Call for papers voor het themanummer Volkskunde over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestem... more Call for papers voor het themanummer Volkskunde over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming" in het najaar 2020 Call for presentations voor een conferentie over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming" op 29 mei 2020 Op vrijdag 29 mei 2020 organiseert Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland een conferentie over 'Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming'. De dag wordt georganiseerd in samenspraak met Erfgoed Gelderland en met toerisme-docenten en-onderzoekers van hogescholen en universiteiten in Nederland. Ook het tijdschrift Volkskunde verleent zijn medewerking. Voorstellen voor bijdragen voor Volkskunde zijn van harte welkom, met name bijdragen die zich tevens lenen voor een presentatie op de conferentie. Voorstellen voor één van beiden zijn ook welkom! Erfgoedtoerisme is tegenwoordig een veel bediscussieerd onderwerp. Vanwege zijn rijke verleden en culturele erfgoed wordt wel beweerd dat de toekomst van Europa in het toerisme ligt. Anderen wijzen op het risico van 'overtoerisme', waardoor Europa weleens aan zijn eigen succes ten onder zou kunnen gaan. Steden als Venetië, Barcelona en Amsterdam luiden de noodklok omdat ze overspoeld worden door toeristenstromen die nauwelijks nog te managen zijn. Sinds het 2003 UNESCO Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel erfgoed, is er een toenemende aandacht voor het potentieel van immaterieel erfgoed toerisme. Immaterieel erfgoed zou zich kunnen ontwikkelen als een interessante nichemarkt en afleider voor de almaar uitdijende stroom van toeristen. De kracht van immaterieel erfgoed wordt vaak gezocht in zijn belevingswaarde. Bij immaterieel erfgoed gaat het immers om 'levend' erfgoed. Bovendien, willen toeristen graag de 'couleur locale' beleven van de streek die zij bezoeken. Er is een sterk gevoel dat ook de immaterieel erfgoedgemeenschappen zelf ervan kunnen profiteren, ook zij kunnen er hun voordeel mee doen in het borgen van hun erfgoed. Immaterieel erfgoed is daarmee een vorm van 'duurzaam' toerisme. Immaterieel erfgoed wordt overigens zeker niet alleen in de traditionele volkscultuur aangetroffen, in de ambachten of in traditionele feesten. Een drukbezochte winkelstraat als de West-Kruiskade in Rotterdam ontleent haar aantrekkingskracht voor een belangrijk deel aan de rijke diversiteit aan diverse immateriële erfgoeduitingen. De ondernemers, met zelf uiteenlopende etnische achtergronden, zetten zich in voor de organisatie van feesten als het Chinees Drakenfeest, die zijn uitgegroeid tot toeristische attracties. Iets dergelijks geldt ook voor Pride, de jaarlijks terugkerende kleurrijke optocht door de Amsterdamse grachten, dat allang geen feestje meer is voor slechts een beperkte doelgroep. Maar ook immaterieel erfgoed is niet immuun voor de schaduwzijden die toerisme kan opleveren. Juist voor kleinschalig toerisme kan een overmacht aan toeristen de, wat genoemd wordt, 'authentieke' waarde van het erfgoed aantasten. 'Authenticiteit' is in de 'eye of the beholder', maar de beleving die erachter zit, is niet zonder betekenis voor alle betrokkenen en daarom interessant om te onderzoeken. Immaterieel erfgoedgemeenschappen zien de potentie van toerisme, maar willen tegelijk 'geen tweede Amsterdam' worden. Vragen die spelen bij het ontsluiten van immaterieel erfgoed voor toeristen, zijn: Wat zijn aantrekkelijke manieren om immaterieel erfgoed in de markt te zetten? Maar ook: Hoe kan immaterieel erfgoedtoerisme een aantrekkelijke nichemarkt worden en hoe kunnen de beheerders tegelijk ook de oorspronkelijke waarden van het erfgoed behouden? Is er, met andere woorden, een spanningsveld tussen commercialisering en het verlangen naar 'authenticiteit' dat leeft bij zowel immaterieel erfgoedgemeenschappen als-op een andere manier-bij toeristen?.
(Dutch and English version available) -
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this art... more (Dutch and English version available) -
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this article the author brings us to Toraja, a mountainous area in South Sulawesi (Indonesia). The inhabitants’ ancestral belief led/leads to extensive funeral rites. The Dutch colonisation from the beginning of the20th century onwards slowly but surely influenced these rituals. Still, the touristic scene discovered this place in the seventies and since then Toraja is a well visited region, due to these still extensive rituals, as the tourists are welcome at the burial feasts.
Recently, tourists are now also visiting a ceremony that was largely a private matter. During the ma’nene’ ceremony the family of the deceased take the coffin out of the tomb to clean the grave. Meanwhile they open the coffin and give the mummified corpse new clothes, food and cigarettes. At the end of the ceremony the coffin is put back in the grave. The fact that this kind of second funeral is being promoted as a touristic highlight by the local touristic office can either be a danger or an opportunity for this ceremony.
The author explores how dark tourism and ma’nene’ can influence one another in a region where Christianity is the major religion, but where the inhabitants also keep up some of the ancestral rituals, closely connected to religion.
The article is in Dutch, but an English version is provided.
Notwithstanding a growing interest in intercultural communication in the 21st century, most profe... more Notwithstanding a growing interest in intercultural communication in the 21st century, most professionals in the Low Countries (and elsewhere) have not been trained in this field during their education. Many managers believe that experience is sufficient to bring an international assignment to a favourable conclusion, for instance an agreed contract. What’s more, in most cases those managers will have succeeded in even the most complex assignments, thanks to their experience and their intuition, guided by the motto “practice makes perfect”. This doesn’t alter the fact that coherent training would be an extra asset for this group of people. For young professionals entering professional life, it has become a very important issue. Intercultural competence can be trained and acquired, as will be described hereafter. Why not include intercultural communication training in the curricula of higher education (either as a structured module or embedded in other subjects), because such a programme could fill a void in the competences of young professionals. Indeed, intercultural competence could even become a critical success factor when applying for a job, not only in business, but also in social work and indeed heritage practices.
We have tried to develop a programme and a framework of reference for intercultural competence, because we are convinced of the fact that you can train intercultural competence.This framework of reference was introduced and tested over three academic years (2004-2007) with over 700 students in the course Intercultural Communication and Training, using the portfolio methodology at Karel de Grote-Hogeschool Antwerp (henceforth KdG). This article focuses mainly on the situation in Flanders (Belgium), because the research and the implementation of the framework of reference were carried through at KdG. We will also refer to the Dutch situation.
Nowadays it is beyond doubt that there is a high need of professionals with intercultural compete... more Nowadays it is beyond doubt that there is a high need of professionals with intercultural competence. As the world is rapidly growing towards a globalized, yet glocalized market, there is no doubt that society, and the business world as such, will gradually, but steadily and rapidly need more people with intercultural competences. Though intercultural competence is often referred to as a soft skill, in many respects however it is a critical factor of success, and will become more and more decisive as the cultural background of people, working force, companies, institutions, ... will become more diverse and multicultural. The need to interact will always be there, the gap that is created by the lack of tuition needs therefore to be filled. Teaching intercultural communication immediately raises the question of assessment. If you don't want to assess a student on his/her theoretical knowledge of his intercultural competence, you will have to organize a continuous professional deve...
De meeste mensen associeren het woord 'portfolio' onmiddellijk met een grote kartonnen ma... more De meeste mensen associeren het woord 'portfolio' onmiddellijk met een grote kartonnen map waarin kunstenaars en modellen hun beste werk of foto's opnemen om potentiele klanten en werkgevers van hun kunnen te overtuigen. Het portfolio is een soort curriculum vitae waarmee de artiest toont wat hij (of zij) in zijn (of haar) mars heeft. Toch is een portfolio ondertussen veel meer dan dat. Sinds enkele jaren heeft het begrip ook zijn intrede gedaan in de onderwijswereld, bijvoorbeeld in het vreemde- talenonderwijs. Met een portfolio kan een student zijn competenties in een of meerdere vreemde talen bewijzen en op die manier een toekomstige lesgever of werkgever van zijn talenkennis overtuigen. Sinds kort zijn portfolio's ook in andere vakgebieden aan de orde. De inter- culturele communicatie is daarvan een voorbeeld.
Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to t... more Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to the use of social media in a classroom is a giant leap for both lecturer and students. Paul Catteeuw, lecturer of intercultural communication at Charlemagne University College in Antwerp (Belgium), has explored the boundaries of the newest methods in competence teaching, but did not forget the knowledge component of the tuition process. As he developed a framework of intercultural competence for business students, he rethought his role as a lecturer. He moved from the central omniscient rostrum position to a place at the side of the classroom as a facilitator, coaching students in a new creative learning environment making use of activating learning forms such as zoom sessions, teamwork and many others. At the same time he introduced different forms of assessment. In this article Catteeuw describes the intensive, sometimes laborious process of the lecturer coach.
This is a call for papers for an extra issue of the magazine "Volkskunde" (www.volkskunde.be) abo... more This is a call for papers for an extra issue of the magazine "Volkskunde" (www.volkskunde.be) about decolonisation and restitution
On the Isle of Sulawesi (Indonesia) the Toraja people still keeps to its traditional forms of bur... more On the Isle of Sulawesi (Indonesia) the Toraja people still keeps to its traditional forms of burial. The burial sites, the tautau, the ritual slaughter of buffaloes attract thousands of tourists and lead to apparent one dimensional ethnic-cultural tourism. It is not always clear what supports what. Are the traditions carried on despite the tourists? Or because of them. Culture in evolution?
The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
In Bali (Indonesia) modern tourism and century old traditions meet and cross-pollinate one anothe... more In Bali (Indonesia) modern tourism and century old traditions meet and cross-pollinate one another. Kecak dances are part of the everyday cultural scene, but are in fact invented tradition. This article is a reflection on cultural hybridity: can invented traditions be reinvented?The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to t... more Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to the use of social media in a classroom is a giant leap for both lecturer and students. Paul Catteeuw, lecturer of intercultural communication at Charlemagne University College in Antwerp (Belgium), has explored the boundaries of the newest methods in competence teaching, but did not forget the knowledge component of the tuition process. As he developed a framework of intercultural competence for business students he rethought his role as a lecturer. He moved from the central omniscient rostrum position to a place at the side of the classroom as a facilitator, coaching students in a new creative learning environment making use of activating learning forms such as zoom sessions, teamwork and many others. At the same time he introduced different forms of assessment. In this article Catteeuw describes the intensive, sometimes laborious process of the lecturer coach.
Call for papers voor het themanummer Volkskunde over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestem... more Call for papers voor het themanummer Volkskunde over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming" in het najaar 2020 Call for presentations voor een conferentie over "Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming" op 29 mei 2020 Op vrijdag 29 mei 2020 organiseert Kenniscentrum Immaterieel Erfgoed Nederland een conferentie over 'Immaterieel Erfgoed als toeristische bestemming'. De dag wordt georganiseerd in samenspraak met Erfgoed Gelderland en met toerisme-docenten en-onderzoekers van hogescholen en universiteiten in Nederland. Ook het tijdschrift Volkskunde verleent zijn medewerking. Voorstellen voor bijdragen voor Volkskunde zijn van harte welkom, met name bijdragen die zich tevens lenen voor een presentatie op de conferentie. Voorstellen voor één van beiden zijn ook welkom! Erfgoedtoerisme is tegenwoordig een veel bediscussieerd onderwerp. Vanwege zijn rijke verleden en culturele erfgoed wordt wel beweerd dat de toekomst van Europa in het toerisme ligt. Anderen wijzen op het risico van 'overtoerisme', waardoor Europa weleens aan zijn eigen succes ten onder zou kunnen gaan. Steden als Venetië, Barcelona en Amsterdam luiden de noodklok omdat ze overspoeld worden door toeristenstromen die nauwelijks nog te managen zijn. Sinds het 2003 UNESCO Verdrag inzake de bescherming van het immaterieel erfgoed, is er een toenemende aandacht voor het potentieel van immaterieel erfgoed toerisme. Immaterieel erfgoed zou zich kunnen ontwikkelen als een interessante nichemarkt en afleider voor de almaar uitdijende stroom van toeristen. De kracht van immaterieel erfgoed wordt vaak gezocht in zijn belevingswaarde. Bij immaterieel erfgoed gaat het immers om 'levend' erfgoed. Bovendien, willen toeristen graag de 'couleur locale' beleven van de streek die zij bezoeken. Er is een sterk gevoel dat ook de immaterieel erfgoedgemeenschappen zelf ervan kunnen profiteren, ook zij kunnen er hun voordeel mee doen in het borgen van hun erfgoed. Immaterieel erfgoed is daarmee een vorm van 'duurzaam' toerisme. Immaterieel erfgoed wordt overigens zeker niet alleen in de traditionele volkscultuur aangetroffen, in de ambachten of in traditionele feesten. Een drukbezochte winkelstraat als de West-Kruiskade in Rotterdam ontleent haar aantrekkingskracht voor een belangrijk deel aan de rijke diversiteit aan diverse immateriële erfgoeduitingen. De ondernemers, met zelf uiteenlopende etnische achtergronden, zetten zich in voor de organisatie van feesten als het Chinees Drakenfeest, die zijn uitgegroeid tot toeristische attracties. Iets dergelijks geldt ook voor Pride, de jaarlijks terugkerende kleurrijke optocht door de Amsterdamse grachten, dat allang geen feestje meer is voor slechts een beperkte doelgroep. Maar ook immaterieel erfgoed is niet immuun voor de schaduwzijden die toerisme kan opleveren. Juist voor kleinschalig toerisme kan een overmacht aan toeristen de, wat genoemd wordt, 'authentieke' waarde van het erfgoed aantasten. 'Authenticiteit' is in de 'eye of the beholder', maar de beleving die erachter zit, is niet zonder betekenis voor alle betrokkenen en daarom interessant om te onderzoeken. Immaterieel erfgoedgemeenschappen zien de potentie van toerisme, maar willen tegelijk 'geen tweede Amsterdam' worden. Vragen die spelen bij het ontsluiten van immaterieel erfgoed voor toeristen, zijn: Wat zijn aantrekkelijke manieren om immaterieel erfgoed in de markt te zetten? Maar ook: Hoe kan immaterieel erfgoedtoerisme een aantrekkelijke nichemarkt worden en hoe kunnen de beheerders tegelijk ook de oorspronkelijke waarden van het erfgoed behouden? Is er, met andere woorden, een spanningsveld tussen commercialisering en het verlangen naar 'authenticiteit' dat leeft bij zowel immaterieel erfgoedgemeenschappen als-op een andere manier-bij toeristen?.
(Dutch and English version available) -
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this art... more (Dutch and English version available) -
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this article the author brings us to Toraja, a mountainous area in South Sulawesi (Indonesia). The inhabitants’ ancestral belief led/leads to extensive funeral rites. The Dutch colonisation from the beginning of the20th century onwards slowly but surely influenced these rituals. Still, the touristic scene discovered this place in the seventies and since then Toraja is a well visited region, due to these still extensive rituals, as the tourists are welcome at the burial feasts.
Recently, tourists are now also visiting a ceremony that was largely a private matter. During the ma’nene’ ceremony the family of the deceased take the coffin out of the tomb to clean the grave. Meanwhile they open the coffin and give the mummified corpse new clothes, food and cigarettes. At the end of the ceremony the coffin is put back in the grave. The fact that this kind of second funeral is being promoted as a touristic highlight by the local touristic office can either be a danger or an opportunity for this ceremony.
The author explores how dark tourism and ma’nene’ can influence one another in a region where Christianity is the major religion, but where the inhabitants also keep up some of the ancestral rituals, closely connected to religion.
The article is in Dutch, but an English version is provided.
Notwithstanding a growing interest in intercultural communication in the 21st century, most profe... more Notwithstanding a growing interest in intercultural communication in the 21st century, most professionals in the Low Countries (and elsewhere) have not been trained in this field during their education. Many managers believe that experience is sufficient to bring an international assignment to a favourable conclusion, for instance an agreed contract. What’s more, in most cases those managers will have succeeded in even the most complex assignments, thanks to their experience and their intuition, guided by the motto “practice makes perfect”. This doesn’t alter the fact that coherent training would be an extra asset for this group of people. For young professionals entering professional life, it has become a very important issue. Intercultural competence can be trained and acquired, as will be described hereafter. Why not include intercultural communication training in the curricula of higher education (either as a structured module or embedded in other subjects), because such a programme could fill a void in the competences of young professionals. Indeed, intercultural competence could even become a critical success factor when applying for a job, not only in business, but also in social work and indeed heritage practices.
We have tried to develop a programme and a framework of reference for intercultural competence, because we are convinced of the fact that you can train intercultural competence.This framework of reference was introduced and tested over three academic years (2004-2007) with over 700 students in the course Intercultural Communication and Training, using the portfolio methodology at Karel de Grote-Hogeschool Antwerp (henceforth KdG). This article focuses mainly on the situation in Flanders (Belgium), because the research and the implementation of the framework of reference were carried through at KdG. We will also refer to the Dutch situation.
Nowadays it is beyond doubt that there is a high need of professionals with intercultural compete... more Nowadays it is beyond doubt that there is a high need of professionals with intercultural competence. As the world is rapidly growing towards a globalized, yet glocalized market, there is no doubt that society, and the business world as such, will gradually, but steadily and rapidly need more people with intercultural competences. Though intercultural competence is often referred to as a soft skill, in many respects however it is a critical factor of success, and will become more and more decisive as the cultural background of people, working force, companies, institutions, ... will become more diverse and multicultural. The need to interact will always be there, the gap that is created by the lack of tuition needs therefore to be filled. Teaching intercultural communication immediately raises the question of assessment. If you don't want to assess a student on his/her theoretical knowledge of his intercultural competence, you will have to organize a continuous professional deve...
De meeste mensen associeren het woord 'portfolio' onmiddellijk met een grote kartonnen ma... more De meeste mensen associeren het woord 'portfolio' onmiddellijk met een grote kartonnen map waarin kunstenaars en modellen hun beste werk of foto's opnemen om potentiele klanten en werkgevers van hun kunnen te overtuigen. Het portfolio is een soort curriculum vitae waarmee de artiest toont wat hij (of zij) in zijn (of haar) mars heeft. Toch is een portfolio ondertussen veel meer dan dat. Sinds enkele jaren heeft het begrip ook zijn intrede gedaan in de onderwijswereld, bijvoorbeeld in het vreemde- talenonderwijs. Met een portfolio kan een student zijn competenties in een of meerdere vreemde talen bewijzen en op die manier een toekomstige lesgever of werkgever van zijn talenkennis overtuigen. Sinds kort zijn portfolio's ook in andere vakgebieden aan de orde. De inter- culturele communicatie is daarvan een voorbeeld.
Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to t... more Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to the use of social media in a classroom is a giant leap for both lecturer and students. Paul Catteeuw, lecturer of intercultural communication at Charlemagne University College in Antwerp (Belgium), has explored the boundaries of the newest methods in competence teaching, but did not forget the knowledge component of the tuition process. As he developed a framework of intercultural competence for business students, he rethought his role as a lecturer. He moved from the central omniscient rostrum position to a place at the side of the classroom as a facilitator, coaching students in a new creative learning environment making use of activating learning forms such as zoom sessions, teamwork and many others. At the same time he introduced different forms of assessment. In this article Catteeuw describes the intensive, sometimes laborious process of the lecturer coach.
This is a call for papers for an extra issue of the magazine "Volkskunde" (www.volkskunde.be) abo... more This is a call for papers for an extra issue of the magazine "Volkskunde" (www.volkskunde.be) about decolonisation and restitution
On the Isle of Sulawesi (Indonesia) the Toraja people still keeps to its traditional forms of bur... more On the Isle of Sulawesi (Indonesia) the Toraja people still keeps to its traditional forms of burial. The burial sites, the tautau, the ritual slaughter of buffaloes attract thousands of tourists and lead to apparent one dimensional ethnic-cultural tourism. It is not always clear what supports what. Are the traditions carried on despite the tourists? Or because of them. Culture in evolution?
The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
In Bali (Indonesia) modern tourism and century old traditions meet and cross-pollinate one anothe... more In Bali (Indonesia) modern tourism and century old traditions meet and cross-pollinate one another. Kecak dances are part of the everyday cultural scene, but are in fact invented tradition. This article is a reflection on cultural hybridity: can invented traditions be reinvented?The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to t... more Teaching has experienced dramatic changes in the last few decades. From ex cathedra lectures to the use of social media in a classroom is a giant leap for both lecturer and students. Paul Catteeuw, lecturer of intercultural communication at Charlemagne University College in Antwerp (Belgium), has explored the boundaries of the newest methods in competence teaching, but did not forget the knowledge component of the tuition process. As he developed a framework of intercultural competence for business students he rethought his role as a lecturer. He moved from the central omniscient rostrum position to a place at the side of the classroom as a facilitator, coaching students in a new creative learning environment making use of activating learning forms such as zoom sessions, teamwork and many others. At the same time he introduced different forms of assessment. In this article Catteeuw describes the intensive, sometimes laborious process of the lecturer coach.
De meeste mensen associëren het woord ‘portfolio’ onmiddellijk met een grote kartonnen map waarin... more De meeste mensen associëren het woord ‘portfolio’ onmiddellijk met een grote kartonnen map waarin kunstenaars en modellen hun beste werk of foto’s opnemen om potentiële klanten en werkgevers van hun kunnen te overtuigen. Het portfolio is een soort curriculum vitae waarmee de artiest toont wat hij (of zij) in zijn (of haar) mars heeft. Toch is een portfolio ondertussen veel meer dan dat. Sinds enkele jaren heeft het begrip ook zijn intrede gedaan in de onderwijswereld, bijvoorbeeld in het vreemde- talenonderwijs. Met een portfolio kan een student zijn competenties in één of meerdere vreemde talen bewijzen en op die manier een toekomstige lesgever of werkgever van zijn talenkennis overtuigen. Sinds kort zijn portfolio’s ook in andere vakgebieden aan de orde. De inter- culturele communicatie is daarvan een voorbeeld. In samenwerking met Marleen Coutuer
