stein. Het boek kende zowel een Amerikaanse als een Franse uitgave (de verschillen tussen beide uitgaven blijven echter beperkt tot de auteur en de taal van de introductietekst).8 Net zoals het eerste boek uit 1911 is 8 F. Stein, Fifth Avenue. 100 photographies de Fred Stein. New York 1947, Querido. dit boek opgevat als een reis langs Fifth Avenue van begin tot einde. Maar in tegenstelling tot het oudere boek kiest de fotograaf niet voor een protodocumentaire benadering, maar voor een meer geëngageerde reportagestijl. Het boek wil een beeld geven van het leven op de beroemde avenue en zich niet beperken tot een architecturale inventaris. Als dusdanig sluit het naadloos aan bij het thematische repertorium van de humanistische reportagefotografie van na de Tweede Wereldoorlog. Het boek onderscheidt zich ook van zijn twee voorgangers door zijn (relatief) kleine formaat. Het is geen verzamelobject bestemd voor een exclusief publiek, maar een kijkboek voor een breed publiek. Een ander belangrijk verschil heeft betrekking op de boodschap die het boek wenst uit te dragen: waar de twee voorgaande publicaties vooral een verhaal van continuïteit en van eenheid wensen te brengen, wordt hier vooral scherpgesteld op de diversiteit die het leven op de avenue kenmerkt. De manier waarop de beelden formeel worden georganiseerd in het boek is wat dat betreft al meteen veelzeggend. Op elke dubbele pagina worden twee contrasterende beelden tegen elkaar uitgespeeld, een brutale confrontatie van beelden (en werkelijkheden) die moet aantonen dat de straat geen aseptische ruimte is van verzoening, maar wel een haard van sluimerend conflict. Een boodschap die nog wordt onderstreept door de korte, sloganeske ondertitels. Fifth Avenue wordt hier gepresenteerd als een plaats waar de verschillende maatschappelijke geledingen ongemakkelijk tegen elkaar aanwrijven, niet vreedzaam naast elkaar co-existeren. Volgens Steins boek wordt Fifth Avenue zowat op elk niveau gekenmerkt door extreme tegenstellingen: er is – natuurlijk - de tegenstelling tussen rijk en arm, tussen hoogbouw en laagbouw, tussen blank en zwart, maar ook die tussen rust en drukte, tussen jong en oud, tussen kunst en commercie... (afb. 11a, 11b & 12a, 12b) Elke tegenstelling kan op haar beurt weer nieuwe contrasten genereren: zo wordt de raciale tegenstelling tussen blank en zwart bijvoorbeeld verder aangevuld en verfijnd met een aantal dubbele pagina’s die stilstaan bij de verschillen binnen de zwarte gemeenschap zelf (deze worden vooral aangekaart op het moment dat Fifth Avenue Harlem induikt). Die voorkeur voor het aangescherpte conflict wordt zelfs zichtbaar in de manier waarop de beelden worden afgedrukt: door een extreem contrastrijke druk die de tegenstelling tussen de duistere zwarten en de helle witten op de spits drijft, wordt elke nuance uit de beelden weggefilterd. Fifth Avenue wordt hier gedefinieerd als een vat vol contradicties. Die tegenstellingen worden echter niet meer op een louter architecturaal niveau gesitueerd, zoals in de spanning tussen laag- en hoogbouw bijvoorbeeld of die tussen werkplaats, woning en winkel (thema’s die aangekaart werden in de twee vorige publicaties). In dit boek manifesteert de problematische identiteit van Fifth Avenue zich vooral in de manier waarop verschillende groepen gebruik maken van de straat en de complexe, vaak woelige, sociale verhoudingen die daarvan het gevolg zijn. De stedelijke identiteit van de straat is niet langer te lokaliseren in een unieke, onveranderlijke, in steen uitgehouwen betekenis, maar krijgt nu een uitgesproken dynamisch en vlottend karakter. Bepaald door de verzuchtingen van de gebruikers ervan spat Fifth Avenue open in een veelheid van verschijningsvormen. Door op deze manier het woelige straat- en stadsleven centraal te stellen, verliest Fifth Avenue meteen haar geïsoleerd karakter. Ze is niet langer dat afgezonderd eiland dat de problemen waarmee andere wijken of buurten te kampen hebben, kan buitenhouden. Het boek ontwikkelt zo een algemener verhaal waarbij Fifth Avenue, zo lijkt het althans, haar voorbeeldfunctie