kousek
Uiterlijk
- kou·sek
- (diminutief) stukje; deel, gedeelte, onderdeel van een geheel
- «Váza spadla na zem a roztříštila se na tisíc kousků.»
- De vaas viel op de vloer en brak in duizend stukjes.
- «Váza spadla na zem a roztříštila se na tisíc kousků.»
- stukje
- «Po artistech do manéže vběhli klauni, kteří prováděli různé veselé kousky.»
- Na de artiesten rende clauns de manege in die verschillende vrolijke stukjes opvoerden.
- «Po artistech do manéže vběhli klauni, kteří prováděli různé veselé kousky.»
- husarský kousek monbezield – huzarenstukje
- mistrovský kousek monbezield – meesterwerk
- po kouskách – per stuk
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)
kousek
- stukje; een kleine afstand
- «Můžeme k nim zajít na návštěvu, bydlí jen kousek odsud.»
- We kunnen bij hem langsgaan op bezoek, hij woont hier alleen een stukje vandaan.
- «Můžeme k nim zajít na návštěvu, bydlí jen kousek odsud.»
Categorieën:
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Woorden in het Tsjechisch met audioweergave
- Achtervoegsel -ek in het Tsjechisch
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Onbezield mannelijk zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Bijwoord in het Tsjechisch