De eerste editie van dit volumineuze werk verscheen voor het eerst in 1983 en is nu aan een vierd... more De eerste editie van dit volumineuze werk verscheen voor het eerst in 1983 en is nu aan een vierde herwerking toe. Vanzelfsprekend heeft etnologie (of culturele antropologie) als huidige wetenschap een enorme evolutie ondergaan. Het is niet meer die enkelvoudige studie van toen, maar een palet aan culturele veelvoud, precies zoals het in de titel wordt omschreven. Vijfentwintig professoren uit de Duitstalige wereld hebben een bijdrage geleverd in een poging om zoveel mogelijk thema's in de etnologie van vandaag af te dekken. De studie is bedoeld om studenten in te leiden in de wereld van de etnologie, maar biedt uiteraard ook interessante inzichten voor etnologen die over het muurtje van hun eigen specialisatie willen kijken. Het is dus tegelijkertijd een overzicht, maar ook een inleiding. En ook bij deze vierde herwerking een geslaagde poging. De achterliggende reden blijft de passie voor het (be)vreemde(nde) en de interesse om dat vreemde te duiden, waarbij diversiteit steeds meer als centrale gedachte wordt uitgespeeld. Dat betekent dat naast veldwerk etnologische vergelijking steeds meer aan belang wint in de strijd tegen etnocentrisme. Ondanks, of misschien net wel dankzij, het feit dat het om zo veel verschillende disciplines gaat, wordt er toch ook steeds meer interdisciplinair gewerkt. Dit brede gamma onderwerpen maakt namelijk heel erg duidelijk dat de grenzen tussen de verschillende disciplines erg poreus zijn geworden. Het boek zelf is opgesplitst in vier grote delen: theorieën en methodes; deelgebieden van de etnologie; transversale thema's; speciale thema´s. Daarop volgt een uitgebreide bibliografie, waarin toch belangrijke namen zoals onder meer Marcus Tauschek, Laurajane Smith of Rodney Harrison ontbreken. Tot slot is er een iets te beperkt register. Het zou ons hier te ver leiden om elk hoofdstuk te bespreken, we beperken ons tot enkele kernbijdragen uit het boek. In het inleidende hoofdstuk beschrijft Hans Fischer etnologie als een wetenschappelijke discipline. Op zich wat bevreemdend, want het lijkt – als zo vaak – dat etnologie zich telkens moet bevestigen als een waardevolle tak van de wetenschap. Iets wat eigenlijk buiten kijf zou moeten staan. Bettina Beer bespreekt het begrip cultuur in verhouding tot etniciteit en stelt terecht vast dat cultuur al te vaak een nietszeggend containerbegrip is geworden dat te veel ladingen dekt en daardoor de te vaak als een statisch begrip te verklaren viel. Etnologen moeten zich steeds bevragen in hoeverre bepaalde gedragingen cultureel zijn. Het belang van interculturaliteit is de laatste decennia alleen maar toegenomen. Michael Bollig stelt dat etnologische vergelijkingen een absolute must zijn voor de theorieontwikkeling van het vak. Culturele diversiteit is een absolute uitdaging voor etnologen. Kennis door vergelijking is daarbij gewoon onmisbaar en verplichte leerstof. Verdere themata die worden besproken zijn economische, politieke, verwantschaps-en religieuze etnologie. Verwantschap, zo stellen Juila Pauli en Michael Schnegg, is een centrale sociale categorie bij etnologisch onderzoek van economische, politieke of religieuze handelingen, die in geen enkele andere wetenschap zo diepgaand is/wordt onderzocht. Relatief nieuw is dan weer het genderonderzoek. Dit onderzoek moest zich eerst bewijzen en zich losmaken van de vooroordelen die ermee gepaard gingen. Ute Luig beschrijft de stand van zaken op dit gebied en kijkt naar de nieuwe tendensen die zich aftekenen in een steeds globalere wereld. Hierbij sluit het hoofdstuk migratie-etnologie van Heike Drotbohm naadloos aan. Het gaat hier wel degelijk om een absoluut actueel thema. Omdat de vele migratiegolven ook voor sociale en culturele verschuivingen zorgen. Deze tak van de etnologie verschuift steeds meer van het theoretische naar het praktische vlak, net omdat er zoveel problemen worden aangedragen. Multiculturaliteit en integratieproblemen zijn aan de orde van de dag en vragen om gepaste oplossingen, waarvoor ook etnologen niet onmiddellijk pasklare antwoorden hebben. Hans-Peter Hahn borduurt verder over materiële cultuur en consumptie (zie Volkskunde 117/1), waarin hij het groeiende belang van materiële cultuur onderstreept. Nieuwe inzichten en nieuwe methodes zorgen een duidelijk verschil met de historische omgang met materiële cultuur. Het laatste deel is gewijd aan speciale onderzoeksgebieden. Zo bekijkt Nikolaus Schareika de mens in zijn milieu. Het lijdt geen twijfel dat ecologie een steeds belangrijkere rol in onze maatschappij speelt en dat dit uiteraard een invloed heeft op de menselijke gedragingen. Het onderzoek richt zich op de
Net zoals in Duitsland zijn er ook in Nederland en Vlaanderen heel wat heemkundige musea. Misschi... more Net zoals in Duitsland zijn er ook in Nederland en Vlaanderen heel wat heemkundige musea. Misschien wel te veel. En bovendien ook te veel van hetzelfde, zowel inhoudelijk als naar vorm. Strijkijzers, dorsvlegels en spinnenwielen in alle maten en vormen. Het is niet altijd even makkelijk en evident voor medewerkers van kleine musea om de juiste toon te vinden en over te gaan van kwantiteit naar kwaliteit in het tonen van hun patrimonium. En om klanten, in casu bezoekers, te vinden. Qualitäten kleiner (Heimat-)Museen kan een oplossing bieden. Museumwetenschapper en-consulente Beate Bollmann biedt in deze uitgave een soort leidraad om net de sterkte van een klein museum in te schatten en daarmee aan de slag te gaan bij de opstelling van dat patrimonium. Handig, omdat het geen dik naslagwerk is geworden, maar net een handig doe-het-zelfboekje. Vier terreinen worden bestreken: de museumruimte en zijn atmosfeer, het inzetten van de expertise, het museum als pioniersorganisatie en het museum als maatschappelijke organisatie. Elk thema wordt kort theoretisch ingeleid. Daarna wordt het aangevuld met een intelligent zelfevaluatieformulier en methodische tips bij deze evaluatie, waarmee museumwerkers makkelijk aan de slag kunnen. Ook al omdat alles in een verstaanbare, niet te academische taal is gesteld. En eigenlijk is dat een fantastische zet, omdat veruit de meeste kleine heemkundige musea met heel veel enthousiasme worden opengehouden door vrijwilligers die meestal wel veel ervaring hebben, maar niet vaak de juiste opleiding. En Bollmann stelt de juiste vragen. Uit voorafgaand onderzoek bleek dat heel wat heimatmusea in Duitsland en Zwitserland vaak aan de eigen kwaliteit van hun eigen voorzameling voorbijgaan. Gecombineerd met het vooroordeel bij een deel van de bevolking dat dergelijke musea muffige verzamelingen van kleine vakidioten zorgen ervoor dat de musea een probleem hebben. Volgens de auteur vervullen die musea nochtans een zeer belangrijke rol, " doordat ze materieel en immaterieel erfgoed tegen het verdwijnen behoeden, historische, culturele en natuurlijke ontwikkelingen regionaal lokaliseren en identiteit belichamen " (Bollmann). We gaan ervan uit dat je dit makkelijk op de situatie in Vlaanderen en Nederland kunt enten. Je zou dit werk eigenlijk aan elk (klein) museum moeten aanraden. Het is overigens gratis te downloaden op de website van de uitgeverij Waxmann, wat een enorme troef is. Jammer genoeg enkel in het Duits en dus voor heel wat musea onbereikbaar. Het werk van Bollmann smeekt om een vertaling in het Nederlands, net omdat het zo veel enthousiaste vrijwilligers maar ook professionelen zou kunnen helpen. Paul Catteeuw
Het is een open deur intrappen om te zeggen dat sport en homoseksualiteit een hot item is. Er wor... more Het is een open deur intrappen om te zeggen dat sport en homoseksualiteit een hot item is. Er wordt over gepraat. Af en toe komt er iemand uit de kast. Om de vier jaar zijn er zelfs naar analogie van de Olympische Spelen Gay Games (in 2018 in Parijs), maar verdere gelijkenissen zijn er nauwelijks. Het gaat er niet zo zeer om de prestatie dan wel om de happening. En vaak raakt men niet verder dan de clichés. Zo vertelde een Belgische rugbyspeler in een Vlaams dagblad dat hij even hard tackelde als de heterospelers. Hij zwengelde daarmee zelf de stereotype beelden aan. Alsof het in rugby om hard tackelen gaat, het gaat om precies tackelen. Er mogen dan wel sporten zijn, waar holebisporters (LGBT) ondertussen geen of nauwelijks stof doen opwaaien, zoals kunstschaatsen of vrouwentennis, bij een sport als voetbal blijft dat daarentegen een moeilijke zaak. Literatuur hierover is beperkt en krantenbijdragen beperken zich meestal tot schuine en flauwe moppen over de zogezegde gevaren van het douchen na de match. Daarom komt het boek van de Duitse etnoloog Stefan Heissenberger juist op tijd. Hij bestudeert het fenomeen van homovoetbal aan de hand van een ploeg uit Berlijn: Vorspiel. Hij stelt daarbij een heel aantal vragen, beginnend met het hoe en waarom van de ontstaansgeschiedenis. Maar evenzeer het seizoensverloop en de ervaringen met heteroploegen komen aan bod. Of de verschillen met wat we " normale " ploegen zouden kunnen noemen, maar dan normaal in de zin van het aandeel in het totaal aantal ploegen, want homovoetbal is hoe dan ook kwantitatief een marginaal gebeuren. In de inleiding benadrukt