- Organic Residue Analysis, Organic Residues Analysis of Pottery, Residue Analysis (Archaeology), Cooking Residue Analysis, Prehistoric Europe (Archaeology), Pottery technology and function, and 4 moreAnthropology of Food, Residue and Use-Wear Analysis, Organic residues analysis of ceramics and floors, focusing on the understanding of ceramics contents and function, dietary habits, and the use of space., and Corded Ware Cultureedit
- Director of Kenaz Consultedit
Research Interests:
De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft de ontwikkeling van een perceel aan de Leyweg, bekend als het Anne Frankpark, of de Steynhof in voorbereiding. Het gebied, gelegen tussen de Noordweg, de Leyweg en de Erasmusweg,... more
De Ontwikkelingscombinatie Wateringse Veld (OCWV) heeft de ontwikkeling van een perceel aan de Leyweg, bekend als het Anne Frankpark, of de Steynhof in voorbereiding. Het gebied, gelegen tussen de Noordweg, de Leyweg en de Erasmusweg, maakt onderdeel uit het initiatief Erasmusveld Midden aan de noordelijke rand van de VINEX locatie Wateringse Veld. De beoogde ontwikkeling van de locatie met een gevarieerd woonmilieu met een hoge duurzaamheidsambitie en een zorgvuldige inpassing in bestaande en te realiseren groenstructuren, sluit aan bij het masterplan Erasmusveld-Leywegzone. Aangezien het plangebied een archeologische verwachting heeft, is er vanaf 2007 achtereenvolgens inventariserend archeologisch vooronderzoek uitgevoerd bestaande uit een bureauonderzoek, een booronderzoek en een waardestellend proefsleuvenonderzoek. Hierbij is op de Steynhof de aanwezigheid van een behoudenswaardige vindplaats uit het neolithicum (steentijd) vastgesteld. Omdat behoud in de bodem (behoud in situ) niet mogelijk bleek, is bepaald dat de archeologische informatie moest worden veiliggesteld door een definitief archeologisch onderzoek (opgraving) uit te voeren voorafgaand aan ontwikkeling van het terrein. De opgraving vond plaats in het najaar van 2017 en werd uitgevoerd door de afdeling Archeologie en Natuur- en Milieueducatie van de gemeente Den Haag. Vraagstelling In het Programma van Eisen (PvE Den haag 2017-08) is de volgende vraagstelling geformuleerd: ‘Welke bijdrage levert de archeologische informatie in het plangebied aan de kennis over de ontwikkeling en bewoning van Den Haag Zuidwest in de prehistorie, bezien vanuit de bredere (landschappelijke) ontwikkelingen in de Haagse regio in die periode?’ Methode De vindplaats is min of meer vlakdekkend onderzocht. In totaal is 3677 m2 opgegraven verdeeld over 10 werkputten. Waar de vondstlaag nog intact was is deze handmatig schavenderwijs verdiept in eenheden van één vierkante meter (met als voorwaarde dat de vondstdichtheid hoger dan 10 vondsten per vierkante meter betrof). Van iedere vierkante meter is een monster van 10 liter genomen dat is gezeefd over een maaswijdte van 4mm en is gebruikt als referentiewaarde. Waar de vondstdichtheid kleiner was, is de vondstlaag machinaal verdiept en zijn vondsten 3D ingemeten. Op diverse plekken, zowel in het vlak als in de profielen zijn monsters genomen ten behoeve van ecologisch en daterend onderzoek. Al tijdens het veldwerk hebben verschillende materiaalspecialisten de opgraving bezocht om waar nodig de methodiek aan te passen. Na afloop van het veldwerk en een eerste scan van het materiaal heeft een specialistenoverleg plaatsgevonden om de inhoudelijke evaluatie en het uitwerkingsplan naar een hoger plan te tillen. Vanwege de grote hoeveelheid vondsten, veel meer dan voorzien en de complexiteit van de vindplaats heeft de uitwerking en de rapportage langer geduurd dan gedacht. Resultaten De archeologische resten op de Steynhof zijn die van een nederzetting uit het laat-neolithicum en behoren tot de zogenoemde Vlaardingencultuur. In ruime zin plaatsen de 14C-dateringen de vindplaats in de periode 3100-2340 v.Chr., met de meeste dateringen in de periode 2900-2550 v.Chr. Dit sluit aan op het aardewerk dat te dateren in de Vlaardingen 1b/2a periode, tussen 2850-2550 v.Chr. De Steynhof vertoont veel overeenkomsten met andere, deels gelijktijdige neolithische vindplaatsen in de omgeving, waarvan de nabijgelegen Wateringse Binnentuinen de belangrijkste is. De bewoners van de Steynhof vestigden zich op een