Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Naar inhoud springen

wild

Uit WikiWoordenboek
  • wild
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wild wilder wildst
verbogen wilde wildere wildste
partitief wilds wilders -
  • In de betekenis van ‘in de natuurstaat, woest’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1174 [1]

wild

  1. (dierkunde) in de vrije natuur levend
    • De wilde kat is een eigen soort. 
  2. niet tam, woest
     De wildste scenario’s vlogen door mijn hoofd.[2]
  3. onbeschaafd, bruusk
  • Zijn wilde haren verliezen
minder gekke dingen gaan doen

wild

  1. op wilde wijze
    • Hij sloeg wild om zich heen. 
  2. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    • wildplassen: Hij plaste daar wild en liep een bekeuring op. 
enkelvoud meervoud
naamwoord wild -
verkleinwoord - -

het wildo

  1. dieren die niet onder menselijke beheersing zijn opgegroeid
  2. iets dat niet onder menselijke beheersing valt
     We kampeerden in het wild langs beken en zagen zelden andere mensen.[2]
  3. vlees van een wild dier

In het wild.

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]


stellend vergrotend overtreffend
wild
wilder
am wildesten
alle verbuigingsvormen

wild

  1. wild


stellend vergrotend overtreffend
wild wilder wildest

wild

  1. wild