Heissenberger het belang van voetbal op de maatschappij. Ook voor wie niet van voetbal houdt. De Sportschau op de Duitse tv heeft – haast structureel-mee bepaald hoe een zaterdagmiddag en –avond van vele Duitse families er uitziet. Maar in het Bundesligavoetbal hoor je niks over homovoetbal, want voetbal is een mannensport. Dat houdt onder andere hardheid en vechtlust in, zo houdt men ons tenminste voor. Eigenschappen waarover een homovoetballer niet zou beschikken. Zo wil het cliché. En daarmee grens je dan het voetbal af voor LGBT-spelers, want volgens datzelfde cliché zouden homo's niet mannelijk zijn, maar verwijfd en dus per definitie slechte voetbalspelers. Iets wat ook onmiddellijk ook in het vocabularium van de voetbalsupporter wordt opgenomen. In Vlaanderen verwijst men dan naar voetbal voor en van janetten. Een woord dat niet enkel spelers naar het hoofd wordt geslingerd, maar ook de scheidsrechter wanneer hij een zogezegd foute beslissing neemt. Schwul of homo is dus duidelijk in deze context een negatieve benadering die in het voetbal in vergelijking met andere sporten alleen maar wordt versterkt. Volgens de auteur willen heel wat homospelers bewijzen dat ze net wel kunnen voetballen en dat ze zo de vooroordelen uit de wereld kunnen helpen. In de jaren tachtig zijn de eerste clubs daarom eerder als provocatie ontstaan, wat je vaak aan de clubnamen zag: Ballboys Hamburg, Anyway Hot Shots of Rosa Teufel Kaiserslautern. Maar ondertussen ervaart de jongere generatie deze namen eerder als pijnlijk en hinderlijk. Er is namelijk binnen de maatschappij een hele stap gezet in de acceptatie van de LGBT-gemeenschap. Tegelijkertijd stelt de auteur vast dat heel wat spelers zich slechts aansluiten op het ogenblik dat ze voor hun geaardheid opkomen. Net om te tonen dat ze ook een mannelijke sport beoefenen. En dus mannelijk zijn. Wat meteen de vraag doet rijzen of er een normalisering in zit. Met andere woorden, wanneer een homoteam ook aan de reguliere competitie van de DFB (Duitse voetbalbond) zal deelnemen, want behalve de Streetboys München is dat nergens elders het geval. Dat heeft deels te maken met het feit dat een dergelijke ploeg moeilijk voor continuïteit kan zorgen omdat er geen afdoende jeugdwerking is aangezien men maar laat bij een ploeg aansluit, maar anderzijds ook met het feit dat men de problemen ook wel uit de weg wil gaan. En daarbovenop heb je de media. Die zijn vooral op zoek naar schandalen en catastrofes om tegemoet te komen aan wat het grote publiek blijkbaar wil. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat er slechts een voetballer met naam in Duitsland uit de kast is gekomen. Het gaat om de meervoudige international Thomas Hitzlsperger. Hij oogstte in 2015 lof omwille van zijn openheid, maar hij outte zich slechts toen zijn actieve voetbalcarrière voorbij was. Het negatieve geval van Justin Fashanu dat tot zelfdoding leidde, kan daarvoor de aanleiding zijn. En vreemd genoeg zegt de volksmond – weliswaar volledig ten onrechte-dat het vrouwenvoetbal juist heel veel lesbische speelsters zou tellen. Net omdat volgens sommigen lesbische vrouwen die
Perception is in the eye of the beholder. Met deze parafrase kunnen we de bespreking van het werk... more Perception is in the eye of the beholder. Met deze parafrase kunnen we de bespreking van het werk van Mühleis beginnen. De auteur beschrijft een schilderij op eik Het meisje met de dode vogel dat zich in het Museum voor Schone Kunsten in Brussel bevindt. Het is vermoedelijk een werk van de Zuid-Nederlandse school uit het eerste kwart van de zestiende eeuw, maar de auteur is onbekend. De lezer kan zich meteen de vraag stellen waarom een schilderij in dit volkskundige tijdschrift wordt besproken. Met recht en reden. Maar, zoals de titel van het werk aangeeft, deze studie gaat net een stuk verder dan de artistieke bespreking van een enigmatisch werk. En net dat is het startpunt van deze studie. Het werk van de anonieme schilder is en blijft een raadsel dat ons blijft fascineren. Mühleis probeert als kunstfilosoof en beeldantropoloog uit te vorsen wat er achter de thematiek van leven en dood schuilgaat en gaat een vergelijking met het Verre Oosten niet uit de weg. Het werk is in ieder geval uniek, want er is blijkbaar geen vergelijkbaar materiaal in de kunstgeschiedenis. Net daarom is de schilderij ook voor Mühleis zo speciaal dat hij groepen speciaal liet halt houden en met het meisje confronteerde. Toen hij een groep Chinese studenten het schilderij toonde, merkte hij dat-voor dit werk alvast – de westerse symboliek geenszins in de weg staat van de interculturele dialoog, omdat het enkel over leven en dood gaat. Mühleis gaat aan de slag met het materiaal dat er is, maar kunsthistorisch vergelijkend onderzoek levert eigenlijk weinig of geen resultaat op betreffende de identiteit van het meisje en de schilder. In een volgende paragraaf bespreekt de auteur hoe dit schilderij in China zou kunnen worden gezien. De titel van deze paragraaf, Intercultural Comparisons, is wel enigszins misleidend. En wel hierom, interculturaliteit is een dynamisch begrip dat om interactie vraagt, maar het gaat hier – om weliswaar correcte – statische vaststellingen over één cultuur (de westerse) in vergelijking met één andere (de Chinese). Een titel als Culturele verschillen zou hier dus meer op zijn plaats zijn geweest. Het vergelijkingsmateriaal had overigens iets uitgebreider mogen zijn. Verder doet dit geen afbreuk aan de filosofische mijmeringen en antropologische ideeën over leven en dood die bij dit enigmatische schilderij ontstaan. De meningen van de auteur zijn valabel, maar uiteindelijk stelt hij zelf vast dat het werk geen referentiepunten heeft om tot een eensluidende en definitieve verklaring te komen. En misschien was het dit wel wat de schilder van Het meisje met de dode vogel bedoelde. Zelfs de Mona Lisa zou in interesse verliezen indien we haar gelaatstrekken werkelijk zouden kunnen doorgronden. Dit boek is een vertaling uit het Duits, maar die te letterlijke vertaling is erg slordig gebeurd. Ze bulkt van grammaticale, stilistische en syntaxisfouten. En dat is wel erg jammer voor een studie die dieper wil gaan dat wat aan de oppervlakte verschijnt, maar door de vele taalfouten de aandacht afleidt. Ik zou daarom de lezer willen aanraden de Duitse versie van het boek te kopen. Het bespaart heel wat leesergernis bij deze knappe studie. Paul Catteeuw
Bali, eiland van de goden. Zo wordt dit eiland meestal omschreven. Heel wat mensen denken trouwen... more Bali, eiland van de goden. Zo wordt dit eiland meestal omschreven. Heel wat mensen denken trouwens dat Bali een zelfstandige natie is en niet slechts dat heel kleine deeltje van het grote Indonesische continent, ongeveer twee Belgische provincies groot. En dat heeft alles te maken met toerisme. Volgens de enen is Bali volledig verknoeid door het toerisme, volgens anderen is Bali net een voorbeeld waar toerisme en cultuur mooi hand in hand gaan. In een opmerkelijke documentaire over Charly Chaplin-op bezoek bij Walter Spies in Bali-stelt de cineast in 1932 al dat Bali door toerisme zijn natuurlijk charme zou verliezen. Net omwille van het paradijselijke karakter van Bali zijn er al heel wat artikels en boeken aan het toeristische aspect gewijd. Zo ook deze verzameling opstellen onder redactie van Sylvine Pickel-Chevalier over een eiland dat zo verschrikkelijk sterk van toerisme afhangt. In dit boek wordt de vraag gesteld of duurzaam toerisme een oplossing zou kunnen zijn voor duurzame ontwikkeling die eventueel als voorbeeld zou kunnen dienen voor de andere (immens grotere) eilanden van Indonesië en daarbuiten. Het onderhouden van traditionele beroepen om het toeristisch beeld in stand te houden is overigens geen uniek Balinees ding. Zelfs in Zwitserland werden landbouwers gesubsidieerd om het land als het ware in zijn originele toestand te bewaren, net zoals de toeristen het eigenlijk verwachten. Wat Bali betreft is het zeker geen compleet pessimistisch beeld, al dienen er wel kritische accenten te