nekschot
Uiterlijk
- nek·schot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | nekschot | nekschoten |
verkleinwoord |
het nekschot o
- een executiemethode door middel van een schot in de nek, die vaak wordt toegepast om deserteurs te liquideren of binnen het milieu van de georganiseerde misdaad
- Het zwavelzuur leidde hen naar Kampenhout, waar op 3 mei 2016 drogist Johan Verhaeghe (66) op zijn oprit met een nekschot werd afgemaakt. In zijn drogisterij in Schaarbeek kwamen ook Franse klanten over de vloer – landgenoten van de uitgewezen Benabdelhak die hem een royale fooi van 400 euro zouden hebben gegeven voor de verkoop van 400 liter zuur. [2]
- (figuurlijk) sterke vorm van afkeuring
- Eerder kwam de Deventer rapper ook al in opspraak om een tweet waarin hij Wilders een nekschot toewenste. Wilders zou daarvan aangifte hebben gedaan, maar Van der Vrugt heeft daarover niets meer vernomen van het Openbaar Ministerie. [3]
- Het woord nekschot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nekschot" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Standaard WOENSDAG 15 MAART 2017
- ↑ Tubantia Pepijn van den Brink 01-04-2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be