pH

Universeel taalgebruik

Woordherkomst en -opbouw

• [1] afgeleid van H (henry) met het voorvoegsel p (pico-)
• [2] op te vatten als (initiaalwoord) van Latijn potentia hydrogenii "macht van waterstof"

Symbool

pH

1. (natuurkunde), (eenheid) het symbool voor picohenry, een eenheid voor zelfinductie van 10⁻¹² henry
2. (scheikunde) zuurgraad

   • Een oplossing met een pH van 7 is een neutrale oplossing, een pH kleiner dan 7 is zuur , een pH groter dan 7 is basisch. 

Verwante begrippen

eenheden van henry
yH • zH • aH • fH • pH • nH • μH • mH • cH • dH • H • daH • hH • kH • MH • GH • TH • PH • EH • ZH • YH

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  pH    (hulp, bestand)
• IPA: / peˈha / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• pH

Woordherkomst en -opbouw

• van pH

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	pH	pH's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pH m

1. (scheikunde) zuurgraad: maatstaf die kleiner wordt naarmate een waterige oplossing zuurder is en met toenemende waarden (boven 7) aangeeft dat die basischer is

   ▸ Veel aandoeningen hebben te maken met een lage pH buiten de cellen, zoals spierpijn, hartaanvallen en herseninfarcten.

Gangbaarheid

• Het woord pH staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.