worden geplaatst. Het beginpunt voor deze studie is het Charter voor duurzaam toerisme (Canarische eilanden, 1995). Het boek zelf telt drie onderdelen: toerisme als middel tot sociale herstructurering; de economische revolutie op Bali; toerisme als mogelijk bindmiddel voor het natuurlijk en cultureel erfgoed. In een eerste artikel schetsen Michael Picard en Adrian Vickersde de Balinees in confrontatie met het toerisme, waarbij de auteurs het beeld van het paradijselijke Bali schetsen als een constructie die pas bij het begin van vorige eeuw is ontstaan, waarbij het voor de Balinezen een strijd blijft om controle te behouden en waarbij het hindoeïstische karakter in de grootste moslimstaat ter wereld wordt benadrukt. Maar de Balinezen blijven koorddansen tussen hun openheid ten aanzien van de wereld en hun afhankelijkheid van de wereldmarkt enerzijds, hun religieus particularisme en hun etnocentrisme anderzijds. Sylvine Pickel-Chevalier, Philippe Violier, Asep Parantika en Ni Putu Sari Sartika hebben het over de mondialisering van toerisme in Bali. Het staat buiten twijfel dat toerisme mee de plaatselijke bevolking heeft beïnvloed. Maar niet enkel dat. De toeristische doelen op het eiland hangen ook af van de herkomst van de toerist, waarbij er grote verschillen optreden. Mondiaal toerisme zorgt daarbij niet altijd voor innovatieve impulsen. Het eerste artikel van het tweede gedeelte is van de hand van I Komang Gde Bendesa en Ni Made Asti Aksari. Zij beschrijven hoe Bali een eiland was dat haast uitsluitend gericht was op landbouw, gebaseerd op het traditionle, unieke Subak irrigatiesysteem, waardoor Bali sinds 2012 op de lijst van werelderfgoed van UNESCO staat. Het staat buiten kijf dat het toerisme zich slechts heeft kunnen ontwikkelen dankzij de landbouw, in casu de rijstteelt. Maar langzaamaan vanaf de jaren zeventig van vorige eeuw nam toerisme de rol van de landbouw als economische motor over, maar was/is niet altijd op stabiele fundamenten gebouwd. Ook de afname van het landbouwareaal speelt hierin een negatieve rol. Die verandering is nefast, omdat de rijstcultuur net een van de grootste toeristische troeven van het eiland is. De auteurs stellen dat landbouw en toerisme hand in hand moeten evalueren om het evenwicht te bewaren. Putu Devi Rosalina en I Nyoman Darma Putra stellen de vraag of duurzaam toerisme een rechtvaardiger ontwikkeling kan genereren. Ze doen dit aan de hand van een het voorbeeld Buleleng in Noord-Bali. Voor de auteurs zijn de economische, sociale en omgevingsfactoren cruciaal bij duurzaam toerisme, temeer omdat in Bali de balans van het toerisme geografisch ongelijk is verdeeld, met een duidelijke nadruk op het zuiden. Maar die terugval van het agrarische noorden kan tegelijkertijd net een boost geven aan het toerisme in die regio door het opkomen van alternatief en duurzaam toerisme dat is gebaseerd op (het respect voor) traditionele culturen en het milieu en onder impuls van plaatselijke professionals. Tot op heden blijven dat echter kleinschalige projecten die slechts kunnen groeien met de steun van de plaatselijke bevolking en met een grotere input van de politieke wereld.
Je hebt goede boeken en je hebt mooie, luxueuze boeken. Maar het is boeiend wanneer de beide aspe... more Je hebt goede boeken en je hebt mooie, luxueuze boeken. Maar het is boeiend wanneer de beide aspecten samengaan. En dat is met de uitgave over de Vlaamse beiaarden van Andreas Dill en Luc Rombouts zeker het geval. En dat voor een heel redelijke prijs. Andreas Dill is een vertaler van beroep, maar tegelijkertijd een getalenteerd fotograaf die heel precies het DNA van een beiaard in een foto weet te vatten. En Luc Rombouts is sui generis de geschikte man om de teksten van dit werk te verzorgen. Rombouts is een gevierd beiaardier (Leuven en Tienen) die bovendien een doctorale scriptie over de oorsprong van de beiaard heeft geschreven. Praktijk en theorie gaan hand in hand. Zijn publicatie Zingend brons is een standaardwerk op dit gebied. En hij was bovendien de grote motivator achter het UNESCO-dossier, waarbij de beiaardcultuur in 2014 een beste praktijkvoorbeeld op het gebied van immaterieel erfgoed is geworden. Deze publicatie gaat over een wereld die we niet of nauwelijks kennen. Beiaarden bevinden zich niet op de begane grond, maar hoog weggestoken in de torens van kerken, kathedralen en belforten. En zelfs wanneer je een hoge toren beklimt is het nog altijd moeilijk om het hele instrument te bevatten, aangezien het net iets groter is dan een gewone piano. Net zoals de klank. Via de galmgaten van een kerktoren verspreiden die klanken zich over Vlaamse pleinen. Zonder geluidsversterking. Gratis. Voor de beiaardiers zijn de werkomstandigheden wel zeer verschillend. In sommige beiaarden zit hij/zij werkelijk tussen de balken, zoals bijvoorbeeld in het Groot-Begijnhof van Leuven, maar op andere plaatsen is er dan weer airco geïnstalleerd. Bovendien worden steeds meer concerten via video getoond, zodat de beiaardier – in tegenstelling tot vroeger – toch wel op zijn kleding moet letten, wat uiteindelijk de beiaard toch iets meer bij de begane grond brengt. De auteurs brengen hun verhaal in drie grote delen: een uitgebreide (historische) inleiding, de vijftien beiaardportretten en de exhaustieve bijlagen. In de inleiding schetst Rombouts de accurate geschiedenis van de beiaard. Uiteraard niet in dezelfde omvang als in zijn vroegere geschriften, maar toch voldoende uitgebreid om een mooie schets van die Vlaamse " uitvinding " , want misschien is de beiaard wel in Oudenaarde ontstaan en heeft hij van daaruit de (westerse) wereld veroverd. Rombouts weet vanaf de eerste paragraaf de juiste toon te treffen en verwijst op speelse wijze naar Van den vos Reynaerde, waar het woord beyaert synoniem staat voor de paapse genitaliën. Het brengt Rombouts eeuw na eeuw verder, een geschiedenis met hoogtes (de beiaard als nationaal symbool) en laagtes (de opeisingen tijdens de Tweede Wereldoorlog) tot de universele erkenning als best practice in het borgen van immaterieel cultureel erfgoed als bekroning van een lange geschiedenis. In een tweede deel heeft Rombouts het over de beiaardcultuur vandaag. Ook hier weet de auteur op een perfecte manier de leek bij de hand te nemen en ons door het diverse beiaardlandschap te begeleiden. Daarna nemen de beide auteurs ons mee op een tocht langs vijftien Vlaamse beiaarden. Het betreft
Deze publicatie is een liber amicorum voor Silke Götsch-Elten. Maar over de dame zelf komen we bi... more Deze publicatie is een liber amicorum voor Silke Götsch-Elten. Maar over de dame zelf komen we bitter weinig te weten. In een heel summier voorwoord beschrijft eindredacteur Markus Tauschek even haar belang, maar meer ook niet. Voor verdere biografische data verwijst Tauschek naar de website van de universiteit Kiel, waar Göttsch-Elten aan het Seminar für Europäischen Ethnologie/Volkskunde verbonden was en verschillende functies heeft uitgeoefend. Toch wel wat vreemd. Het Festschrift bestaat uit 23 bijdragen die alfabetisch volgens auteur zijn geordend. De enigszins enigmatische titel verbergt het feit dat er eigenlijk geen thematische samenhang is. Op de cover doet de redactie nog een poging: " Handlungsmacht, Widerständigkeit, kulturelle Ordnungen – mit diesem Dreiklang formuliert der Sammelband ein kulturwissenschaftliches Forschungsprogramm, wie es für eine historisch und empirisch-ethnographisch ausgerichtete Kulturanalyse und Alltagsforschung kennzeichnend ist. " Maar daarmee wordt weinig opgehelderd en geeft de redactie eerder toe dat ze een allegaartje aan bijdragen hebben samengebracht. Maar … dat doet helemaal geen afbreuk aan de kwaliteit van de auteurs en hun artikels, want dat is gewoon klasse. Het zou ons binnen dit bestek veel te ver leiden om alle bijdragen te bespreken. Bovendien is veruit het grootste gedeelte van de – wel boeiende, maar vrij korte-bijdragen letterlijk voor de Duitse markt geschreven en voor ons tijdschrift eerder een ver-van-mijn-bedshow. Een heel aantal bijdragen hebben het