Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Belgitude Patrick Pasture, KU Leuven Beste Guy, mon cher Guy, Je weet het niet, maar we hebben iets gemeen, denk ik toch. Bart De Wever (broer van Bruno – het mag eens omgekeerd) zal het niet graag lezen, maar ik kan het niet anders omschrijven als een zekere Belgitude. Ik geloof dat je het wel herkenbaar vindt. Je zegt maar of “ik” in de volgende zinnen “jij” mag worden (of de “ik” ook voor jou geldt). Ik ben alleszins Nederlandstalig opgevoed, maar met Franse chansons op de radio en Franse pollards en documentaires op TV (Les cinq dernières minutes, Le jardin extraordinaire – het bestaat warempel nog steeds! – en wie weet zelfs Ushuaïa, het programma waar Nicolas Hulot uiteindelijk Minister van Milieu in de regering-Macron mee werd) veeleer dan met Vlaamse vendelzwaaiers of de Hollandse schreeuwers van de Tros waar klasgenoten mee opgroeiden. Ik heb er, naast een multiculturele en sociale oriëntatie, ook een goede kennis van het Frans aan overgehouden. Dat geldt echter nog veel meer voor jou: je bent een van de weinigen, een van de laatsten (de laatste?), vrees ik, die zich evenveel thuis voelt in de taal van Molière als die van Vondel, en – hier scheiden onze wegen – meer dan die van Shakespeare. Je belangrijkste publicaties verschenen trouwens in beide landstalen, soms ook in het Engels (opvallend niet in het Duits), met vaak de Franse versie als basistekst. Je hebt, naast talrijke eigen publicaties, ook heel wat teksten van collega’s uit het Nederlands naar het Frans vertaald (of omgekeerd) en taalkundig nagelezen en gecorrigeerd. Globish doet je huiveren. De diverse Anglosaksische turns– in welke vorm ook – heb je daarbij vanzelfsprekend grotendeels aan je voorbij laten gaan. Dat neemt niet weg dat je werk internationaal is opgepikt, culminerend in de Engelse vertaling van La Belgique et le Congo (2007), gepubliceerd door Cambridge University Press in 2012, dat internationaal geldt als een standaardwerk. La Belgique et le Congo: empreintes d’une colonie 1885-1980, Bruxelles, Editions Complexe, 2007, in het Nederlands Congo. De impact van de kolonie op België, Tielt, Lannoo, 2007, grondig herwerkt Belgium and the Congo 1885-1980. Cambridge-New York, Cambridge University Press, 2012. Die Belgitude vertaalt zich inderdaad vooral in je academisch werk. Ik heb het even nagekeken: in de titels van je publicaties komt het woord België (Belgique) en afgeleiden (Belgisch, belge) maar liefst 82 keer voor (combinaties met Kongo inbegrepen). En als we de titels bekijken waar dat niet zo is, lezen we over … de Generale Bank, het sociaal pact van 1944, ministeries en parastatalen, of [Belgisch] Kongo (26 studies): Belgischer kan het niet. Samen geeft dat meer dan 90%! Kroon op het werk is natuurlijk Een geschiedenis van België dat je schreef met Gita Deneckere, Tom De Paepe en Bruno De Wever – eigenlijk verwachten we allen een monografie over de geschiedenis van België helemaal van jouw hand. Maar elke historicus kent je van dat andere standaardwerk, Bronnen voor de studie van het hedendaagse België, je meest Bourgondische boek want steeds omvangrijker en ondertussen al aan zijn derde herziene uitgave toe, incontournable in de meest letterlijke zin van het woord. Slechts zestien publicaties gaan niet over België of zijn kolonie, maar over personen – allemaal Belgen (historici vooral) – of niet-Belgische onderwerpen. Één artikel betreft de economische geschiedenis van Nederland – ik vermoed dat je iemand moest vervangen? Even interessant is wat er niet voorkomt: “Vlaams” bijvoorbeeld, of Waals – Franstalig/ francophone éénmaal. Lokale geschiedenis is je ding niet: je publicatielijst laat geen dorpsgeschiedenissen zien noch – de spreekwoordelijke uitzondering niet te na gesproken – geschiedenissen van steden en gemeenten, al heb je wel gepubliceerd over de rol van de gemeenten als instelling, bijvoorbeeld in het ontstaan van de (Belgische) werkloosheidsverzekering. “De rol van de gemeenten in het systeem van werkloosheidsverzekering tijdens de krisisjaren 1930 in België”, in: Het openbaar initiatief van de gemeenten in België 1795-1940, Handelingen van het twaalfde Internationaal colloquium van het Gemeentekrediet te Spa, 4-7 sept. 1984, Brussel, Gemeentekrediet van België, 1986, p. 461-480. “La Ville de Gand et l’aide aux chômeurs (1900-1914). Une initiative communale à résonance nationale et international”, Revue Belge de Philologie et d’Histoire – Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, 89, 2011, nrs. 1-2, p. 889-917; “De koffie, de fiets en het geld van Mathieu. Bedenkingen over de impact van het kolonialisme op het dagelijkse leven in de metropool”, in: R. Janssen-Sieben, M. Libert & A. Vanrie (eds.). Quotidiana. Huldealbum dr. Frank Daelemans, Brussel, Archief- en Bibliotheekwezen in België, 2012, Extranummer 95, p. 