Minerva
Behandeling van H. pylori-negatieve dyspepsie
Veldhuyzen van Zanten SJO, Chiba N, Armstrong D, et al. A randomized trial comparing omeprazole,
ranitidine, cisapride, or placebo in Helicobacter pylori negative, primary care patients with dyspepsia: The
CADET-HN Study. Am J Gastroenterol 2005;100:1477-88.
Duiding: M.E. Numans en M. van Driel
SAMENVATTING
Klinische vraag
Wat is in de huisartspraktijk de meest effectieve behandeling van patiënten met dyspepsie en een negatieve
Helicobacter pylori-test?
Achtergrond
In de CADET-HP-studie (Canadian Dyspepsia Empirical Treatment Helicobacter pylori) werd aangetoond dat
bij H. pylori-positieve dyspepsiepatiënten het eradiceren
van de infectie leidt tot verbetering van de symptomen
en kosteneffectief is 1,2. Deze publicatie onderzoekt de
aanpak bij patiënten met ‘uninvestigated’ (niet met gastroscopie onderzochte) H. pylori-negatieve dyspepsie.
Bestudeerde populatie
Patiënten uit 35 Canadese huisartspraktijken kwamen
in aanmerking voor deelname aan de studie als zij
hun huisarts bezochten met een nieuwe episode van
maagklachten, gedefinieerd als pijn of ‘onwelbevinden’
in epigastrische streek al dan niet gepaard gaande met
zuurbranden, oprispen, misselijkheid, een vol gevoel,
spijsverteringsproblemen en/of overmatige gasvorming.
Een negatief resultaat bij serologisch onderzoek op antistoffen tegen H. pylori en een negatief resultaat van een
C-ureum ademtest waren noodzakelijk. Exclusiecriteria
waren: alarmsymptomen, voorafgaande diagnose van
refluxziekte of uitsluitend zuurbranden en/of regurgitatie, onderzoek met gastroscopie of barium-maagfoto
binnen een halfjaar voorafgaand of meermaals in de
afgelopen tien jaar, of klachten die pasten bij prikkelbaredarmsyndroom. De deelnemers waren gemiddeld
40 tot 43 jaar oud, 40-53% was man, >95% was blank
en ongeveer een derde rookte. De klachten duurden
gemiddeld al acht à tien jaar. Het belangrijkste symptoom was bij 40% epigastrische pijn, bij 25% zuurbranden en bij 13% een ‘opgeblazen gevoel’.
Onderzoeksopzet
Patiënten werden gerandomiseerd over vier groepen.
Gedurende vier weken werden zij behandeld met omeprazol 20 mg per dag (n=134) of ranitidine 150 mg tweemaal daags (n=139) of cisapride 20 mg tweemaal daags
(n=84) of placebo (n=111). Daarna volgde een ‘on demand’ fase van vijf maanden met dezelfde medicatie. De
klachten werden gerapporteerd na 4, 12 en 24 weken.
Uitkomstmeting
De belangrijkste uitkomstmaat was het (vrijwel) verdwijnen van dyspeptische klachten na vier weken behandeling, gemeten met de Global Overall Symptoms-vragenlijst (GOS). Secundaire eindpunten waren kwaliteit
van leven en aan maagklachten gerelateerde kosten. De
kosteneffectiviteit van de behandelingen vergeleken met
placebo werd berekend op basis van ‘maatschappelijke
kosten’ (inclusief werkverzuim en verlies van levensvreugde) en ‘kosten ten laste van de gezondheidszorg’
(door verzekeraars te betalen) gedurende zes maanden.
Resultaten
Na vier weken was de behandeling succesvol bij 51%
van de patiënten behandeld met omeprazol versus
36% met ranitidine, 31% met cisapride en 23% met
placebo. Vergeleken met placebo (4%) resulteerde
behandeling met omeprazol (24%) en ranitidine (11%)
vaker in volledig verdwijnen van de klachten. In de
groep patiënten bij wie het zuurbranden niet op de
voorgrond stond (75% van de populatie, te interpreteren als de ‘niet-refluxpatiënten’) waren de verschillen
kleiner (43% met omeprazol en 37% met ranitidine;
p-waarde voor verschil 0,064). De maatschappelijke
kosten waren het laagst voor placebobehandeling, op
gelijk niveau voor omeprazol en cisapride en ertussenin
voor ranitidine. De kosten voor de gezondheidszorg
lagen voor cisapride het hoogst en voor de andere drie
groepen gelijk. De kosten voor medicatie vormden een
belangrijk aandeel van de totale kosten. Omeprazol
was niet overtuigend kosteneffectiever dan ranitidine.
Conclusie van de auteurs
De auteurs concluderen dat bij patiënten met maagklachten en een negatieve H. pylori-test omeprazol de
meest effectieve behandeling is.
Financiering
AstraZeneca, Inc, Canada
Belangenvermenging
Enkele auteurs zijn medewerkers van AstraZeneca en
van commerciële research-consultancybureaus.
BESPREKING
Relevantie beperkt: H. pylori-test als uitgangspunt
Deze studie is methodologisch correct uitgevoerd,
maar de belangrijkste beperking voor toepasbaarheid
87
in de huisartspraktijk is dat men uitgaat van een H.
pylori-test. Uit publicaties van de CADET-trial (onder
andere die over het H. pylori-positieve deel van de
Minerva juli 2006, volume 5, nummer 6
Minerva
populatie 1) weten we dat de H. pylori-test positief was
bij ongeveer 30% van de geïncludeerde populatie met
maagklachten. Dit percentage is vergelijkbaar met de
prevalenties in eerstelijnspopulaties met maagklachten
die elders, ook in onze windstreken, zijn onderzocht 3.
