Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Skip to main content
Robert Belemans
  • Brussels, Belgium

Robert Belemans

Research Interests:
Research Interests:
Research Interests:
Dit proefschrift fungeert als een instrumenteel symbool (TURNER 1967:31-32) binnen de individuele rite de passage die het postuleren naar de wetenschappelijke graad van doctor nu eenmaal is. Het markeert het einde van de – in dit geval... more
Dit proefschrift fungeert als een instrumenteel symbool (TURNER 1967:31-32) binnen de individuele rite de passage die het postuleren naar de wetenschappelijke graad van doctor nu eenmaal is. Het markeert het einde van de – in dit geval relatief lange - liminale periode waarin zijn auteur zich “betwixt en between” (VAN GENNEP 1909; TURNER 2008) bevond. Het vormt tegelijk ook een limen (drempel) in mijn persoonlijke leven, in die zin dat het – hopelijk ‘nel mezzo del cammin di nostra vita’ – een periode van bijna 20 jaar beroepsleven binnen en naast de Nederlandse dialectologie afsluit. In dit werk beschrijf ik en met dit werk bezegel ik mijn overgang naar een ander beroepsleven, dat meer op interdisciplinariteit, beleidsrelevantie en ondersteuning van het culturele erfgoedveld gericht wil zijn. Met die overgang hoop ik de endogene taalvariatie in Vlaanderen en in het Nederlandse taalgebied en al wie met haar dynamische voortbestaan als immaterieel erfgoed begaan is, beter en eigentijdser van dienst te kunnen zijn.
Het onderwerp van deze dissertatie is op zijn beurt ook een rite de passage. Welke stadia vallen te onderscheiden in de rite de passage die de endogene taalvariatie aan het uitvoeren is? De segregatie werd ingezet toen de ‘vanzelfsprekende’ rol die endogene mondelinge taalvariatie gedurende vele eeuwen vervuld heeft in het areaal dat we gemeenzaam aanduiden als ‘het Nederlandse taalgebied’, drastisch veranderd is na en vanwege de opkomst van het Nederlands als algemene normtaal en zijn verspreiding vanaf de 16de eeuw, eerst als schrijf- en veel recenter ook als spreektaal. De status van officiële landstaal en de brede verspreiding via scholing en sociale druk heeft het AN gestaag en onvermijdelijk tot een prestigetaal gemaakt. Het natiebevestigende streven om van de standaardtaal ook de enige taal te maken, heeft de veel oudere endogene en geografisch gevarieerde spreektalen in een ondergeschikte en in toenemende mate precaire positie gebracht, die voor hen existentieel bedreigend is. Deze liminaliteit van de endogene spreektaalvariatie wordt gekenmerkt door haar aanduiding met de term ‘dialecten’; een term die eerst bestaat sinds en ten gevolge van de inherente tegenstelling tot een eenheidsvariant die niet als dialect - maar als (norm)taal - gepercipieerd wordt.
Aan het einde van de 20ste eeuw hebben taalpolitieke ontwikkelingen op Europees en mondiaal vlak voor de endogene spreektalen kansen gecreëerd om uit deze onzekere toestand te geraken en hun rite de passage te voltooien. De transitie is binnen het areaal waar het Nederlands de standaardtaal is niet voltooid, maar nog in volle gang. Het belangrijkste streefdoel van dit proefschrift bestaat er dan ook in om de voltooiing van deze rite de passage voor de endogene taalvariatie te helpen bespoedigen, zodat een maatschappelijk breed gedragen en politiek erkende toestand van nieuwe sociale status bereikt wordt. De ambiguïteit, de ongedefinieerdheid en de toestand van ‘buiten de wet geplaatst zijn’, die kenmerkend zijn voor deze liminale dialectstatus, zullen anders immers onherroepelijke leiden tot de verdwijning van de taalvariatie in kwestie. Het voor officiële ogen onzichtbaar makende keurslijf van ‘dialecten’ waarin de endogene taalvariatie al geruime tijd opgesloten zit, is onpassend geworden. Het is niet langer op passende wijze (‘suitable’) in overeenstemming te brengen met de maatschappelijke waardering en met de op instandhouding gerichte beleidsondersteuning voor alle vormen van cultureel erfgoed, inclusief het immateriële en dus ook het talige erfgoed.
De functie die endogene taalvariatie vervult en de positie die we er als taalgemeenschap aan toekennen zijn het voorbije decennium in Vlaanderen en in Nederland helaas op uiteenlopende manieren geëvolueerd. De liminale dialectfase - gekenmerkt door ambiguïteit, vaagheid en onzekerheid en beleidsmatig geconcretiseerd in de halfslachtige combinatie van verketteren en koesteren, van tolereren en doodzwijgen – lijkt in Nederland ten aanzien van (een deel van) het endogene talige erfgoed inmiddels afgesloten te zijn. Hierna zal de vraag nog aan de orde zijn of dat ook echt zo is. Zeker is wel dat binnen het areaal van het Nederlandse taalgebied de 19de-eeuwse staatsgrens tussen de Europese lidstaten België en Nederland op dit moment nog steeds een limes (grens) vormt van politiek verschillende houdingen tegenover deze rite de passage, tegenover de postliminale positie die endogene taalvariatie daarbij zou mogen innemen en tegenover de wijze waarop dit alles beleidsmatig aangestuurd en ondersteund moet worden.

Dit proefschrift beschrijft dit transitieproces in volle ontwikkeling via de casus van (in hoofdzaak) de dialecten in West- en Oost-Limburg.
Research Interests: