ondermeester
Uiterlijk
- on·der·mees·ter
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ondermeester | ondermeesters |
verkleinwoord |
- (onderwijs) (beroep) onderwijzer van een lagere rang
- Gerrit Klaassen had eens eene juttepeer, die erg beurs was, op zijn stoel gelegd, en toen de ondermeester er op ging zitten stoof hij op, als een duiveltje uit een doosje, greep Gerrit hij zijn kladden en zei: ‘jou zal ik op je verd..... geven’. [3]
- Het woord ondermeester staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.