471-492; met P. Heyrman en S. Jaumain, “De middenstandsorganizaties en de gemeenteverkiezingen in vijf Belgische steden (1895-1952)”, BTFG, 1994, 72e jrg., nr. 2, p. 311-380. Een merkwaardige lacune betreft het koningshuis, op een geïsoleerde bijdrage over Britse diplomaten en Belgische hofintriges in de aanloop naar de Koningskwestie na. “Britse diplomaten en Belgische hofintriges (oktober 1939). Enkele documenten over de aanloop naar de Koningskwestie”, Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis / Bulletin de la Commission royale d’Histoire, 2009, vol. 175, p. 387-412. Ook Europa is afwezig, tenzij één keer zijdelings. “ Some aspects of fiscal history in Western Europe 19th-20th century – Introduction”, BTFG, 1997, 75, nr. 4, p. 1021-1026. Wat verrassend voor een buitenstaander doceerde je nochtans, met veel plezier, een college Globalisering in historisch perspectief. Globalisering in historisch perspectief. Brussel, VUB-Uitgaven, 2012. Wellicht komt dat toch ook door de studie van een andere, oer-Belgische instelling: de Sabena, en gaf de ondertussen ter ziele gegane vliegtuigmaatschappij je toch vleugels … Het toont echter wel een ruimere belangstelling, die tevens tot uiting komt in voorwoorden en “ten gelijdes” (die we in de publicatiecijfers buiten beschouwing hebben gelaten), in werken over genocide en censuur bijvoorbeeld. “Ten geleide. Genocide: actuele en historische perspectieven”, Nieuw Tijdschrift van de Vrije Universiteit Brussel, 1999, 13e jrg., nr. 3, p. 1-6. “Censuur: inleiding”, ibidem, 2002, 15e jrg., nr. 4, p. 3-5. Je onderzoeksthema’s gaan bovendien niet zomaar over België, maar over de pijlers van de Belgische staat en samenleving. Dat is uiteraard in de eerste plaats het geval voor de overheidsinstellingen: de ministeries en parastatalen (zelfs het woord klinkt op een of andere manier ‘Belgisch’), die niet bepaald ‘sexy’ of modieuze onderzoeksonderwerpen zijn, maar die wel de samenleving schragen. Dat geldt ook voor de sociale organisaties en systemen waar je belangstelling naar uitgaat, met in de eerste plaats de sociale zekerheid – een van de weinige domeinen in ons federaal land dat een vrijwel uitsluitend federale bevoegdheid gebleven is en dat algemeen beschouwd wordt als een bindmiddel, niet alleen tussen de sociale klassen maar tussen de gemeenschappen en gewesten. De wereld van de haute finance, met in de eerste plaats de Generale Bank, is eveneens een van de meest Belgicistische instellingen. Bij de werkgeversorganisaties gaat je belangstellig uit naar het VBO – het VEV bijvoorbeeld liet je links liggen! Een echte Belg ben je bovendien in je talrijke engagementen, vooral in Belgische wetenschappelijke instellingen (ik vermeld enkel de belangrijkste, met een duidelijke ‘Belgische’ stempel): redactiesecretaris en vanaf 1993 codirecteur van de afdeling Geschiedenis van het Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis, je bent lid van de Wetenschappelijke Raad van het Algemeen Rijksarchief, de Commissie voor Geschiedenis van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen, vice-directeur van de Klasse voor Morele en Politieke Wetenschappen; van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, de Raad van Bestuur van het Belgisch Comité voor Historische Wetenschappen, en lid van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen. Je was tevens ondervoorzitter van de Commissie van Beheer van het Patrimonium van het Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis, secretaris van het Belgisch Historisch Instituut te Rome en lid van de Raad van Bestuur van de Academia Belgica te Rome. De regionalisering kon je wel niet helemaal ‘afwenden’: zo was je lid van de wetenschappelijke begeleidingscommissie en van de Raad van Bestuur van de Archiefbank Vlaanderen. Toch brengt die lijst me aan het twijfelen. Zijn die vele engagementen Belgisch? De koffiemok op mijn tafel karikaturiseert de eigenschappen van de verschillende Europese landen – “cooking like a Brit”, “generous as a Dutchman”, en … “available as a Belgian”. Jij was echter altijd available, voor talloze opdrachten en taken – niet erg Belgisch. En Boergondisch is ook niet de eigenschap die je collega’s en vrienden met je levensstijl associëren. Toch geen echte Belg dus? Bij nader toezien ben je ook geen fan van Franse chansons zoals ik in de inleiding van dit stukje suggereerde … Ik voel me stilaan als de Waalse bard Julos Beaucarne die in een fijne bespiegeling over het beroemde gedicht O Lac (“Ô lac ! l'année à peine a fini sa carrière …”) zich pas bij de afsluiting realiseert dat de auteur ervan niet Alfred heet, zoals hij heel de tijd volhield, maar Alphonse de Lamartine. Dat is een vergissing die jij niet zou maken. Ik ben opgegroeid met Jean Stengers als de patron van de Belgische geschiedschrijving. Hij heeft een duidelijke opvolger gehad: Guy Vanthemsche, VUB.