passie
- pas·sie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘lijden van Christus’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passie | passies |
verkleinwoord | - | - |
de passie v
- een zaak, onderwerp, activiteit of hobby waar iemand veel interesse in heeft en veel tijd en inspanningen aan wil besteden
- Alles wat met de zee te maken heeft is altijd al zijn passie geweest.
- (religie) het lijdensverhaal van de kruisiging van Jezus
- Als de vos de passie spreekt, boer pas op je kippen (ganzen).
als een bedrieger of slijmbal vrome dingen zegt moet je extra voorzichtig met deze persoon zijn
- Het woord passie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "passie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "passie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ passie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be