peis
Uiterlijk
- peis
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peis | |
verkleinwoord |
- vrede.
- Alles was peis en vree.
- Het woord peis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peis" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
67 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "peis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- IPA: /['pejs]/
- peis
enkelvoud | meervoud |
---|---|
peis | peisses |
peis m
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 33 %
- Prevalentie Vlaanderen 67 %
- Woorden in het Occitaans
- Woorden in het Occitaans met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Occitaans