bedstede
Uiterlijk
- bed·ste·de
- plaats voor bed [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bedstede | bedsteden bedstedes |
verkleinwoord |
- kastachtige ruimte waarin men kan slapen
- - De inrichting was aanvankelijk wat vol, „dus ik heb mijn invloed doen gelden”, zegt ze ironisch. Overbodige kussentjes en vaasjes haalde ze weg, stoelen werden verzet. „Ik voel me er thuis. En ik vind het knus om in een bedstede te slapen. Met de deuren dicht is het een intiem holletje. Het roept herinneringen op aan mijn oude huis op Texel. Daar sliep ik ook in een bedstede.”[2]
- Het woord bedstede staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bedstede" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Carlijn Vis 1 april 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be