Location via proxy:   [ UP ]  
[Report a bug]   [Manage cookies]                
Naar inhoud springen

Geo-visualisatie/Deel C: Kaartopmaak

Uit Wikibooks
Naar de startpaginaNaar de startpagina
Naar de startpagina

Deel C: Kaartopmaak

Doelstellingen van deze module 'Kaartopmaak'
Deze module gaat ervan uit dat de data en het GIS inmiddels hun werk hebben gedaan: er is een informatieve kaart, maar de leesbaarheid is nog niet automatisch goed, bijvoorbeeld door een slechte bladverdeling, te veel of te weinig kaartlagen, kaartobjecten of labels. De kaartopmaak moet dus nog worden afgestemd op de kaartlezer. Hoe dat moet, staat in dit laatste deel C. Na het lezen van dit deel kent de lezer de belangrijkste aspecten die daarbij nodig zijn, de benodigde kaartelementen, de inrichting daarvan tot een goed kaartbeeld en visuele hiërarchie. De lezer is zo in staat om de kaart goed op te leveren, en ook (bijna) opgeleverde kaarten te evalueren en verbeteren. Dat laatst kan met opdrachten en vragen getest worden.
Modules Handboek Geo-visualisatie:
Startpagina Handboek Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 19 januari 2008
Inleiding Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008

Deel A: Theorie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Inleiding GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Vervolg GIS Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 februari 2008
Inleiding Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 13 februari 2008
Vervolg Cartografie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Communicatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Deel B: Geo-visualisatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 6 februari 2008
Classificatie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 18 februari 2008
Symbologie Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Deel C: Kaartopmaak Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Labels Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Oplevering van de kaart Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Vragen en opdrachten Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Woordenlijst Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008
Overige informatie en links Zeer goed ontwikkeld. Revisiedatum: 10 april 2008

Vooraf / over de subjectiviteit van de cartografie

Tuinarchitect, modeontwerper, beeldhouwer, binnenhuisarchitect, stylist van een magazine en reclameontwerper. Dit zijn stuk voor stuk beroepen waarbij de ene persoon wél een bepaalde gave lijkt te hebben en de andere niet. Hun succes lijkt er aan af te lezen. De succesvolste onder hen lijken een speciaal gevoel voor ruimte, kleur, verhoudingen te hebben. Hun producten komen wel over, slaan wel aan, worden wel gekocht, zijn veel besproken en worden nagemaakt... Bij kaartopmaak is dit ook zo.

Het aspect geo-visualisatie uit deel B was nog theoretisch goed te onderbouwen. Een discussie was minder vaak nodig. De theorie bepaalde daar nog het aantal klassen waarin de data moesten worden opgedeeld, of er genormaliseerd moest worden, en hoe

de kleuren gekozen moesten worden. Geo-visualisatie stond nog 'dicht bij de data', werd sterk door de (on)mogelijkheden van de geo-informatie en het thema bepaald. Kaartopmaak staat 'dichter bij de eindgebruiker'.

Bij kaartopmaak speelt er meer. Naast visuele regels en richtlijnen uit de communicatie spelen soms minder grijpbare begrippen als smaak, gevoel en ervaring meer een rol. Subjectieve begrippen dus. En sommige ontwerpers pakken dat gevoel sneller op dan een ander. Zij hebben die gave van zichzelf en leren het snel. Waar moeten de labels staan, waar plaats ik de kaartonderdelen als legenda, titel en een eventuele toelichting? Wat is letterlijk achtergrondinformatie? De ene durft meer, is creatiever. De ander is wat behoudender, traditioneler. Moet er altijd wel kleur gebruikt worden?

Een slecht ontworpen kaart wordt terzijde geschoven. Wanneer de kaart niet lekker smoelt, de pixels van de te grove resolutie zichtbaar zijn, als de titel onduidelijk is, de onderdelen niet netjes uitgelijnd zijn of de kaart op een andere wijze hobbymatig overkomt, zal de inhoud van de kaart - hoe belangrijk ook - niet gezien worden. Het is net als bij een boek: is de kaft saai en het lettertype slecht leesbaar, dan wordt de inhoud ook niet bekeken.

Middels vele simpele cartografische richtlijnen en voorbeelden zal in dit deel blijken dat de kaartopmaak niet alleen een kwestie is van smaak, gevoel en ervaring, maar ook van simpel nadenken over het doel van de kaart en de eindgebruiker.

De laatste stap van het proces, de kaartopmaak, kan een kaart maken of breken. Het is vanuit communicatief standpunt gezien de belangrijkste stap. En daarmee een dankbare, leuke en vaak creatieve stap.

Toch kunnen we het niet ontkennen: kaartopmaak is voor een GIS-specialist een niet te onderschatten (cartografische) kunst. Net zoals dat het geval is bij die andere expressieve beroepen. Je moet je moet ermee gestoeid hebben, je moet er een gevoel voor hebben en ..., je moet er enige kennis van hebben...