zelfs eigenlijk enkel over Kiel en omgeving, de streek waar Götsch werkte. Enkele bijdragen kunnen dan weer wel onze interesse wegdragen. Zo sluit Heimatmuseen en Kulturpolitik van Cornelia Eisler aan bij het boekje Qualitäten kleiner (Heimat-)Museen van Beate Bollmann dat ook in dit nummer wordt besproken. Eisler wijst op de enorme groei van de heimatmusea na het einde van de Tweede Wereldoorlog. Een groot aantal van die musea hebben vaak met een ervaring van verlies te maken, waarbij men vaak fragmenten toont van wat nog overblijft om een eigentijdse identiteit te behouden. Erg interessant is ook de bijdrage van Wolfgang Kaschuba. In Tabu: Zur kulturellen Ambivalenz von Konvention und Konflikt stelt de auteur dat taboes een schijnbaar typisch Europese uitvinding zijn voor die gebieden die net verder gaan dan onze vrije westerse levensstijl toelaten, maar die evenzeer verschijnen als ook worden doorbroken. Als voorbeeld neemt hij de controverse die is ontstaan na de kritische uitlatingen van de Duitse satiricus en tv-moderator Jan Böhmermann aan het adres van de Turkse president Erdogan – door de auteur met de titel sultan bedacht-en de discussie tot in de Bundestag over een eventuele aanklacht tot zelfs vervolging. Kaschuba stelt echter tegelijkertijd vast dat het taboe veel verder reikt en eigenlijk kan gezien worden als een soort buit uit het koloniale verleden. Hij maakt dan een soort verkenningstocht door de wereld van het taboe. Het zou een interessante denkpiste zijn om ook eens bij ons na te gaan hoezeer nieuwe taboes ontstaan en weer gebroken worden, bijvoorbeeld bij cartoons rond Mohamed. Kaschuba eindigt met de interessante vaststelling: Früher gab es Tabus, heute reden wir darüber … De moeite waard om ook die zin aan een nadere studie te onderwerpen. De bijdrage van Sven Reiß heeft dan weer een (on)rechtstreeks verband met Vlaanderen. Een vreemd verhaal over een Langemarck-Denkmal. Met de raadselachtige titel Das Kieler " Langemarck-Denkmal " – Nie errichtet und doch steinernes Zeugnis. Hoe kan een monument nu nooit zijn opgericht en er toch staan? Uiteindelijk gaat het niet om het monument zelf dat al in 1931 door de Duitse architect Gustav August Munzer in opdracht van de Kielse universiteit werd ontwerpen. De opdracht luidde toen: een eremonument voor de gesneuvelde docenten en studenten. Langemark als veldslag was een eerder kleine gebeurtenis in vergelijking met de grotere veldslagen, maar kreeg snel een symbolische betekenis en oversteeg het gebeuren in Langemark, als topos waar vooral erg jonge Duitse soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog het leven lieten. Van officiële universiteitszijde was er van Langemark geen sprake, maar studenten hielden wel afzonderlijke herdenkingen die aan Langemark refereerden. Uiteraard nam dit nog toe vanaf 1933, waarbij herinneringscultuur in heldencultuur veranderde, wat zelfs resulteerde in een Langemarck-Ufer. Maar het monument werd nauwelijks met Langemark geassocieerd. Slechts sinds de jaren tachtig begon men het monument het Langemarck-Denkmal te noemen. Op het internet lees je nu: Mit diesem Denkmal werden die Kieler Studenten geehrt, die bereits 1914, im ersten Kriegsjahr, in der Schlacht bei Langemarck in Belgien starben. Deze informatie is uiteraard onvolledig en leidt tot foute interpretaties, maar past wel perfect
Jos van Beurden, Treasures in Trusted Hands. Negotiating the Future of Colonial Cultural Objects ... more Jos van Beurden, Treasures in Trusted Hands. Negotiating the Future of Colonial Cultural Objects in CLUES, Interdisciplinary Studies in Culture, History and Heritage, Vol. 3, Leiden, Sidestone Press, 290 blz. + ill.; ISBN 978-90-8890-439-4; 29,95 euro, eBook ISBN 978-90-8890-441-7 en gratis als PDF te downloaden op website van Sidestone Press. Op de cover van dit boek lees je dat Jos van Beurden een pioneering study heeft gemaakt. Dergelijke beweringen zijn vaak gratuit en willen alleen maar de mogelijke geïnteresseerde lezer tot kopen aanzetten. Voor een recensent is het dus duidelijk oppassen geblazen en kijken of de auteur zijn belofte kan waarmaken. Wel, in dit geval kun je als lezer op beide oren slapen. Met dit boek heeft de auteur meteen de vraag van culturele objecten, kolonialisme en teruggave – een issue die veel te lang onder de mat werd geveegd – duidelijk(er)op de kaart gezet en de discussie hopelijk een definitief elan gegeven. Met een hele waaier aan voorbeelden toont van Beurden dat er misschien wel verschillende categorieën bestaan in het cultureel erfgoed, maar dat het eigenlijk altijd gaat om ontvreemde artefacten. Op een relatief kleine teruggave na blijven de meeste objecten uit het koloniaal verleden van de Lage Landen in Belgische en Nederlandse musea, privécollecties en andere publieke verzamelingen. De omgang met deze objecten is ook niet altijd eenvoudig. Is er bijvoorbeeld een verschil tussen koloniale objecten en kunstwerken die door de Nazi's werden ontvreemd (en waarvoor ondertussen een bevredigende oplossing is). Een snel positief antwoord doet waarschijnlijk afbreuk aan de authentieke vraag van de vroegere kolonies. Een discussie over een rechtvaardige oplossing dringt zich op, ook al is er niet altijd veel overeenkomst tussen de vroegere kolonies en de kolonisatoren. En het is net op dit gebied dat Van Beurden inderdaad pionierswerk heeft verricht. Dit boek is de uitwerking van het proefschrift waarmee de auteur in 2016 doctor is geworden en waarin hij stelt dat het hoog tijd is dat de vroegere kolonisatoren en alle andere actoren op een proactieve manier de herkomst van voorwerpen moeten onderzoeken om tot een faire oplossing te komen die alle partijen kan bevredigen, los van emotionele banden met het voorwerp, het verleden en het vroegere gebruik. In het eerste, inleidende hoofdstuk stelt Jos van Beurden dat we ons moeten hoeden voor oversimplificatie in het behandelen van dit onderwerp. Daartoe werkt hij met drie onderzoeksvragen: 1. Hoe kan het verlies van culturele en historische schatten tijdens het Europese koloniale tijdperk in kaart worden gebracht?; 2. Welke lessen kunnen we trekken uit de manier waarop andere gecontesteerde categorieën van dergelijke schatten werden behandeld?; en 3. Hoe kan er een overlegmodel worden opgesteld voor de toekomst van culturele objecten die tijdens koloniale tijden werden verkregen, inclusief een mogelijke teruggave? Het moge duidelijk zijn dat het antwoord op die drie vragen een interdisciplinaire aanpak vergt, die onder andere steunt op geschiedenis en recht. Jos van Beurden poogt in de laatste hoofdstukken om die drie vragen te beantwoorden. Een antwoord op de eerste vraag maakt duidelijk dat er een massaal eenrichtingsverkeer naar Europa heeft plaatsgegrepen en dat er tot op heden slechts een fractie van al het verplaatste culturele erfgoed in kaart is gebracht. En van wat er in kaart is gebracht, is slechts een klein deel terug naar het land van oorsprong gegaan. En dat was dan nog veel eerder incidenteel dan wel structureel, maar het valt toch moeilijk om hierin een algemene lijn te ontdekken. Bovendien wordt een dergelijke teruggave vaak gezien als een instrument in de onderlinge culturele diplomatie. Van Beurden poogt vervolgens richtlijnen op te stellen om in de toekomst op een intelligente manier de discussie over een mogelijke teruggave van artefacten in goede banen te leiden. Daartoe heeft hij als basis the 1998 Washington Principles adapted for Colonial Objects gebruikt en aangepast. Begrippen als bewustzijn en engagement zijn hierbij kernwoorden om tot een bevredigende oplossing van het probleem te komen. Daarnaast heeft hij een tool in zeven fases ontworpen voor toekomstige onderhandelingen, precies bedoeld om conflicten die een correctieve rechtmatigheid behoeven te behandelen.
50th Anniversary of SIEF
Amsterdam, 12th September 2014
Volkskunde. Tijdschrift over de cultuur... more 50th Anniversary of SIEF
Amsterdam, 12th September 2014
Volkskunde. Tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven, 2015 (116/1), 73-78.
