Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                

De opvallend moderne ideeën van Adam Smith

2014

FILOSOOF OVER FILOSOOF De opvallend moderne ideeën van Adam Smith RELIGIE EN GODSDIENSTVRIJHEID De Schotse filosoof en grondlegger van de economische wetenschappen, Adam Smith (1723 - 1790), is nog altijd bekend om zijn pleidooi voor vrije markten, vrij personenverkeer, en vrij handelsverkeer. Maar in zijn Enquiry Concerning the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776; hierna Wealth of Nations) pleit hij ook voor een verregaande godsdienstvrijheid. Hierin is hij veel radicaler dan bijvoorbeeld Spinoza en zijn goede vriend David Hume. Kort gezegd: volgens Smith moet de staatsgodsdienst afgeschaft worden. Bovendien moet de overheid géén toezicht houden op religie, en ophouden de salarissen van dominees en priesters te betalen. Volgens Smith moet de staatsgodsdienst afgeschaft worden Smith’s pleidooi voor algehele godsdienstvrijheid was meteen heel invloedrijk: de Amerikaanse founding father James Madison las Wealth of Nations kort na het verschijnen ervan. Zoals de Amerikaanse geleerde Samuel Fleischacker bewezen heeft, gebruikte Madison de argumenten van Smith in zijn essay Federalist No. 10, dat de basis vormt van de godsdienstvrijheid in de Amerikaanse grondwet. Er wordt vaak ten onrechte gedacht dat Smiths Wealth of Nations een waardevrije wetenschap vertolkt. Adam Smith, 1723 - 1790. Artiest onbekend (Schots), olie op doek. Smith gaat ervan uit dat bij algehele godsdienstvrijheid, religie in elkaar scherp beconcurreerde sektes uiteen zal vallen. Hij hoopt dat die concurrentie drie maatschappelijke voordelen oplevert: (i) Niemand hoeft zich buiten de religie gesloten te voelen, en dat voorkomt sociale onrust. 38 > mei 2014 DEGEUS FILOSOOF OVER FILOSOOF (ii) Als een religieuze sekte te veel politieke invloed bemachtigt, dan zullen de andere sekten zich daartegen verzetten. Hoewel Smith uitgesproken antiklerikaal is, verwacht hij niet dat religie gaat verdwijnen. Smith heeft een zeer gezonde argwaan tegen politieke projecten waarvoor de mens radicaal veranderd moet worden (iii) In een relatief kleine sekte is onderlinge sociale controle en geborgenheid mogelijk. Dit laatste is volgens Smith wenselijk omdat mensen in moderne, grote steden niet alleen in alle anonimiteit misdaden kunnen plegen, maar zich ook heel eenzaam kunnen voelen. Dus, een vrije ‘markt’ van religies is voor Smith een sociaal wenselijk antwoord op de te verwachten sociale problemen die kunnen ontstaan door de verstedelijking – wat zelf weer het resultaat is van meer handel en vrij personenverkeer. Smith hoopt dat door onderlinge concurrentie de extreemste randjes van religie verminderd kunnen worden. Maar tegelijkertijd denkt hij ook dat religie door deze concurrentie dynamisch blijft – elke sekte moet zich inspannen om zieltjes te winnen en te behouden. Want hoewel Smith uitgesproken antiklerikaal is, verwacht hij niet dat religie gaat verdwijnen. Zoals hij in zijn andere hoofdwerk, The Theory of Moral Sentiments (eerste druk 1759), beargumenteert, meent hij in navolging van Spinoza en Hume dat de oorspronkelijke impuls en drang naar religie in de onuitroeibare angsten en verlangens van de mens ligt. Smith heeft een zeer gezonde argwaan tegen politieke projecten waarvoor de mens radicaal veranderd moet worden. Hij hoopt wel dat op het toneel en in de opera de spot met de clerus gedreven wordt. Dat wil zeggen, Smith is ook een uitgesproken voorstander van vrijheid van meningsuiting. DEGEUS Bovendien denkt Smith dat religie, in haar beste momenten, ons plichtsgevoel kan versterken. Maar, wederom in navolging van Spinoza, die hij nergens noemt, en anticiperend op Kant, die Smith zeer bewonderde, vindt hij dat de voornaamste rol voor theologie ligt in het versterken van de moraliteit: religie moet mensen stimuleren tot rechtvaardigheid en naastenliefde. Maar bij een conflict tussen religie en de moraal, gaat de moraal voor. SMITH EN DE VRIJE MARKT: EEN GENUANCEERD VERHAAL Uit het voorgaande zou men ten onrechte kunnen afleiden dat Smith een voorloper is van de negentiendeeeuwse nachtwakersstaat. Dit is om vier redenen een vergissing: allereerst nuanceerde Smith zijn pleidooi voor vrije markten; de maatschappij heeft het recht om wat economen nu ‘negatieve externaliteiten’ noemen te voorkomen. Als voorbeeld besteedt Smith veel aandacht aan de uitwassen bij financiële markten en bankverleners, en die (goed leesbare) hoofdstukken zijn nog altijd het lezen waard. Smith geloofde dat economie een morele wetenschap is Ten tweede, is Smith voorstander van een reeks sociale voorzieningen waar de markt geen goede oplossing biedt: volksgezondheid, onderwijs, publieke werken en het leger of de marine. Hierin zoekt hij vaak naar publiek-private constructies waarin individuele belangen de maatschappij ten goede komen. In zijn Theory of Moral Sentiments laat hij zelfs expliciet ruimte voor een publieke rol voor herverdeling. Maar in de nadagen van het feodalisme, hoopt hij dat zijn pakket economische en sociale hervormingen vanzelf tot veel meer gelijkheid zullen leiden. Om de invloed van religie tegen te gaan, vindt hij trouwens dat er in het onderwijs veel aandacht naar wetenschap en filosofie moet gaan. Franse, en Nederlandse Compagnieën – niet alleen omdat ze monopolies zijn, maar vooral omdat ze onmenselijke, overzeese rijken in stand houden die tot plundering, hongersnood, slavernij, en onnodige oorlogen leiden. Handel kan tot conflict leiden, en het vereist staatsmanschap om dit te voorkomen. Smith is voorstander van een reeks sociale voorzieningen waar de markt geen goede oplossing biedt Ten slotte, was Smith een voorstander van progressieve belastingen: de rijken genieten meer voordeel van de sociale status quo en moeten dus meer meebetalen. Deze vier voorbeelden worden allemaal in Wealth of Nations besproken. Dit schrijf ik met nadruk, want er wordt vaak ten onrechte gedacht dat Wealth of Nations in moderne zin een waardevrije wetenschap vertolkt, en dat Smith’s moraalleer alleen in Theory of Moral Sentiments voorkomt. Maar Smith, die ook in zijn postuum verschenen Essays on Philosophical Subjects (1795) een diepzinnig wetenschapsfilosoof en historicus blijkt te zijn, geloofde dat economie een morele wetenschap is. En daar is nog steeds wel iets voor te zeggen. Eric Schliesser Over de auteur: Prof. dr. Eric Schliesser is als BOFonderzoeksprofessor verbonden aan de vakgroep Wijsbegeerte en Moraalwetenschappen van de Universiteit Gent. Hij is gespecialiseerd in 17e en 18e-eeuwse filosofie en schrijft ook over filosofie van de economie. Voor de prestigieuze reeks Routledge Philosophers Series werkt hij aan een monogragfie over Adam Smith. Ten derde, denkt hij dat bedrijven niet te machtig mogen worden: hij is een verklaard tegenstander van de Britse, mei 2014 > 39