De geboorte van het genie
Waarom de wetenschap zoveel te danken heeft aan de
romantiek
Wetenschap en romantiek sluiten elkaar uit, zo was lang de algemene opvatting.
Maar het tegendeel blijkt waar. De romantiek bracht ons het beeld van het eenzame
genie dat, geïnspireerd door de romantiek, bewonderde en verwonderde en zo tot
onvermoede ontdekkingen kwam. door Frans van Lunteren
W
etenschap
en romantiek lijken op het eerste gezicht
onverenigbare categorieën. De romantici,
zo wil het standaardbeeld, plaatsten de
verbeelding en het gevoel boven de kille
en verstikkende rede. De Britse dichter
John Keats sprak van ‘cold philosophy
[that] will clip an angel’s wing / Conquer
all mysteries by rule and line / Empty the
haunted air, and gnomed mine — /
Unweave a rainbow …’
Dit beeld van botsende culturen wordt
niet gedeeld door Richard Holmes, voormalig hoogleraar biografische studies
aan de Universiteit van East Anglia. In
zijn recente boek The Age of Wonder wijst
Holmes nadrukkelijk op de nauwe banden tussen Britse wetenschappers en
schrijvers in het tijdperk van de romantiek. Die banden waren veelal gebaseerd
op gedeelde waarden en fascinaties. Een
sleutelbegrip daarin is het onvertaalbare
‘wonder’ uit de titel: een combinatie van
ontzag, bewondering en verwondering.
De auteur situeert zijn ‘age of wonder’
tussen de wetenschappelijke reizen van
James Cook en Charles Darwin, oftewel
tussen 1768 en 1831.
Holmes was vooral bekend als biograaf van de romantische dichters Percy
Shelley en Samuel Coleridge. Het was de
innige vriendschapsband tussen Coleridge en de Britse chemicus Humphrey
Davy die hem ertoe bracht een boek te
schrijven over wetenschap in het tijdperk
van de romantiek. Het resultaat is een
reeks biografische schetsen die op ingenieuze wijze tot een geheel zijn verbonden. De verbindende schakel is Joseph
Banks, patriarch van de Britse wetenschap. In zijn jonge jaren reisde Banks
met Captain Cook de wereld rond als
natuuronderzoeker en antropoloog avant
la lettre. Hij belichaamde precies de
eigenschappen die we terugvinden bij
Holmes’ andere hoofdpersonen: nieuwsgierig, opmerkzaam, onverschrokken,
verwachtingsvol, en ten diepste eenzaam.
Die andere hoofdpersonen zijn, behalve
Davy, het astronomenduo William en
Caroline Herschel, de ontdekkingsreiziger Mungo Park en een reeks pioniers van
de ballonvaart. Allen werden zij op zeker
moment ontdekt en ondersteund door
de oudere Banks, inmiddels voorzitter
van de Britse Royal Society. Een ander verbindend element zijn de romantische
dichters Keats, Shelley en Coleridge, die
als een Grieks koor de ontdekkingen van
de hoofdfiguren becommentariëren in
hun poëzie.
Mede door zijn biografische aanpak
slaagt Holmes er uitstekend in de begeestering van de verschillende onderzoekers
voor hun onderzoeksobject invoelbaar
te maken. Als lezer raak je echter vooral
gefascineerd door de wetenschappers
zelf, die door de auteur op onnavolgbare
wijze tot leven zijn gebracht. Elk van de
geschetste levens kenmerkt zich door een
overmaat aan bizarre (en soms ronduit
hilarische) voorvallen, tragiek, heroïek
en, niet in de laatste plaats, mysterie. Het
boek is terecht juichend ontvangen en
bekroond met prestigieuze prijzen, waaronder de Royal Society Prize for Science
Books.
Holmes waagt zich niet aan algemene
beschouwingen of analyses. De grote
kracht van The Age of Wonder is gelegen
in de inkijkjes die de auteur ons verschaft
in de binnenwereld van de hoofdpersonen. Holmes heeft een scherp oog voor
subtiele, maar veelzeggende details. Tegelijkertijd onthoudt hij zich van speculatieve psychologische duidingen, waardoor een deel van het innerlijk raadsel
intact blijft. Dit geldt bijvoorbeeld voor
de geestestoestand van de jonge Banks,
die door zijn verblijf in Tahiti zodanig veranderd was dat hij nauwelijks meer kon
aarden in zijn thuisland, zodat hij zijn
relatie met zijn beoogde echtgenote op
bruuske wijze beëindigde. Even intrigerend is de wederzijdse obsessie waarin de
jonge Davy en de vrouw van zijn Bristolse
broodheer elkaar lange tijd gevangen
hielden. Maar het meest roerend nog is
de ingetogen, maar daardoor niet minder
aangrijpende wijze waarop de gedoemde
Assepoester Caroline Herschel haar lot
in de schaduw van haar beroemde(re)
broer William onderging.