verliest: ze is niet langer het morele kompas waar de stad zich naar richt, maar de spiegel waarin het maatschappelijke mijnenveld van het naoorlogse Amerika in gevat wordt. Dat het boek de op dat moment nog onbespreekbare rassenkwestie aankaart (een thema dat pas vanaf de jaren zestig de binnenlandse politieke agenda daadwerkelijk zou gaan bepalen) kan deze lectuur alleen maar versterken. Tegelijkertijd is het boek niet zondermeer een actualiteitenverslag of een maatschappijkritisch pamflet: het kan ook worden gelezen als een compacte samenvatting van de verschillende functies die Fifth Avenue in de loop van haar bestaan heeft vervuld. Eén van de meest opvallende functies van Fifth Avenue – een betekenis die in de twee voorgaande boeken visueel niet werd geëxploreerd – is die van exercitieplein. Vrijwel alle militaire parades die in New York werden gehouden vertrokken aan de triomfboog op Washington Square, het beginpunt van Fifth Avenue. Die parades definieerden de laan als een belangrijke symbolische plaats waar ’s lands eenheid in tijden van crisis telkens weer werd bevestigd. Het boek van Fred Stein maakt deze belangrijke traditie terug zichtbaar, maar plaatst daar meteen een belangrijke contemporaine kanttekening bij. De dubbele pagina’s met manifestaties tonen niet de patriottische parades van weleer, maar wel sterk gepolitiseerde betogingen (extreem links versus extreem rechts). Opnieuw wordt Fifth Avenue hier gepresenteerd als een terrein van (politieke) dissensus en niet van roerende eensgezindheid. (afb. 13a, 13b) Ook de andere betekenissen waarmee Fifth Avenue in de loop van haar geschiedenis werd geassocieerd, passeren de revue. Zo staat het boek niet alleen stil bij de rol van de eerste rijke inwoners en de luxueuze winkels die zich in hun zog in de straat nestelden, maar onrechtstreeks ook bij de invloed van de Fifth Avenue Association. Zo heeft de fotograaf opvallend veel aandacht voor allerlei straatmeubilair en verkeersinfrastructuur. Afrasteringen, verkeerslichten, verbods- en gebodstekens, verlichtingspalen duiken in onnoemelijke aantallen op doorheen het hele boek. Al deze elementen hebben één ding gemeenschappelijk: het zijn allemaal controle-instrumenten die de straat helpen transformeren tot een overzichtelijke, gedomesticeerde ruimte. Toch is er een wezenlijk verschil met de absolute controle die de Fifth Avenue Association dacht uit te oefenen. (afb. 14) De controle dient hier niet langer ter verdediging van een aftands, aristocratisch ideaal (Fifth Avenue als speeltuin voor de rijken, als symbolisch machtscentrum van de stad), maar helpt mee om de straat tot een democratische ruimte te transformeren. Het boek van Fred Stein laat Fifth Avenue verschijnen als een strikt georganiseerde, getemde ruimte waarin alle voornoemde maatschappelijke spanningen een plaats (en dus een vorm) kunnen krijgen. De moderne, open en democratische avenue absorbeert die maatschappelijke spanningen niet, maar laat hen net verschijnen (biedt hen een ruimte aan om zichtbaar te worden). In die zin stellen alle in het boek aangekaarte contradicties de stedelijke functie van Fifth Avenue niet in vraag, maar bevestigen ze juist de cruciale rol die de straat kan (en moet) spelen in het naoorlogse New York. En zo heeft Fifth Avenue ook in dit boek uiteindelijk toch nog een voorbeeldfunctie, precies omdat ze de democratische ruimte bij uitstek is: ze is de plaats waar alle verschillen gecontroleerd tot uitdrukking kunnen worden gebracht. In deze ideële lectuur van Fifth Avenue als een straat waarin een maatschappelijk ideaal tot uitdrukking wordt gebracht, sluit het boek weer aan bij zijn twee voorgangers. Waar het boek van Fred Stein dan weer wezenlijk van deze twee verschilt is in de manier waarop de fotograaf omspringt met het verleden van Fifth Avenue. Terwijl de twee andere boeken het heden (en de toekomst) van de avenue enkel kunnen zien als een (bijna letterlijke) herhaling van haar verleden, zal Stein dit verleden juist proberen te actualiseren. Hij laat de avenue weer vrij ademen, terwijl de andere haar onder een stolp plaatsen.