duin op de strandwal van Rijswijk-Voorschoten. Tijdens de opgraving bleken hiervan de flanken het best bewaard gebleven. Rondom de grotendeels verstoorde duintop bevonden zich ten minste drie huizen. De plattegronden hiervan vertonen veel overeenkomsten met die van de Wateringse Binnentuinen. Kenmerkend zijn wandstijlparen die voor de stevigheid van de structuur zorgden, een ovaal grondplan, veelal uniforme afmetingen (grofweg 15 bij 3 m) en de oriëntatie (oostnoordoost-westzuidwest). De bewoners deden met zekerheid aan veeteelt. Op de lagergelegen duinflank zijn tredlagen herkend waarin de indrukken van de hoeven van de dieren nog zichtbaar waren. Op de flank zijn ook water- en drenkkuilen aangetroffen. In één van de grotere drenkkuilen bevonden zich nog de restanten van een houten structuur, mogelijk een plankier, en de resten van een houten roede of prikstok. Andere vondsten uit de grondsporen, maar vooral uit de vondstlaag betreffen aardewerk, natuur- en vuursteen, botmateriaal en botanische resten. De vondsten geven een beeld van de dagelijkse bezigheden van de bewoners. Aankoeksels van etenswaren op het aardewerk tonen aan dat men verschillende graansoorten bereidde, terwijl andere scherven reparatiegaten bevatten die in stilte getuigen van een duurzame materiële cultuur. Snijsporen op botmateriaal en de vele vuurstenen schrabbers verwijzen naar het verwerken van dierenhuiden. Het botmateriaal en de botanische resten laten…
Research Interests:
Research Interests:
Research Interests:
15. Februar 2014, Archäologisches Institut, Universität Hamburg, Hamburg, Germany. Siebter Archäologischer Workshop für junge Wissenschaftler/Innen Naturwissenschaftliche Analysen vor- und frühgeschichtlicher Keramik:
Research Interests:
Research Interests:
Residues from 16 ceramic vessels from the late Neolithic Single Grave Culture site in Keinsmerbrug were analysed using DT-MS and SEM microscopy. Bith chemical and botanical evidence showed a very uniform residue assemblage. Botanical... more
Residues from 16 ceramic vessels from the late Neolithic Single Grave Culture site in Keinsmerbrug were analysed using DT-MS and SEM microscopy. Bith chemical and botanical evidence showed a very uniform residue assemblage. Botanical evidence showed the cooking of Emmer grain. The chemical evidence showed that informative residues were the result of cooking or heating a polysaccharide-rich material mixed with a small amount of animal fat. Although the amount of fat varies between residues it is present in all cases. Uniformity of botanical and chemical results is unusual for residue assemblages of settlement sites. It looks like the residues were the result of one specific kind of activity, and that other functions commonly performed in ceramics were not performed at Keinsmerburg (for example cooking of meat or fish), or that these functions were performed without ceramic containers. For the PDF of the complete Chapter (and the rest of the book on Keinsmerbrug) see: http://www.cultu...
Research Interests:
Even though ceramic vessels are frequently discovered in archaeological excavations, much remains unclear about the actual daily use of ancient pottery. It is often assumed, without further presentation of evidence, that ceramic vessels... more
Even though ceramic vessels are frequently discovered in archaeological excavations, much remains unclear about the actual daily use of ancient pottery. It is often assumed, without further presentation of evidence, that ceramic vessels were used for the preparation, storage or consumption of food. Since the 1980s renewed interest in the functional aspects of vessels has encouraged specialists from different fields to pay more attention to organic residues found in association with ceramics. It is extremely challenging to determine actual prehistoric vessel use, to find out what mixtures of edible materials people prepared in ceramics, what pots they used for what kind of foods, or whether they used the same pots for the same foods all the time. Recently, botanists and chemists have started to join forces in order to identifying remaining traces of the original vessel contents preserved after thousands of years of burial. It was exactly this kind of combined botanical and chemical o...