Een in het oog springende overeenkomst in deze levensbeschrijvingen is de
ware doodsverachting die de hoofdfiguren aan de dag legden bij hun onderzoekingen. Dat gold niet alleen de ontdekkingsreizigers en ballonvaarders, met wie
het veelal verkeerd afliep. William Herschel werd meermalen op een haar na
verpletterd bij het demonteren van de
meer dan duizend kilo wegende spiegel
van zijn reusachtige telescoop. Carolines
been werd in het nachtelijk duister doorboord door een metalen haak. Er werd
geen arts geraadpleegd; zij verpleegde
zelf de wond. Davy, geïnteresseerd in de
the age of wonder. how the
romantic generation discovered
the beauty and terror of science
door Richard Holmes.
HarperCollins. Londen 2008.
554 pag. ¤ 15,95
duel at dawn. heroes, martyrs,
and the rise of modern
mathematics
door Amir Alexander.
Harvard University Press.
Londen/Cambridge, Mass. 2010.
307 pag. ¤ 32,25
medische toepassingen van nieuw ontdekte gassen, probeerde die eerst op zichzelf uit. Een proef met het inhaleren van
een koolmonoxidehoudend mengsel
werd hem bijna fataal. Nauwelijks hersteld, hervatte hij zijn pogingen met een
ander giftig gas.
Een ander gemeenschappelijk kenmerk is de openheid voor het nieuwe en
onverwachte. Herschel ging op zoek naar
buitenaards leven, maar stuitte op een
volstrekt onverwachte ‘levensvorm’, namelijk die van evoluerende sterrenstelsels in
de peilloze diepten van het heelal. Banks
onderzocht de flora en fauna van Tahiti,
maar raakte vooral gegrepen door de taal
en cultuur van de inheemse bewoners.
‘De belangrijkste erfenis
van de romantiek was
vermoedelijk het nieuwe
rolmodel van het boven
zijn tijdgenoten uittorende
genie.’
Davy’s belangstelling voor de medische
effecten van gassen verschoof al snel naar
hun psychologische uitwerking en de hallucinatoire effecten. Zelf genoot hij lange
tijd een dagelijkse portie lachgas, daarin
soms bijgestaan door dichtersvriend en
opiumgebruiker Coleridge.
Goed beschouwd waren al deze wetenschappers ontdekkingsreizigers. Allen
zagen zij de natuur als een oneindig mysterie waarin grote vragen op een antwoord
wachtten, zoals die naar de aard van het
leven of zelfs de menselijke ziel, het
wezen van het raadselachtige galvanisme
(chemisch opgewekte elektriciteit), het
de academische boekengids 84 Januari 2011 pagina 3
V
redactie
M
ontstaan en vergaan van de sterren – kortom, de natuur als een object van ‘wonder’. In die zin verschilde hun kijk niet
wezenlijk van die van de romantische
dichters.
Wat was nu de betekenis van de Britse
romantiek voor de wetenschap? Voor
zover er sprake was van een romantische
sensibiliteit of geesteshouding, dan lijkt
die vooral een vruchtbare voedingsbodem te zijn geweest voor onvermoede
ontdekkingen. Daaraan was deze periode
dan ook buitengewoon rijk. Succesvolle
systematiseringen, zoals de evolutietheorie, de thermodynamica, het periodiek systeem en de elektromagnetische
veldentheorie, vinden we vooral in de
daaropvolgende victoriaanse periode. In
hoeverre de romantiek daarbij nog enige
invloed deed gelden, is moeilijk te zeggen.
Holmes signaleert terloops een aantal
andere verworvenheden uit het romantische tijdperk, die evenzeer verband lijken
te houden met de fascinatie voor de grootsheid en de raadselen van de natuur. Een
daarvan is de geboorte van het genre van
de sciencefiction, met de verschijning
van Mary Shelleys cultroman Frankenstein, or the Modern Prometheus (1818).
