Ondanks de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1894 behield de katholieke partij in het arrondissement Mechelen tot aan de Eerste Wereldoorlog een stevige machtsbasis, met méér dan 60% van de stemmen. De...
moreOndanks de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen in 1894 behield de katholieke partij in het arrondissement Mechelen tot aan de Eerste Wereldoorlog een stevige machtsbasis, met méér dan 60% van de stemmen. De liberale partij haalde in 1894 nog wel 30% van de stemmen, maar zij verloor alle kansen op een zetel gezien het meerderheidssysteem. De socialisten behaalden in 1894 nog geen 4%, wat anderhalve procent minder was dan elders in Vlaanderen en slechts een vierde van de Belgische score. Hoopvol voor de socialisten was dat in 1896 bij gebrek aan kandidaten van de ‘officiële’ liberale partij bijna 60% van het liberale kiezerskorps in Mechelen voor de BWP stemde , en een 40% voor een onbeduidende ‘eenmanspartij’ van liberale strekking, maar helemaal niet voor de katholieken. In 1902 haalden de socialisten 8,4%, maar veel te weinig voor een zetel. De liberalen behaalden te Mechelen in 1900 met bijna 30% één van de vier Kamerzetels. Zoals in veel andere arrondissementen kwam er vanaf 1906 een kartel tussen liberalen en socialisten. In Mechelen namen de socialisten hiertoe het initiatief, alhoewel zij zich op de kandidatenlijsten tevreden moesten stellen met plaatsen onderaan de lijst. Want de Mechelse liberalen gingen op het socialistische voorstel voor een kartel in en slaagden er steeds in hun liberale voormannen op de verkiesbare én de strijdplaatsen op de kandidatenlijst te zetten. Met iets meer dan 35% voor het kartel haalden zij in 1912 twee van de vijf zetels.
De invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen vlak na de Eerste Wereldoorlog schudde de politieke kaarten in het kanton en arrondissement Mechelen nog grondiger doorheen dan elders in Vlaanderen. In het kanton was de dominante positie van de BWP opvallend en met uitzondering van 1949 kon zij tot in 1961 ruim 2 op 5 kiezers bekoren. Deze scores lagen vrijwel steeds ruim 10% hoger dan in de rest van het arrondissement en 15 tot 18% beter dan het Vlaams gemiddelde. De liberalen vielen tot in 1961 terug tot 1 op 6 kiezers, met een dieptepunt in 1946 van 1 op 13 kiezers, wat toch nog 3% beter was dan in het arrondissement en 2% beter dan het Vlaamse gemiddelde. Het ‘antiklerikale’ of ‘links’ politieke spectrum haalde in het kanton 3 op 5 kiezers tot aan de Tweede Wereldoorlog, of meestal ruim 15% meer dan het gemiddelde in het arrondissement en 20% meer dan het gemiddelde in Vlaanderen. De katholieken bekoorden in het kanton tot de Tweede Wereldoorlog ongeveer een derde van de kiezers. Nadien was het een strijd om de sterkste tussen socialisten en christendemocraten; tot in 2003 waren de socialisten de grootste behalve in 1949, 1950, 1958, 1977, 1978. De Vlaams-nationalisten haalden in het kanton pas in 1925 nipt 5%, een peil dat zij elders reeds in 1919 gehaald hadden, en zonder uitzondering scoorden zij er steeds zwakker dan het arrondissementeel of Vlaams gemiddelde; in 1939 zelfs minder dan de helft. Opmerkelijk is het fenomeen van het Vlaams Blok, dat in het kanton reeds vanaf 1985 erg hoog scoorde, zoals in 1991 met 21% ruim 6% hoger dan het arrondissementeel gemiddelde en meer dan het dubbele van Vlaanderen. Ongetwijfeld lag de samenlevingsproblematiek ten gevolge van de aanzienlijke immigratie van vooral Marokkanen en Turken naar de centrumstad Mechelen op de as Antwerpen-Brussel aan de basis van het electorale succes van het Vlaams Blok. Maar ook hier vlakten de electorale verschillen vanaf 1999 af. Terwijl socialisten en liberalen samen tot in 1968 meer dan 50% haalden, was dit in de jaren 1990 minder dan 40%, vooral door de voortdurende achteruitgang van de socialisten, met in 1999 nog slechts 1 op 5 kiezers.
Aan het begin van de eenentwintigste eeuw waren er vrijwel geen significante verschillen meer tussen de gemiddelden van het kanton, het arrondissement, de provincie en Vlaanderen. Ondanks een groepering van politieke formaties vormt electoraal radicaal-rechts de grootste politieke partij, op de hielen gezeten door het kartel van christendemocraten en Vlaams-nationalisten, met socialisten en liberalen als andere belangrijke formaties, en ecologisten die vechten voor hun politiek parlementaire vertegenwoordiging.