Column voor afscheid Arie Verhagen, door Johanneke Caspers
“Wat een mensen!”
Uitroepen als “Wat een mensen!” en “Wat een boeken!” moeten idiote zinnetjes zijn voor analytisch ingestelde tweedetaalverwervers: ‘een’ plus meervoud, dat kan helemaal niet, en dan ook nog een soort vraagwoord erbij, en een uitroepteken, hoe zit dat grammaticaal in elkaar en wat betekent het precies?
Volgens de E-ANS gaat het hier om een zogenaamd uitroepend voornaamwoord, gevolgd door ‘een’, ook als de kern meervoudig is. De constructie wordt gebruikt om positieve of negatieve waardering uit te drukken over de kwaliteit of hoeveelheid - veel! - van de ‘genoemde zelfstandigheid of zelfstandigheden’ (5.10.2.1).
Volgens Els Elffers (2003) kwamen dik honderd jaar geleden de vormen “Wat een verandering!” en “Wat verandering!” naast elkaar voor. Het uitroepende voornaamwoord kan nu alleen nog maar zelfstandig optreden (“Wat schreeuwt die man!”) of samen met een adjectief (“Wat mooi heeft hij gespeeld”). In combinatie met een naamwoord(sgroep) moet er altijd ‘een’ bij, zelfs bij een meervoudig of ontelbaar nomen (“Wat een onzin!”). Elffers noemt de functie van ‘wat een’ bijvoeglijk uitroepend.
Ook weer volgens Elffers (2003) – en in afwijking van de ANS – is er een verband tussen het vragende en uitroepende ‘wat’, zoals blijkt uit haar voorbeelden “Wat stond je daar geheimzinnig te doen!” en “Wat stond je daar geheimzinnig te doen?”. “Wat verwoordt in beide gevallen verbazing en een bijbehorend appèl op de hoorder tot uitleg.” (Elffers 2003:292). En daarmee komen we op het punt van intonatie. De intonatie waarmee deze reeks woorden wordt uitgesproken – hierboven aangegeven door de interpunctie – zorgt ervoor dat de uiting wordt waargenomen als een uitroep dan wel als een vraag.
Elffers (2014) bestrijdt het gangbare idee dat het belangrijkste semantische kenmerk van de uitroepende zin emotie-expressie is, zoals ook de ANS beweert. Volgens haar gaat het om uitvergroting of intensivering van een mededeling, vraag of bevel. Zij stelt dat een uitroepende zin gekarakteriseerd wordt door een specifiek intonatiepatroon, en dat patroon kan toegepast worden op elk type zin, met als gevolg een versterking van de betekenis.
Volgens de ANS is het volume kenmerkend voor een uitroep, maar volgens Elffers (2014, geïnspireerd door Bolinger, 1989) is dat niet waar en gaat het vooral om het intonatiebereik: hogere toonhoogtepieken en soms lagere dalen. Ik denk dat dat grotere toonhoogtebereik in de praktijk wel vaak samengaat met een groter volume, maar dat de grootte van de toonhoogtebewegingen in dit soort zinnen inderdaad de primaire aanwijzing voor de luisteraar is dat het om een uitroep gaat.
Via het vergroten van de toonhoogte-accenten kan dus van elke zin een uitroep gemaakt worden. En sommige grammaticale constructies dwingen volgens Elffers een uitroepende intonatie af, waaronder de constructie “Wat een mensen”.
We hebben onze tweedetaalleerders dus een en ander uit te leggen.
Bronnen:
E-ANS, http://ans.ruhosting.nl/e-ans
Bolinger (1989) Intonation and its uses, Melody in grammar and discourse. London: Arnold.
Elffers, E. (2003) Wat (een) verandering! Over het verdwijnen van WAT + SUBSTANTIEF. In J. Stroop (red.) Waar gaat het Nederlands naartoe? Panorama van een taal, 287-296. Amsterdam: Prometheus.
Elffers, E. (2014) Uitroepende zinnen. In F. Van de Velde, H. Smessart, F. Van Eynde & S. Verbrugge (red.) Patroon en argument: een dubbelfeestbundel bij het emeritaat van William van Belle en Joop van der Horst, 609-623. Leuven: Universitaire Pers Leuven.