Research Interests:
Research Interests:
L'etude des ceramiques du site neolitihique de Swifterbant (prov. Flevoland/NL) a permis de constituer deux sous-groupes. Des etudes botaniques (microscopie electronique a balayage) et chimiques (spectrometrie de masse) ont permis de... more
L'etude des ceramiques du site neolitihique de Swifterbant (prov. Flevoland/NL) a permis de constituer deux sous-groupes. Des etudes botaniques (microscopie electronique a balayage) et chimiques (spectrometrie de masse) ont permis de se poser la question de la fonctionnalite de ces sous-groupes. Il a pu etre demontre que le groupe 1 correspond a des menus sans cereales (amidonnier), alors que le groupe 2 servait a cuisiner des cereales. L'introduction des cereales dans l'alimentation s'est traduite par un nouveau type de ceramiques (groupe 1), alors que la »nouvelle cuisine« se faisait dans les vielles marmites (groupe 2). Cette etude de cas est un indice fort pour suggerer que l'introduction des cereales dans l'alimentation des habitants de Swifterbant etait une innovation concertee. Ces indices montrent que l'etape de la neolithisation a ete percue comme signifiante.
Research Interests:
Het aardewerken vaatwerk van de Hilversum-cultuur (ca. 1900/1800-1200 voor Chr.) is tot op heden voornamelijk vanuit een typologisch en chronologisch perspectief bestudeerd. Waar het de functie van de potten betreft, is gewezen op een... more
Het aardewerken vaatwerk van de Hilversum-cultuur (ca. 1900/1800-1200 voor Chr.) is tot op heden voornamelijk vanuit een typologisch en chronologisch perspectief bestudeerd. Waar het de functie van de potten betreft, is gewezen op een gebruik als urnen, dat wil zeggen containers van menselijke crematieresten, of mogelijk speciale begravingswijze zou kunnen vertegenwoordigen. Dat het vaatwerk daarnaast als kookgerei en voorraadpotten zal hebben gediend, lijdt voorts nauwelijks twijfel. Maar desondanks is het grotendeels onduidelijk waarvoor het aardewerk van de Hilversum-cultuur nu precies dienst gedaan heeft. De chemische analyse van zichtbare residuen op keramiek zou deze kennislacune kunnen opvullen. Residuanalyse heeft tot doel de oorspronkelijke inhoud (voedsel, lijm, verf etc.) van de aardewerken containers te identificeren. Een dergelijke analyse kan bijzonder informatief zijn, wanneer deze wordt uitgevoerd op aardewerkassemblages met een duidelijke morfologische en/of typologische diversiteit.
Tegen de bovenstaande achtergrond is in 2013 een verkennende studie uitgevoerd naar aardewerk van de Hilversum-cultuur uit de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het doel was vast te stellen wat de potentie van dit materiaal is voor residuanalyse. Daartoe is genoteerd op hoeveel scherven dan wel potten oppervlakteresiduen met het blote oog te zien zijn. In het geval van positieve identificaties zijn bovendien het pottype en/of de potvorm geregistreerd, voor zover dit mogelijk was. Dit is gedaan in het licht van de vraag in hoeverre de morfologische en typologische variatie binnen het aardewerkspectrum samenhangt met functionele diversiteit. Getracht is materiaal uit verschillende archeologische milieus te bekijken, om-dat context bij de interpretatie van residuen op aardewerk vanzelfsprekend een cruciale rol speelt. Uiteindelijk zijn bestudeerd: zeven aardewerkcomplexen uit een nederzettingscontext, negen potten uit een grafheuvel en één pot uit een depositie.