Belangrijker wellicht was de opkomst van
de ‘populaire wetenschap’; een begrip dat
uit deze tijd stamt. De publieke belangstelling voor de wetenschap nam in deze
periode snel toe. De eerste ballonvluchten brachten ongekende mensenmassa’s
op de been, Herschels reuzentelescoop
werd een toeristische attractie en Davy’s
spectaculaire lezingen in de Royal Institution zorgden voor uitpuilende zalen.
Maar de belangrijkste erfenis van de
romantiek was vermoedelijk nog wel het
nieuwe rolmodel van het boven zijn tijdgenoten uittorende genie. Deze mythische figuur dankte zijn ontdekkingen
niet louter aan harde, gedisciplineerde
arbeid, maar bovenal aan zijn visionaire
De reusachtige telescoop van William en Caroline Herschel.
Een ideale voorstelling van Newton en de wiskunde door William Blake (1795).
gaven, die hem als geen ander in staat
stelden de mysteriën van de natuur te
ontraadselen. Herschel paste naadloos
in dit romantische ideaalbeeld; Davy cultiveerde het imago met zorg. Beiden ontkenden krachtig dat hun ontdekkingen
deels op toeval – en dus geluk – zouden
hebben berust. De topos van het eenzame genie heeft tot op de dag van vandaag zijn aantrekkelijkheid behouden.
In de afgelopen eeuw is het zelfs nieuw
leven ingeblazen door de introductie van
de Nobelprijzen. Volgens de oorspronkelijke criteria dienden die prijzen
uitsluitend te worden toegekend aan
‘ontdekkers’.
In het bijzondere geval van de wiskunde
heeft dit romantische ideaalbeeld nog
een aanscherping gekregen die de analogie met romantische dichters als Keats,
Lord Byron en Novalis verder versterkte.
Een wezenlijk onderdeel van de beeldvorming rond het wiskundige genie werd
gevormd door tragiek en zelfs martelaarschap. De stereotiepe romantische
wiskundige was een miskend en jong
gestorven genie, ongeschikt voor deze
banale wereld, waarin hij als een jonge
Werther gedoemd was ten onder te gaan.
Dit mythische personage vormt het onderwerp van het eerder dit jaar verschenen
Duel at Dawn van de Amerikaanse wetenschapshistoricus Amir Alexander.
De titel van het boek verwijst naar een
van de beroemdste belichamingen van
het ideaalbeeld, de Franse wiskundige
Évariste Galois. Vrijwel iedere hedendaagse wiskundige is bekend met het volgende verhaal. Galois stierf in de vroege
ochtend van 30 mei 1832 op twintigjarige
leeftijd, dodelijk getroffen door de kogel
van zijn onbekende uitdager. Zijn noodlot voorziend had hij de avond ervoor zijn
wiskundige ideeën op papier gezet. Deze
ideeën vormden de grondslag voor de
moderne algebra en, meer specifiek, de
groepentheorie. Eerder had hij vergeefs
aangeklopt bij het wiskundig establishment. De Parijse École Polytechnique had
hem tot twee keer toe de toelating geweigerd. De wiskundigen van de prestigieuze
Académie des Sciences raakten de door
Galois aangeboden manuscripten kwijt.
Verbitterd begaf onze jonge held zich in
radicale politieke kringen, waardoor hij
uiteindelijk in de gevangenis terechtkwam. Kort na zijn vrijlating belandde hij
in een uitzichtloze liefdesrelatie, die
resulteerde in het duel waarbij hij het
leven liet.
Galois was geen uitzondering. Vergelijkbare verhalen bestaan over tijdgenoten als de eveneens jong gestorven Noor
Niels Henrik Abel en de Hongaarse officier János Bolyai. Ook zij creëerden al
vroeg briljante wiskundige vergezichten
en ook zij werden gefrustreerd in hun
pogingen gehoor te vinden bij de wiskundige elite. De miskenning van Abels
genie veroordeelde hem en zijn gezin tot
de academische boekengids 84 Januari 2011 pagina 4
een bestaan in armoede. Hij overleed op
26-jarige leeftijd aan tuberculose. Bolyais
jeugdige ambitie werd in de kiem gesmoord door de reactie van Duitslands
grootste autoriteit op wiskundig gebied,
Carl Friedrich Gauss. Het aangeboden
manuscript was niet onaardig, zo antwoordde de ‘vorst der wiskundigen’,
maar het leerde hem niets nieuws. Het
was hooguit opmerkelijk hoe keurig de
jonge Hongaar zijn eigen aloude gedachten verwoord had. De ontstelde Bolyai
trok zich terug op het landgoed van zijn
vader en bracht de rest van zijn leven
door in volstrekte afzondering.