Maar het percentage seropositiviteit voor H. pylori
neemt in de westerse wereld af. Dat is de reden dat,
onder meer in Nederland, het beleid bij maagklachten in eerste instantie niet gestuurd wordt door een
voorafgaande H. pylori-test, maar door de respons op
een (empirische) symptomatische behandeling 4,5. Dus
enerzijds zijn de resultaten van dit onderzoek over
het H. pylori-negatieve deel van de populatie relevant
voor huisartsen, omdat de patiënten kunnen worden
herkend in de huisartsenpopulatie. Anderzijds wordt
de toepasbaarheid van de resultaten bepaald door een
voorafgaande H. pylori-test, die lang niet altijd wordt
uitgevoerd. De resultaten kunnen worden vertaald
naar H. pylori-negatieve personen met relatief langdurige maagklachten. In de onderzochte populatie heeft
ruim twee derde langer dan vijf jaar klachten, gemiddeld acht à negen jaar. In de Nederlandse CBOrichtlijn wordt dit de groep met ‘persisterende en/of
recidiverende niet op reflux berustende maagklachten’
genoemd. De richtlijn adviseert bij deze groep om te
testen voor H. pylori, maar als de klachten meer op
reflux lijken te berusten, kan men ook kiezen voor
een proefbehandeling met een protonpompremmer
zonder voorafgaande test 4. Cisapride is inmiddels
alleen op speciale indicatie beschikbaar en kan niet
meer worden toegepast in deze populatie.
Omeprazol of ranitidine?
Na vier weken was omeprazol superieur aan ranitidine
en cisapride, ook in deze eerstelijnspopulatie met veel
‘zuurgerelateerde’ Helicobacter
Helicobacter-negatieve klachten. Dit
is niet echt verrassend. Ook in dit onderzoek blijkt dat
de superioriteit van omeprazol minder overtuigend is
als de klachten minder door organische afwijkingen
worden bepaald, of minder ‘refluxachtig’ van karakter
zijn. Dat valt op te maken uit de subgroepanalyses die
de auteurs, ondanks het feit dat de studie hiervoor niet
gepowered was, uitvoeren. In deze studie reageerde
in de subgroep van patiënten, bij wie zuurbranden en
regurgitatie op de voorgrond stonden (ongeveer een
derde van de populatie), 68% op behandeling met
omeprazol versus 37% op ranitidine. Als men deze
patiënten met refluxklachten weglaat uit de analyse,
zijn de verschillen tussen omeprazol en ranitidine niet
meer significant: de behandeling heeft dan nog maar
effect bij ongeveer 40% van de patiënten in beide
groepen. De niet-organische, of ‘functionele’ maagklachten waar het dan over gaat, zijn minder goed
te beïnvloeden met zuurremming. Een belangrijke
vaststelling is dat er na zes maanden geen verschil
meer is tussen omeprazol en ranitidine: ongeveer 40%
reageert op de therapie. Er is een hoge placeborespons
(ongeveer 25% na vier weken en 35% na zes maanden),
maar het percentage patiënten dat volledig klachtenvrij
wordt, is in de placebogroep wel veel kleiner dan in
de omeprazolgroep (4% versus 24%). We mogen dus
niet te hooggespannen verwachtingen hebben van een
behandeling met zuurremmers in deze groep H. pylorinegatieve dyspepsiepatiënten: slechts een kwart van de
patiënten geraakt geheel van zijn klachten af en meer
dan de helft heeft na zes maanden nog altijd dezelfde
klachten.
AANBEVELING VOOR DE PRAKTIJK
Deze studie toont aan dat bij patiënten met symptomen van dyspepsie (zonder voorafgaand
gastroscopisch onderzoek) en een negatieve H. pylori-test, behandeling met omeprazol 20 mg
per dag of ranitidine 150 mg tweemaal daags de symptomen kan verlichten. Na vier weken
behandeling is omeprazol superieur aan ranitidine, maar na zes maanden is er geen verschil
meer tussen beide behandelingen. Bij ruim de helft van de patiënten zijn na zes maanden
de klachten, ondanks behandeling, niet afgenomen. Omeprazol lijkt effectiever te zijn bij
patiënten met refluxachtige klachten.
In de praktijk wordt een empirische behandeling met een protonpompremmer aanbevolen
voor patiënten met persisterende refluxachtige dyspeptische klachten, ongeacht hun H.
pylori-status 6. Een H. pylori-test is pas aangewezen als de klachten ondanks behandeling
persisteren 5. Behandeling met omeprazol bij patiënten is in deze studie op langere termijn
niet kosteneffectiever dan behandeling met ranitidine. Op basis hiervan kan men na effectieve behandeling met omeprazol weer tijdig ‘terugschakelen’ op ranitidine.
De redactie
Literatuur
1. Chiba N, Veldhuyzen van Zanten SJ, Sinclair P, et al.
Treating Helicobacter pylori infection in primary care
patients with uninvestigated dyspepsia: The Canadian
Adult Dyspepsia Empiric Treatment – H. pylori (CADETHp) randomised controlled trial. BMJ 2002;324:1012-6.
2. Chiba N, Veldhuyzen van Zanten SJ, Escobedo S, et al.
Economic evaluation of Helicobacter pylori eradication
Minerva juli 2006, volume 5, nummer 6
View publication stats
in the CADET-Hp randomized controlled trial of H.
pylori-positive primary care patients with uninvestigated
dyspepsia. Aliment Pharmacol Ther 2004;19:349-58.
3. Weijnen CF, Numans ME, de Wit NJ, et al. Testing for
Helicobacter pylori in dyspeptic patients suspected of peptic ulcer disease in primary care: cross sectional study. BMJ
2001;323:71-5.
88