pendel
Uiterlijk
- pen·del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pendel | pendels |
verkleinwoord | pendeltje | pendeltjes |
de pendel m
- hanglamp
- De pendel is het hart van de hanglamp, aan de bovenkant zit de verbinding met het elektriciteitsnet, aan de onderkant kunnen de lamp en de lampenkap worden bevestigd.
- shuttlebus, een bus die over een korte afstand zonder dienstregeling heen en weer rijdt
- Er is pendel tussen de parkeerplaatsen en de dierentuin zodat de bereikbaarheid met de auto goed is.
- slinger, wichelroede
- Door middel van een pendel wist het tovervrouwtje de toekomst te voorspellen.
- [2] ruimtependel
vervoeging van |
---|
pendelen |
pendel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pendelen
- Ik pendel.
- gebiedende wijs van pendelen
- Pendel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pendelen
- Pendel je?
- Het woord pendel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pendel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pendel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pendel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be