Een van de interessante aspecten van
deze verhalen is dat ze de werkelijkheid
veelal geweld aandoen. Dat geldt in het
bijzonder voor het levensverhaal van
Galois. Zoals Alexander benadrukt, was
Galois niet de zuivere ziel die enkel tegenwerking ondervond van de zittende
machthebbers. Hij was een heethoofd,
‘De romantiek bood
ruimte voor een vlucht uit
de werkelijkheid, een weg
die de wiskundigen
geleidelijk hebben
omarmd als een heilige
graal.’
arrogant, volstrekt onbuigzaam en voortdurend op zoek naar conflicten. Verwijderd van zijn opleiding wegens grove
belediging van de directeur, werd hij
opgepakt na openlijke bedreigingen aan
het adres van de Franse koning en later
tijdens een mars als aanvoerder van een
verboden radicale militie. En zelfs in de
gevangenis raakte hij voortdurend in de
problemen. Ook het fatale duel was vermoedelijk een gevolg van zijn rigide
opstelling.
Zoals Alexander opmerkt: ‘If any person
was ultimately to blame for the short and
tragic life of this brilliant young mathematician, it was inescapably himself.’
Want opmerkelijk, gezien Galois’ schoolverwijdering en gevangenisstraf, is bovenal de welwillendheid waarmee hij door de
Parijse wiskundige elite tegemoet werd
getreden. Hij werd door hen aangemoedigd zijn ontoegankelijke geschriften verder uit te werken om een juiste beoordeling te vergemakkelijken. Dat Joseph
Fourier, de beoordelaar van een van zijn
stukken, plotseling overleed, was enkel
pech. Dat Augustin-Louis Cauchy eerder
een manuscript van hem was kwijtgeraakt was slordig, maar onder de overwerkte academieleden niet ongebruikelijk. Ook Cauchy zelf was in zijn jonge
jaren eenzelfde lot ten deel gevallen.
Voor de legendarische miskenning en
tegenwerking van Abel geldt een soortgelijk verhaal. Dezelfde Parijse wiskundige elite richtte een verzoek aan de
koning van Zweden en Noorwegen om
het jonge talent te ondersteunen, bijvoorbeeld door hem lid te maken van de
Koninklijke Academie in Stockholm. In
Berlijn zette men alles op alles om voor
de jonge Abel een wetenschappelijke
positie te creëren. Dat lukte uiteindelijk
ook, maar twee dagen voordat het aanbod
Abel bereikte, stierf hij aan de gevreesde
longziekte. Dat was buitengewoon ongelukkig, maar de hardnekkige suggestie
dat de oorzaak van zijn vroege dood gelegen was in de hem ten deel gevallen miskenning mist iedere grond.
Anders dan Holmes is Alexander meer
geïnteresseerd in de mythe dan in de
hoofdfiguren zelf. Het nieuwe romantische ideaalbeeld van de wiskundige als
tragisch genie contrasteert hij met het
oudere ideaalbeeld van de Verlichting.
Dit beeld, bovenal gepersonifieerd door
de Fransman Jean d’Alembert, was dat
van een natuurlijke persoonlijkheid,
onaangetast door maatschappelijke conventies,maardaaromnietmindereenman
van de wereld. De vondeling d’Alembert
had dankzij zijn eenvoudige jeugd zijn
natuurlijkheid behouden; het was diezelfde kinderlijke eenvoud die zijn wiskundige en maatschappelijke succes
bepaald had.
Ook hier vertoont de beeldvorming
weinig overeenkomst met de historische
werkelijkheid, maar dat maakt de betekenis ervan des te interessanter. De mythe
bezit bovenal een morele strekking; zij
bindt de wiskundige aan een bepaalde
visie op het vak en een bijbehorend waardesysteem. De verandering in ideaalbeeld
ging namelijk gepaard met een verandering in de wiskunde zelf, of liever, met het
ontstaan van de moderne wiskunde.
Zowel in de achttiende als in de negentiende eeuw zien we een opmerkelijke
congruentie tussen het ideaalbeeld van
de wiskundige en de wiskundige praktijk.
De ‘natuurlijkheid’ van de achttiendeeeuwse wiskundige garandeerde een bijzondere vertrouwdheid met de natuur.