Tegen de bovenstaande achtergrond is in 2013 een verkennende studie uitgevoerd naar aardewerk van de Hilversum-cultuur uit de Nederlandse provincie Noord-Brabant. Het doel was vast te stellen wat de potentie van dit materiaal is voor residuanalyse. Daartoe is genoteerd op hoeveel scherven dan wel potten oppervlakteresiduen met het blote oog te zien zijn. In het geval van positieve identificaties zijn bovendien het pottype en/of de potvorm geregistreerd, voor zover dit mogelijk was. Dit is gedaan in het licht van de vraag in hoeverre de morfologische en typologische variatie binnen het aardewerkspectrum samenhangt met functionele diversiteit. Getracht is materiaal uit verschillende archeologische milieus te bekijken, om-dat context bij de interpretatie van residuen op aardewerk vanzelfsprekend een cruciale rol speelt. Uiteindelijk zijn bestudeerd: zeven aardewerkcomplexen uit een nederzettingscontext, negen potten uit een grafheuvel en één pot uit een depositie.
Research Interests:
Organic residues attached to ceramic vessels were studied to find out what foods and non- foods were originally prepared at Mienakker. In order to identify the origin of these organic residues two disciplines were employed, each using its... more
Organic residues attached to ceramic vessels were studied to find out what foods and non- foods were originally prepared at Mienakker. In order to identify the origin of these organic residues two disciplines were employed, each using its own highly sensitive technique. Archaeobotanical analysis combined with scanning electron microscopy (SEM) facilitated the study of anatomical features of very small fragments of plant tissue preserved in organic residues. Chemical analysis using direct- temperature mass spectrometry (DTMS) was able to trace organic components such as proteins, polysaccharides and fats. The two disciplines were combined in order to obtain a broad range of information on the original vessel content and the Neolithic food preparation methods practised at Mienakker. This combined analysis has been successfully applied to a number of pottery assemblages from various archaeological sites. This approach has resulted in new insights into the practices of food preparation and cooking in the Single Grave Culture in general and into site economies at Mienakker in specific.
Research Interests:
Our analyses of ceramics from the Neolithic sites near Swifterbant (prov. Flevoland/NL) suggest two distinctive sub - groups. This study aims to determine whether these subgroups represent functional categories using botanical analysis... more
Our analyses of ceramics from the Neolithic sites near Swifterbant (prov. Flevoland/NL) suggest two distinctive
sub - groups. This study aims to determine whether these subgroups represent functional categories using botanical analysis (scanning electron microscope) and chemical residue analysis (direct temperature-resolved mass spectrometry). We
conclude that there are two functional groups. Group 1 pots are used to cook meals without emmer, while group 2
pots are used to cook meals including emmer. It appears that with the introduction of emmer in the cooking process,
traditional meals were transferred to a new type of pottery (group 1), while the nouvelle cuisine ended up in the traditional pots (group 2). This case study is strong evidence that the introduction of emmer in the diet of the Swifterbant
people was an innovation embedded in meaningful action.
sub - groups. This study aims to determine whether these subgroups represent functional categories using botanical analysis (scanning electron microscope) and chemical residue analysis (direct temperature-resolved mass spectrometry). We
conclude that there are two functional groups. Group 1 pots are used to cook meals without emmer, while group 2
pots are used to cook meals including emmer. It appears that with the introduction of emmer in the cooking process,
traditional meals were transferred to a new type of pottery (group 1), while the nouvelle cuisine ended up in the traditional pots (group 2). This case study is strong evidence that the introduction of emmer in the diet of the Swifterbant
people was an innovation embedded in meaningful action.
This article defines organic residue analysis and its importance as supplier of independent information about the actual use of vessels in the context of functional ceramic studies in archeology. In organic residue analysis, analytical... more
This article defines organic residue analysis and its importance as supplier of independent information about the actual use of vessels in the context of functional ceramic studies in archeology. In organic residue analysis, analytical chemistry is used to detect and identify organic compounds preserved in association with ceramic vessels. When applied to functional ceramic studies, the goal is to identify the original vessel content of different groups of vessels, in order to provided evidence for functional differentiation of vessels. This paper aims to present archaeologists and ceramicists with a review of the possibilities and limitations of the application of organic residue analysis within the context of functional ceramic studies. Sampling strategies, research questions and evaluation criteria for results will be discussed.