tact
Uiterlijk
- tact
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gevoel voor wat passend is’ voor het eerst aangetroffen in 1838 [1] [2][3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tact | - |
verkleinwoord | - | - |
de tact m
- gevoel voor hetgeen in een (delicate) situatie passend is
- Het woord tact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tact" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "tact" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ tact op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be