Deze band stelde hem in staat de dieperliggende harmonische structuren in de
natuur te herkennen. Dat talent was
essentieel. Voor d’Alembert en zijn eeuwgenoten was de gehele wiskunde geworteld in de materiële werkelijkheid. Zowel
meetkundige als algebraïsche principes
waren verkregen uit de natuur. De wiskunde van de achttiende eeuw was in
wezen een natuurwetenschap, zij het
onderworpen aan een voortschrijdend
proces van abstractie.
‘De hogere, pure wereld
was ook gevaarlijk, want
de worsteling met diepe
raadselen kon een mens
tot waanzin drijven.’
In wiskundige bewijzen kon daarom zo
nodig een beroep worden gedaan op fysische voorbeelden van de onderzochte
wiskundige problemen. Exactheid in de
bewijsvoering was daarbij geen vereiste.
Op ervaring gebaseerde intuïties vormden afdoende garanties voor de juistheid
van de wiskundige relaties. De werkelijkheid sanctioneerde waar nodig de wiskundige resultaten en legitimeerde tegelijkertijd het bedrijven van deze praktische
wiskunde.
In de negentiende eeuw onderging de
wiskunde geleidelijk een ingrijpende
transformatie. Wiskundigen creëerden
nu een eigen werkelijkheid, een wiskundige wereld bestaand uit puur wiskundige objecten en geregeerd door eigen
regels. Deze abstracte wereld had zich uiteindelijk volledig losgemaakt van de
materiële werkelijkheid. Voor een achttiende-eeuwer zou een dergelijke stap
ondenkbaar zijn geweest: het zou de wiskunde degraderen tot een steriele en irrelevante exercitie, een volstrekt vrijblijvend spel van symbolen. Het is precies
deze l’art pour l’art-houding die wiskundigen in de negentiende eeuw hebben
leren koesteren.
De pioniers van de nieuwe, ‘onaardse’
wiskunde waren, hoe kan het anders,
jonge wiskundigen als Galois, Abel en
Bolyai. Zij werden, althans volgens de
overlevering, gedreven door romantische
motieven als schoonheid en een hang
naar het sublieme. In enkele gevallen zal
dat inderdaad hebben meegespeeld. Zo
schreef Bolyai trots dat hij ‘uit het niets
een nieuwe en andere wereld had gecreëerd’, waarin hij ‘schitterende’ vondsten had gedaan. Terwijl de nieuwe visie
op wiskunde – vooral in Duitsland – geleidelijk veld won, veranderden deze aanvankelijke buitenstaanders in de collectieve herinnering in de hoofdrolspelers
van het drama van de moderne wiskunde.
Bovenal representeerden zij het nieuwe
romantische genie dat zich afkeerde van
een wereld waarin hij zich niet thuis
voelde. Zijn visionaire vermogens gaven
hem toegang tot een hogere, pure wereld,
waar schoonheid en waarheid regeerden.
Shortlist ABG VN
Essayprijs 2011
Klaas de Geus
Op 1 oktober 2010 sloot de
We moeten niet alleen in onze
inzendtermijn van de ABG VN
hersenen zoeken naar ons
Essayprijs van dit jaar, voor
bewustzijn. Het bevindt zich ook
jonge academici met schrijf-
daarbuiten, betoogt Klaas de
De Amerikaanse Tea Party loopt
talent. De jury stelde uit de in-
Geus. Het is hoog tijd om onze
weg met schrijfster en filosofe
De filosofen Martha Nussbaum
zendingen een shortlist samen
verouderde ideeën over de geest
Ayn Rand. Floor Rusman be-
en Amartya Sen gebruiken in
met de vijf kandidaten die hier-
te vernieuwen.
spreekt de achtergronden van
hun werk over rechtvaardigheid
deze extreme kapitaliste.
allebei het moeilijk te vertalen
naast vermeld staan. De winnaar
wordt bekendgemaakt op 10
zoekt de verschillende gedaan-
ten keer op keer op weerstand.
ten van Eduard Douwes Dekker.
Gijsbert Werner onderzoekt of
de bezwaren terecht zijn.
