fuselier
Uiterlijk
- fu·se·lier
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fuselier | fuseliers |
verkleinwoord | - | - |
de fuselier m
- (beroep) (geschiedenis) vroegere, met een geweer bewapende infanterist
- Het woord fuselier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fuselier" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
62 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ fuselier op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ier in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Geschiedenis in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 56 %
- Prevalentie Vlaanderen 62 %