Kaartonderdelen

Kaartonderdelen. Het kaartframe bestaat uit verschillende kaart- of informatielagen, al of niet met labels er bij geplaatst. De noordpijl, de schaalbalk en soms ook de legenda worden in het kaartframe geplaatst indien de kaart zich daarvoor leent. Soms wordt de kaart vergezeld van een overzichtskaart, soms is er een detailkaart die één deel van de hoofdkaart uitvergroot. (Zie verder tekst).
Verschillende mogelijkheden om een schaal op een kaart aan te duiden. De eerste twee zijn het meest gebruikelijk. De eerste is vooral slim bij kaarten die nog al eens van formaat kunnen wijzigen, denk aan kopieeracties en kaarten op scherm waar op kan worden ingezoomd, of waarvan je het formaat niet kent.
Een slechte titel, namelijk geen (zichtbare of kloppende) titel. De commercie heeft het hier gewonnen van de cartografie! Blijkbaar gaat het er bij dit straatmeubilair meer om reclame, dan om functionaliteit ten behoeve van de bezoeker van deze stad! De kaart lijkt zo meer een smoes om op deze plaats een reclamezuil te mogen plaatsen. "Stadsplattegrond" had de titel natuurlijk moeten zijn!

Een kaartgebruiker zal willen weten welk deel van de wereld wordt afgebeeld en hoe de kaart is georiënteerd. Een juiste, overdachte titel (bijvoorbeeld "Bevolkingsdichtheid" in plaats van "Bevolking") kan er voor zorgen dat de legenda niet eens geraadpleegd hoeft te worden. Een kaart moet daarom vergezeld gaan van de volgende kaartonderdelen:

  • Een titel: groot weergegeven, bijvoorkeur bovenaan, in rapporten in het bijschrift er onder kan ook.
  • Een schaalaanduiding (schaalstok op schaal);
  • Een noordpijl en/of graadnet;
  • Een legenda met de betekenis van gebruikte symbolen en kleuren. 'Overduidelijke' (denk aan de doelgroep!) legenda-eenheden van kaartsoortobjecten als een landsgrens bij een provinciekaart van Nederland kunnen omwille van een eenvoudiger legenda en het beter overbrengen van de boodschap soms beter weggelaten worden.
  • Een toelichting met om de kwaliteit en de auteursrechtelijke situatie te kunnen beoordelen. Minimaal wordt vermeld auteur(s), jaartal, bron van de data.

TIP1: Een goede kaart is een kaart waarvan de legenda zo min mogelijk geraadpleegd hoeft te worden. Denk aan groene driehoekjes voor campings, blauwe huisjes met een golfje eronder voor overdekte zwembaden, en het gebruikelijke oranje voor bebouwde gebieden.

TIP2: Staan door normaliseren of door zeldzame verschijnselen erg kleine getallen in de legenda, dan zijn die vaak slecht te lezen. Denk aan het aantal AIDS-gevallen per stad, of het aantal moorden per gemeente per jaar. In de legenda is dan te lezen 0,0015 - 0,0020 is de klasse voor het eerste symbool, 0,0020 - 0,0025 is de klasse voor het tweede symbool, enzovoorts. Het is overzichtelijker en sneller leesbaar als je deze getallen met een factor - bijvoorbeeld 10.000 - vermenigvuldigt. Boven de legenda komt dat te staan, aantal sterfte gevallen per 100.000 inwoners. Dit levert beter leesbare legenda's - en daarmee beter leesbare kaarten - op.

Een goede kaart heeft maximaal 6 tot 8 kleuren, maar dat is ook afhankelijk van de doelgroep. Bij geologische kaarten en bodemkaarten wordt hier noodzakelijkerwijs van afgeweken; hier moeten nu eenmaal meer legenda-eenheden worden beschreven. Dan wordt er gewerkt met kleurgroepen. Alle kalkachtige gebieden hebben dan een blauwachtige kleur, bijvoorbeeld. Een goede kaart maken is te vergelijken met goed communiceren. De maker van een kaart moet kennis hebben van de onderliggende informatie, van de problematiek, van de doelstelling van de kaart en van (de kennis van) de doelgroep.

Titel

De titel dient in het ideale geval de volgende drie 'W's' te bevatten:

  • Wat speelt er / wat is het onderwerp? (thema)
  • Waar is deze locatie? (plaats)
  • Wanneer speelt deze situatie? (tijd).

