Spontane
dynamiek in
Wijnendalebos
Kris Vandekerkhove, Anja Leyman,
Luc De Keersmaeker, Peter Van de
Kerckhove en Marc Esprit
Over vitale beuken, kranige eiken en nog veel meer
In de vorige nieuwsbrief hadden we het al uitgebreid over
de miraculeuze verdwijning van de bramen in het Wijnendalebos. Deze keer bespreken we meer uitvoerig de overige resultaten van de heropmeting van onze proefvlakken in dit bosreservaat. Eerst gaan we wat dieper in op de
resultaten uit de cirkelplots. Deze liggen op een regelmatig
grid over het gehele reservaat uitgespreid en geven een goed
beeld van de globale evolutie. In Wijnendale zijn dat er 118!
Daarna belichten we ook de resultaten van de kernvlakte, een
proefvlak van bijna 1 ha groot, waar nog meer in detail de evolutie van het bos wordt gevolgd. Zowel de veranderingen in de
boomlaag als in de kruidlaag komen aan bod.
De levende voorraad nam nog beduidend
toe; zelfs de oude beuken maken nog flinke
diameteraanwassen
Dood liggend
Dood staand
600
500
Overige soorten
Zomereik
400
Tamme kastanje
Populier species
Japanse lork
Figuur 1: Verandering van de
levende en dode voorraad in het
300
200
Esdoorn
Es (gewone)
100
bosreservaat Wijnendalebos over
de laatste 10 jaar, op basis van
de gegevens van de steekproef-
Beuk
0
V2003
V2013
cirkels.
8
Een bos in volle groei
Links boven: De esdoorns, vooral de
kleinere, hebben het moeilijk.
Het integraal reservaatsdeel in Wijnendalebos is zowat 65 ha groot en is heel divers.
Heel wat bomen en spillen vertonen
Je vindt er zowel oude eikenmengbossen, beukenbestanden en oude populieren-
opvallende kankers
aanplantingen. Hier en daar zijn er ook lorken, oude tamme kastanjes en essen
aanwezig. De bodem is er vrij arm en bestaat uit lemig zand. Vegetatiekundig be-
Rechts boven: Hulst is een soort in opmars
hoort het bos grotendeels tot de eiken-beukenbossen. Tien jaar geleden hadden
deze bossen al een vrij hoge gemiddelde voorraad (ruim 400 m³/ha). Toch is daar
over het laatste decennium nog een heel pak bijgekomen. De netto toename van
de gemiddelde bestandsvoorraad bedraagt meer dan 83 m³/ha, dus een aanwas van
meer dan 8 m³/ha/jaar. Voor een bos op vrij arme standplaats is dat opmerkelijk veel.
Vooral de beuken hebben hier een belangrijke bijdrage in: ruim 30 m³/ha bijgroei
is van deze boomsoort afkomstig. De bomen zijn ook heel vitaal: ze maken gemiddelde diameteraanwassen van bijna 7 cm op tien jaar, dus groeiringbreedtes van
ruim 3 mm. Dat zou je niet verwachten op deze bodems. De sterfte onder de beuken is bovendien heel laag: nauwelijks 0,17 % per jaar, dat is vijf keer minder dan
je gemiddeld mag verwachten. Voor de zwaardere diameters was dat nog meer
uitgesproken: van de 81 levende beuken met een diameter van 60 cm en meer is
de afgelopen tien jaar welgeteld één boom afgestorven. Wordt het Wijnendalebos
Ook stekelvarens nemen sterk toe, en
binnen afzienbare tijd dan een puur beukenbos? Zo’n vaart zal het nog niet lopen,
lijken de vrijgekomen plaats van de
want de populieren en de dikkere esdoorns (> 20 cm diameter) zijn eveneens flink
bramen in te nemen
bijgegroeid: gemiddeld 55 en 50 mm. En wat opvallend is: ook de eiken doen aardig
mee met gemiddelde aanwassen van meer dan 40 mm en een jaarlijkse mortaliteit
van minder dan 0,5 %. Deze drie boomsoorten samen staan ongeveer evenredig
in voor de rest van de voorraadtoename. De onderlinge verhoudingen tussen deze
boomsoorten blijven dan ook grotendeels ongewijzigd.
Zijn er dan geen verliezers?