Floor Rusman
Ilse Oosterlaken
Laurens Ham
concept ‘capabilities’. Ilse Oos-
Gijsbert Werner
februari 2011, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Dan ver-
Het beeld van Multatuli is in de
schijnt ook ABG 85, met daarin
afgelopen anderhalve eeuw flink
Plannen voor toepassingen van
het winnende essay.
veranderd. Laurens Ham onder-
gentechnologie bij mensen stui-
terlaken legt de overeenkomsten en verschillen uit.
de academische boekengids 84 Januari 2011 pagina 5
Maar het was ook een gevaarlijke wereld,
want de worsteling met dergelijke diepe
raadselen kon een mens tot waanzin drijven. Daarbij werd de jonge held in zijn
alledaagse bestaan geconfronteerd met
de kleingeestigheid en jaloezie van zijn
intellectuele minderen. Zijn zuiverheid,
weerspiegeld in de zuiverheid van het
vakgebied, betekende dan ook in de regel
zijn ondergang.
Terecht merkt Alexander op dat veranderingen in opvattingen over doel,
aard en domein van de wiskunde niet volledig kunnen worden verklaard uit de
interne ontwikkelingsgang van de wiskunde. Het ligt voor de hand hierbij ook
culturele factoren te betrekken. Maar hoe
moeten we die invloed zien? Heeft een
nieuw ideaalbeeld van de wiskundige
geresulteerd in de creatie van de zuivere
wiskunde, of is het juist andersom?
Alexander lijkt te neigen tot de visie dat
beide processen hand in hand gingen en
elkaar versterkten. De romantiek bood
ruimte voor een vlucht uit de werkelijk-
D
heid, een weg die de wiskundigen schoorvoetend zijn ingeslagen, maar geleidelijk
hebben omarmd als een heilige graal.
Tevens leverde de romantiek het bijpassende rolmodel van het visionaire, maar
tragische genie.
Deze combinatie is inmiddels al anderhalve eeuw bestendig gebleken. De zuivere wiskunde vormt nog steeds de kern
van de discipline. En sinds Galois is de
geschiedenis van het vakgebied geplaveid
met verhalen over tragische genieën, van
de geniale Bernhard Riemann (jong gestorven aan tuberculose), via Kurt Gödel
(werd paranoïde), Alan Turing (zelfmoord
na vervolging wegens homoseksualiteit),
John ‘A Beautiful Mind’ Nash (schizofrenie), tot de laatste loot aan de stam Grigory Perelman. Perelman baarde recentelijk opzien door het lang gezochte
bewijs van het ‘vermoeden van Poincaré’
op het internet te plaatsen en vervolgens
zowel de prestigieuze Fields Medal als
een uitgeloofde beloning van een miljoen
dollar resoluut te weigeren. Hij leeft
teruggetrokken met zijn moeder in een
eenvoudige flat in Sint Petersburg.
Een voor de hand liggende vraag is of
het rolmodel van het tragische genie specifiek is voor de wiskunde. Volgens Alexander is dat zeker het geval. In de canon van
de natuurwetenschappen ontbreekt volgens hem dit stereotype. Hij wijst in dit
verband ook naar portretten van Abel en
Galois, die sterke overeenkomsten vertonen met die van de jonge romantische
dichters: felle, borende ogen die langs de
toeschouwer in onbekende verten lijken
te kijken. Alexander stelt dat dergelijke
afbeeldingconventies niet gebruikt werden bij natuurwetenschappers. Hier overspeelt hij echter zijn hand. Een enkele
blik op de illustraties in Holmes’ boek,
dat Alexander opmerkelijk genoeg nergens noemt, had hem uit deze waan
geholpen.
Waar brengt ons dit alles? De slotsom is
dat de wetenschap veel te danken heeft
aan de romantiek. Dat geldt misschien
nog het meest voor het imago van haar
beoefenaren. Zelfs nu de wetenschappelijke praktijk zich steeds verder verwijdert
van het beeld van de geniale ontdekker
en de overheid een nieuw ideaalbeeld cultiveert in de vorm van de handige ondernemer, oefent de oude mythe nog steeds
grote aantrekkingskracht uit op het brede
publiek. De merkwaardige cultus rond de
Britse theoretisch fysicus Stephen Hawking is daarvan een voorbeeld, evenals de
fascinatie voor de zonderlinge Perelman,
in de Amerikaanse media steevast aangeduid als ‘the world’s cleverest man’. En
wellicht moeten we dat ook maar zo
laten, want de huidige anti-elitaire cultuurstemming kan wel wat tegenwicht
gebruiken.
Frans van Lunteren is hoogleraar wetenschapsgeschiedenis aan de Faculteit Exacte Wetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam en tevens
Teylers hoogleraar aan de Faculteit der Wiskunde
en Natuurwetenschappen van de Universiteit Leiden.