Het Frans behoort tot de Romaanse talen en heeft zich zoals al deze talen ontwikkeld uit het Latijn. Het Frans wijkt echter op een groot aantal punten van de andere Romaanse talen af. Ten eerste kent het Frans een verregaande afslijting van morfologische uitgangen. Ten tweede heeft het Frans een groot aantal brekingen en klankmutaties, die al in het Oudfrans optraden en in het Middelfrans nog verder zijn geëvolueerd. Ten derde heeft het een licht Keltischsubstraat (terug te vinden in een woord als quatre-vingts, "tachtig", letterlijk "vier-twintigen"; in de Keltische talen telt men in twintigtallen) en een vrij ingrijpend Germaans, vooral Frankisch, superstraat, dat zich onder meer uit in de dubbele ontkenningen ne ... pas, ne ... rien, ne ... personne enz.
Onder verfransing wordt verstaan het proces van taal- en cultuurassimilatie, waarbij oorspronkelijk niet-Franstaligen of oorspronkelijk niet-Franstalige gebieden overgaan op het Frans. Het kan hierbij om minderheden of meerderheden gaan. De term wordt gebruikt in de taalkunde, de geschiedeniswetenschap en de sociologie.
Naties streven vaak naar talige homogeniteit. Tweetalige overgangsgebieden worden als bezwaarlijk ervaren. Taal wordt als drager van culturele eigenheid gezien. Hoe groter het verschil, hoe groter sterker de wens tot erkenning. Staatsgrenzen of federale grenzen gaan meer en meer de rol van taalgrenzen overnemen. Tussen het Nederlands en het Duits is er steeds minder een overgangsgebied, tussen het Frans en het Duits in Zwitserland nauwelijks of niet.
lees verder...