Toch wel. Het valt op dat de kleinere esdoorns nauwelijks nog groei vertonen. Ze
hebben gemiddelde groeiringbreedtes van minder dan 1 mm en een hoge mortaliteit. Nu is het wel normaal dat er meer sterfte is bij jonge boompjes, maar we
zien ook opvallende verschuivingen in de diameterverdeling: een deel van de jonge
boompjes is weliswaar nog doorgegroeid naar de hogere diameterklasses, maar in
de kleinste diameters is er een opvallende terugval bij esdoorn. Nochtans waren
9
er in 2013 tien keer zoveel kiemplanten dan in 2003, dus aan de recrutering
kan het niet gelegen zijn. Gaan ze ten onder aan onderlinge concurrentie
of spelen ook andere factoren? De hoge reeënstand in het gebied zal daar
zeker ook een rol in spelen. We merken immers opvallend veel veegschade
aan jonge esdoorns. Blijkbaar hebben ze ideale vorm en afmeting om tussen
de geweistangen te vegen. Verder werd ook verspreid in het bos door kanker aangetaste esdoorns waargenomen. De toekomst van de esdoorns ziet er
blijkbaar toch niet zo rooskleurig uit dan we dachten.
Ook bij de es beginnen de gevolgen van de essenziekte zichtbaar te worden:
er is minder doorgroeiende verjonging en ook de oudere bomen blijken soms
aangetast. De echte gevolgen van deze aantasting zullen we echter pas bij de
Ook de hoeveelheid dood hout neemt traag
volgende opmeting kunnen inschatten.
maar gestaag verder toe.
Tenslotte nog iets over de doodhoutvoorraad in het bosreservaat: deze is licht toegenomen van bijna 40 m³/ha naar net geen 44 m³/ha (ruim 9 % van de totale voorraad
dus). Deze toename is vrij beperkt: gemiddeld verwachten we bij nulbeheer een toeFiguur 2: Veranderingen in de bedekking van
name van 10-15 m³ op tien jaar. De verklaring is dat de sterfte de afgelopen 10 jaar vrij
bramen in de 98 subplots van de kernvlakte
laag lag en dat er al veel dood hout was bij de vorige meting. Die grote voorraad was
in Wijnendalebos. In enkele plotjes, waar een
ten dele toe te schrijven aan het startbeheer dat voor de instelling van het integraal
opening in het kronendak is ontstaan, is een
bosreservaat (in 2000) werd uitgevoerd. Toen zijn een aantal invasieve, uitheemse bo-
duidelijke toename, maar over het algemeen
men geringd. Maar ook de jaren voordien had het bos al een bijzonder ‘wetenschap-
is braam duidelijk afgenomen in bedekking.
pelijk’ statuut, waardoor er sinds 1983 slechts beperkt werd ingegrepen, en er al veel
dood hout aanwezig was. Een deel van de nieuwe input wordt dus
gecompenseerd door verliezen ten gevolge van de vertering van
deze belangrijke voorraad dood hout. Toch hebben we hier wellicht
nog niet het evenwichtspunt bereikt: in natuurlijke bossen van dit
type kan de doodhoutvoorraad nog 2 tot 3 keer hoger liggen...
Ook in de kernvlakte
De kernvlakte van Wijnendalebos is een goede afspiegeling van
het gehele bos. Het is een gemengd bosbestand met populier, eik,
beuk en enkele tamme kastanjes en lorken in de bovenetage, met
een neven- en onderetage van esdoorn en hazelaar. De veranderingen die we hier vaststellen liggen dan ook in dezelfde lijn, zei het
nog wat meer uitgesproken. Zo maken de dikkere beuken (> 40 cm
DBH) er fenomenale aanwassen van 12,5 cm op tien jaar; groeiringen dus van ruim een halve cm! En ook hier doen de dikkere eiken
Bedekking braam 2013
en populieren vrij goed mee met groeiringen van ruim 2 en 3 mm.
Bedekking braam 2003
Dit resulteert alles samen in een voorraadtoename van net geen
70 m³/ha. Hier neemt de doodhoutvoorraad wel sterker toe, van
32 naar ruim 43 m³/ha. Het opmerkelijke verhaal van de esdoorns
is hier eveneens van toepassing: hoewel de gezamenlijke voorraad
nog toeneemt met bijna 13 m³/ha, en daardoor het aandeel van
deze boomsoort ongewijzigd blijft, merk je ook hier een duidelijke
afname in de kleinere diameters (5-15 cm) en gemiddelde aanwassen van nauwelijks 2 cm op tien jaar. Mogen we de alom gevreesde
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
‘veresdoorning’ van onbeheerde bossen dan naar het rijk van de
fabelen verwijzen ? De toekomst zal het uitwijzen.
