gezin

Een gezin aan de eettafel.

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gezin    (hulp, bestand)
• IPA: / ɣəˈzɪn / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• ge·zin

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands gesinde "reisgezelschap, hofhouding", in de betekenis van ‘echtpaar met hun kinderen’ voor het eerst aangetroffen in 1586
• Naamwoord van handeling van zenden met het voorvoegsel ge-

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gezin	gezinnen
verkleinwoord	gezinnetje	gezinnetjes

Zelfstandig naamwoord

het gezin o

1. (familie) huishouden bestaande uit een of meer ouders en hun kinderen

   ▸ ‘Ik ben op weg naar een huisje op een vakantiepark in Venlo, een weekendje weg met ons gezin, mijn ouders en mijn zus. Dat doen wij een keer per jaar, en dit was al een half jaar van tevoren gepland.

   ▸ Franse kinderen schreeuwen niet
   Terwijl Nederlandse moeders over het strand schallen: 'Kevin, hiieeerrr kooomeeen…’, praten Franse moeders alleen op gedempte toon met hun kinderen. Sterker nog; ik heb een heel gezin naast ons een hele dag lang alleen op fluistertoon met elkaar horen praten. Niemand viel uit zijn of haar rol. Heerlijk rustig. Waarom moeten wij eigenlijk altijd zo tetteren?

Hyponiemen

   

achterstandsgezin adoptiegezin arbeidersgezin asielzoekersgezin bakfietsgezin bijstandsgezin boerengezin detectivegezin doorsneegezin eengezinshuis eenoudergezin fusiegezin gastgezin gastoudergezin holebigezin hotelgezin huisgezin ingroeigezin kerngezin lawaaigezin maatgezin middenklassegezin middenklassengezin mikadogezin modelgezin mozaïekgezin multiprobleemgezin netwerkgezin onderhandelingsgezin opvanggezin overlastgezin patchworkgezin pleeggezin probleemgezin samengesteld gezin sologezin spijtgezin spitsgezin spitsuurgezin standaardgezin stiefgezin succesgezin time-outgezin twee-oudergezin woonwagengezin

Afgeleide begrippen

   

eengezinshuis eengezinswoning gezinsauto gezinsbedrijf gezinsbegeleiding gezinsbeleid gezinsbeperking gezinsbijslag gezinsbijstand gezinsbudget gezinscoach gezinsconsumptie gezinscounseling gezinscrisis gezinsdal gezinsdenken gezinsdrama gezinsdynamiek gezinsfles gezinsgeluk gezinsgericht gezinsgrootte gezinshelpster gezinshereniging gezinshoofd gezinshuis gezinshuishouden gezinshuishouding gezinshulp gezinsinkomen gezinskaart gezinslabel gezinsleven gezinslid gezinsloon gezinsmanager gezinsmigrant gezinsmigratie gezinsmoord gezinsmoordenaar gezinsmoraal gezinsomstandigheden gezinsonvriendelijk gezinspaard gezinspak gezinspartij gezinsplanning gezinspolitiek gezinsprobleem gezinsproblematiek gezinssamenstelling gezinssituatie gezinssociologie gezinsstructuur gezinstaak gezinstaal gezinstablet gezinstherapeut gezinstherapie gezinstoelage gezinsuitbreiding gezinsuitgave gezinsuitkering gezinsvakantie gezinsverantwoordelijkheid gezinsverband gezinsverdunning gezinsverhouding gezinsverpakking gezinsverpleging gezinsvervangend gezinsverzorging gezinsverzorgster gezinsvoogd gezinsvoogdij gezinsvormer gezinsvorming gezinsvriendelijk gezinswaarden gezinswagen gezinswoning gezinszaak gezinszorg meergezinswoning tweegezinswoning

Uitdrukkingen en gezegden

• een gezin stichten

Vertalingen

    1. huishouden bestaande uit een of meer ouders en hun kinderen   

Duits: Familie (de) v Engels: family (en)

Frans: famille (es) v Spaans: familia (es) v

    een gezin stichten   

Duits: eine Familie gründen

Gangbaarheid

• Het woord gezin staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gezin" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.