bechamelsaus
Uiterlijk
- be·cha·mel·saus
- eponiem: leenvertaling van Frans sauce béchamel, genoemd naar de 17e-eeuwse Franse markies Louis de Béchameil , in de betekenis van ‘melksaus’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1][2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bechamelsaus | bechamelsausen bechamelsauzen |
verkleinwoord | - | - |
- (voeding) gebonden saus van bouillon of melk
- Het woord bechamelsaus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bechamelsaus" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ bechamelsaus op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "bechamelsaus" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be