This chapter introduces the special journal issue's theme: the interface between safeguarding int... more This chapter introduces the special journal issue's theme: the interface between safeguarding intangible cultural heritage and sustainable tourism. We begin by outlining the concept of “intangible cultural heritage”, then we offer a review of the scholarly understanding of “sustainable tourism” and, finally, we review some of the promises and challenges entailed in attempts to safeguard intangible cultural heritage via tourism. The chapter closes by spotlighting the contributions made in the articles that comprise this special issue.
Locating and accessing research materials published outside one’s own country can sometimes be ch... more Locating and accessing research materials published outside one’s own country can sometimes be challenging in academic research, especially for those new to academia or for those in countries and institutions where English is infrequently spoken or is not the academic lingua franca. Despite globalization and new, widely used online platforms such as academia.edu and researchgate, many non-English research materials and/or publications and primary sources are hard to find online. Or they are hidden behind payment walls, making them inaccessible to those who do not have access to an expensive academic library subscription. This article is a proposal to bring together all information on cultural heritaged of the Toraja in South Sulawesi (Indonesia) The text is in Dutch, with an English translation
Article in Dutch and English (English version of the article follows the Dutch one)
"Repatriërin... more Article in Dutch and English (English version of the article follows the Dutch one)
"Repatriëring kan voor instellingen erg de moeite waard zijn, en hoewel het tijdrovend is en veel menselijke en financiële middelen opslorpt, zijn de voordelen ver strekkend en gaan ze verder dan alleen het juiste doen." 1 Handboek voor Inheemse Repatriëring, Canada Er bestaan veel misverstanden en emoties rond de teruggave 2 van geroofde en officiële collecties uit koloniale contexten. Daardoor botsen voor-en tegenstanders van teruggave vaak. Voorstanders onderstrepen de rechten van voormalige koloniën om verdwenen voorwerpen terug te krijgen en de plicht van voormalige kolonisatoren om actief mee te werken aan hun terugkeer. Voor voorvechters van teruggave is de dekolonisatie niet voltooid tenzij belangrijke objecten en collecties terugkeren naar hun plaats van herkomst. Zij ervaren een zeer gebrekkig evenwicht tussen de kwaliteit en de kwantiteit van koloniale collecties in westerse musea enerzijds en in de musea van voormalige koloniën anderzijds. Tegenstanders betwisten echter juist het idee dat er een soort 'plicht' bestaat om deze objecten terug te geven. Ze onderstrepen het gebrek aan wetten of verdragen die dergelijke handelingen vereisen. Voor hen is het gevaar groot dat de teruggave van één object een domino-effect zal hebben, dat de ultieme ontmanteling en sloop van musea in het westen in gang zet. Bovendien vragen ze zich af of voormalige koloniën voldoende uitgerust zijn om de teruggegeven objecten afdoende te verzorgen. En sommigen wijzen erop dat het allemaal zo lang geleden was dat deze objecten werden verzameld, dus deze debatten zijn onnodige afleidingen.
Uploads
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this article the author brings us to Toraja, a mountainous area in South Sulawesi (Indonesia). The inhabitants’ ancestral belief led/leads to extensive funeral rites. The Dutch colonisation from the beginning of the20th century onwards slowly but surely influenced these rituals. Still, the touristic scene discovered this place in the seventies and since then Toraja is a well visited region, due to these still extensive rituals, as the tourists are welcome at the burial feasts.
Recently, tourists are now also visiting a ceremony that was largely a private matter. During the ma’nene’ ceremony the family of the deceased take the coffin out of the tomb to clean the grave. Meanwhile they open the coffin and give the mummified corpse new clothes, food and cigarettes. At the end of the ceremony the coffin is put back in the grave. The fact that this kind of second funeral is being promoted as a touristic highlight by the local touristic office can either be a danger or an opportunity for this ceremony.
The author explores how dark tourism and ma’nene’ can influence one another in a region where Christianity is the major religion, but where the inhabitants also keep up some of the ancestral rituals, closely connected to religion.
The article is in Dutch, but an English version is provided.
We have tried to develop a programme and a framework of reference for intercultural competence, because we are convinced of the fact that you can train intercultural competence.This framework of reference was introduced and tested over three academic years (2004-2007) with over 700 students in the course Intercultural Communication and Training, using the portfolio methodology at Karel de Grote-Hogeschool Antwerp (henceforth KdG). This article focuses mainly on the situation in Flanders (Belgium), because the research and the implementation of the framework of reference were carried through at KdG. We will also refer to the Dutch situation.
The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
Keywords: intercultural communication, learning environment, portfolio, coaching, evaluation
Ma’nene’, or how to keep the dead alive?
In this article the author brings us to Toraja, a mountainous area in South Sulawesi (Indonesia). The inhabitants’ ancestral belief led/leads to extensive funeral rites. The Dutch colonisation from the beginning of the20th century onwards slowly but surely influenced these rituals. Still, the touristic scene discovered this place in the seventies and since then Toraja is a well visited region, due to these still extensive rituals, as the tourists are welcome at the burial feasts.
Recently, tourists are now also visiting a ceremony that was largely a private matter. During the ma’nene’ ceremony the family of the deceased take the coffin out of the tomb to clean the grave. Meanwhile they open the coffin and give the mummified corpse new clothes, food and cigarettes. At the end of the ceremony the coffin is put back in the grave. The fact that this kind of second funeral is being promoted as a touristic highlight by the local touristic office can either be a danger or an opportunity for this ceremony.
The author explores how dark tourism and ma’nene’ can influence one another in a region where Christianity is the major religion, but where the inhabitants also keep up some of the ancestral rituals, closely connected to religion.
The article is in Dutch, but an English version is provided.
We have tried to develop a programme and a framework of reference for intercultural competence, because we are convinced of the fact that you can train intercultural competence.This framework of reference was introduced and tested over three academic years (2004-2007) with over 700 students in the course Intercultural Communication and Training, using the portfolio methodology at Karel de Grote-Hogeschool Antwerp (henceforth KdG). This article focuses mainly on the situation in Flanders (Belgium), because the research and the implementation of the framework of reference were carried through at KdG. We will also refer to the Dutch situation.
The text is in Dutch and was published in faro, tijdschrift over cultureel erfgoed
Keywords: intercultural communication, learning environment, portfolio, coaching, evaluation
In samenwerking met Marleen Coutuer
Amsterdam, 12th September 2014
Volkskunde. Tijdschrift over de cultuur van het dagelijks leven, 2015 (116/1), 73-78.
This article is a proposal to bring together all information on cultural heritaged of the Toraja in South Sulawesi (Indonesia)
The text is in Dutch, with an English translation
"Repatriëring kan voor instellingen erg de moeite waard zijn, en hoewel het tijdrovend is en veel menselijke en financiële middelen opslorpt, zijn de voordelen ver strekkend en gaan ze verder dan alleen het juiste doen." 1 Handboek voor Inheemse Repatriëring, Canada Er bestaan veel misverstanden en emoties rond de teruggave 2 van geroofde en officiële collecties uit koloniale contexten. Daardoor botsen voor-en tegenstanders van teruggave vaak. Voorstanders onderstrepen de rechten van voormalige koloniën om verdwenen voorwerpen terug te krijgen en de plicht van voormalige kolonisatoren om actief mee te werken aan hun terugkeer. Voor voorvechters van teruggave is de dekolonisatie niet voltooid tenzij belangrijke objecten en collecties terugkeren naar hun plaats van herkomst. Zij ervaren een zeer gebrekkig evenwicht tussen de kwaliteit en de kwantiteit van koloniale collecties in westerse musea enerzijds en in de musea van voormalige koloniën anderzijds. Tegenstanders betwisten echter juist het idee dat er een soort 'plicht' bestaat om deze objecten terug te geven. Ze onderstrepen het gebrek aan wetten of verdragen die dergelijke handelingen vereisen. Voor hen is het gevaar groot dat de teruggave van één object een domino-effect zal hebben, dat de ultieme ontmanteling en sloop van musea in het westen in gang zet. Bovendien vragen ze zich af of voormalige koloniën voldoende uitgerust zijn om de teruggegeven objecten afdoende te verzorgen. En sommigen wijzen erop dat het allemaal zo lang geleden was dat deze objecten werden verzameld, dus deze debatten zijn onnodige afleidingen.