10
De kruidlaag: niet alleen een verhaal van bramen en adelaarsvaren
Een overzichtstabel met enkele opvallende
stijgers en dalers in de kruidlaag (op basis
In de vorige nieuwsbrief hadden we het uitgebreid over de sterke afname van bra-
van de steekproefcirkels); # is het aantal
men in het bosreservaat. De soort komt nog altijd overal voor (in alle 118 cirkelplots),
proefvlakjes (op een totaal van 118) waar de
maar de karakteristieke bedekking is met ruim de helft teruggelopen tot gemiddeld
soort voorkomt, KB = de karakteristieke be-
minder dan 20 %. In de kernvlakte verdween braam volledig uit 10 van de 98 sub-
dekking, zijnde de gemiddelde bedekking,
plots, en daalde de bedekking van 34 naar 18 %. Adelaarsvaren verdween uit een
in procentklassen, voor de proefvlakjes waar
twintigtal subplots, maar nam sterk toe in een aantal andere: de soort kwijnde weg
de soort voorkomt.
op plekken waar de kroonsluiting compleet is, in nieuwe
open plekken, ontstaan door sterfte van individuele bomen,
Soort
2003-#
2003-KB
2013-#
2013-KB
neemt de soort duidelijk toe. Dat is ook de globale tendens
Aalbes
6
4,00
12
2,50
voor deze soort over het hele bosreservaat.
Adelaarsvaren
70
13,63
65
10,04
Kijken we nu naar de totale kruidlaag, dan merken we een
Beuk
18
0,50
53
0,50
lichte afname van de totale soortenrijkdom in alle cirkel-
Bosgierstgras
2
0,50
4
0,50
plots samen van een 100-tal soorten naar 85. De verdwenen
Braam (Gewone)
118
41,08
118
17,33
soorten waren tien jaar geleden ook slechts sporadisch aan-
Dauwbraam
10
1,10
wezig (1 of 2 plots). Het betreft vooral typische lichtminners
Drienerfmuur
12
0,50
24
0,50
en verstoringsindicatoren zoals gewoon wilgenroosje, kale
Es (Gewone)
46
0,60
80
0,89
jonker, koninginnenkruid en pilzegge. Ook andere soorten
Gele dovenetel
27
4,22
29
8,05
uit deze groepen namen duidelijk af: gewone vlier (39 naar
Groot heksenkruid
32
2,89
43
5,23
25 proefvlakken), grote brandnetel (40 naar 33),… Typische
Grote brandnetel
40
1,15
33
9,41
schaduwtolerante bossoorten nemen dan weer duidelijk
Hulst
12
0,63
27
0,50
toe, al blijven ze nog heel lokaal: aalbes (6 naar 12 plots),
Klimop
1
0,50
7
0,71
muskuskruid (1 naar 5), witte klaverzuring (8 naar 9 plots,
Muskuskruid
1
0,50
5
0,50
karakteristieke bedekking van 3 naar 5,8 %). Opvallende
Valse salie
4
0,50
0
toenames zijn er voor de wintergroene soorten hulst (12
Vlier (Gewone)
39
0,73
25
0,50
naar 27 proefvlakken) en klimop (1 naar 7). Dit is een trend
Wijfjesvaren
35
0,80
34
1,03
die zich in heel Europa voordoet en toegeschreven wordt
Wilde kamperfoelie
9
0,50
9
0,50
aan de klimaatopwarming.
Wilg species
1
0,50
2
0,50
In de kernvlakte blijft de totale soortenrijkdom ongewijzigd.
Witte klaverzuring
8
3,06
9
5,78
Hier valt vooral de toename van brede en smalle stekelvaren
op (die daar de plaats van de bramen lijkt over te nemen),
en vooral ook van hulst (4 naar 14 subplots). Klimop is hier
nog niet aanwezig.
Een laatste opvallende ‘stijger’, zowel in de kernvlakte als
over het hele reservaat, is beuk. De toename in de kernvlakte kan je nog toewijzen aan jaarlijkse schommelingen (zaadjaren). De trend over het hele reservaat geeft echter aan dat
deze boomsoort nu over een veel ruimer gebied zaailingen
verspreidt dan tien jaar terug. Toen vonden we hem in 18
proefvlakken, nu in meer dan 50.
Witte klaverzuring houdt goed stand, en
breidt zelfs uit.
11