Soms zullen daar nog twee 'W's' aan toegevoegd kunnen worden:

  • Wie speelt er een rol? Bijvoorbeeld "Zeeroute Henk de Velde Nazare - Portugal november 2007".
  • Waarom speelt dit (nu)? Bijvoorbeeld "Locaties extra Ambulancediensten Rondom de Kuip, 21 juni 2000 tijdens de EK-wedstrijd Frankrijk - Nederland"

Soms zullen enkele van de eerstgenoemde drie 'W's' juist mogen ontbreken:

  • Het jaartal / de tijdsaanduiding kan weg bij tijdloze kaarten. Denk aan "Geologische kaart Nederland". Of wanneer vandaag in een krant verschijnt een kaart "Bevolkingsdichtheid Randstad", dan verwacht je als kaartlezer al dat dit de huidige situatie is. "Bevolkingsdichtheid Randstad 2005" is dan niet nodig. Rechtsonder - bij de legenda / de bron van de gegevens - moet dan wel het jaartal genoemd worden. Het voordeel is dan dat de titel sneller gelezen wordt, en het jaartal slechts met kleine letters kan worden afgebeeld.
  • De plaats / locatieaanduiding kan weg. Wanneer de kaart terecht zal komen in een brochure over één stad, of in een boek over één land, dan is het voor de lezer al duidelijk wat die plaats is, zeker als steeds diezelfde stadomtrek of dat land in meerdere kaarten al is voorgekomen. "Bevolkingsdichtheid 1950" en "Bevolkingsdichtheid 2000" is dan een prima titel.

Daarnaast dienen die drie aspecten zo kernachtig mogelijk te worden opgeschreven. Dit zijn dus goede voorbeelden:

  • "Locatie coffeeshops Amsterdam 1990". Zou het jaartal of de plaatsnaam niet genoemd zijn, dan zou de doelgroep wel eens kunnen afhaken, of er worden op voorhand verkeerde conclusies getrokken.
  • "Bevolkingsspreiding Java 2007".
  • "Files op de Nederlandse Snelwegen in de ochtendspits, 2007". Aangezien het alléén om de ochtendspits gaat, is er een extra tijdsaanduiding noodzakelijk. Meer uitleg kan in een begeleidende tekst, bijvoorbeeld onder de legenda.

Een titel staat altijd (links) boven aan een kaart, nooit ergens anders. Een (westerse) kaartlezer leest immers van links boven naar rechts beneden. De lettergrootte van de titel dient minimaal twee tot drie maal zo groot te zijn als de letters die elders op de kaart gebruikt worden. Langere titels kunnen voorzien worden van een ondertitel / subtitel. Zeker bij een kaartserie kan dit handig zijn. Denk bijvoorbeeld aan:

  • "Bevolkingsdichtheid Nederland 2007; op provincieniveau" en "Bevolkingsdichtheid Nederland 2007; op gemeenteniveau". De toevoegingen "op provincieniveau" en "op gemeenteniveau" dienen nu een wezenlijke onderdeel te zijn van de titel, omdat er blijkbaar een reden is om twee kaarten naast elkaar te publiceren. Is dat niet het geval en wordt er maar één soort kaart gemaakt, dan kan die toevoeging weg, of blijkt dit wel uit de legenda of de begeleidende tekst.

Wanneer je kaarten maakt voor een website, komt het vaak voor dat die titel onder de afbeelding (kaart) wordt gezet. In die gevallen laat je de titel weg, maar geef je de exacte titel door aan de webbeheerder. Dit kan uiteraard ook gelden voor drukwerk.

Creatieve koppen, koppen met humor, uitroeptekens, vraagtekens zijn niet gewenst. Houd je titel kort en zakelijk. Gebruik in principe geen afkortingen, of de doelgroep moet die afkortingen kennen. NS (Nederlandse Spoorwegen) mag, maar gebruik liever Verenigde Staten in plaats van VS. Vermijd obv, a.g.v. en andere cryptische afkortingen die de kaartlezer zullen afschrikken. Zorg voor niet te veel tekst. De titel "Locaties Joodse synagoges in Amsterdam 2007" in een krant van vandaag kan beter worden: "Amsterdamse Synagoges". Uit het feit dat de synagoges op een kaart staan, weet de lezer al dat het om de locaties gaat. Joodse en synagoges is dubbel, en 2007 is in een krant niet nodig, bijvoorbeeld bij een artikel over de onderhoudstaat van nu synagoges op dit moment.

Overzichtskaarten, detailkaarten en 'locatormaps'

Bij een kaart is niet altijd sprake van slechts één kaartframe. Is er sprake van het aspect 'tijd', of worden er meerdere thema's van één en hetzelfde gebied weergegeven, dan zijn meerdere kaarten naast elkaar te zien.

  • Het kan dat het gebied dat gekarteerd wordt relatief onbekend is, of er moet om cartografische redenen ver op een gebied worden ingezoomd. Bijvoorbeeld omdat het verschijnsel (de lynx in Spanje) alleen in een zeer beperkt gebied voorkomt. Het is ondoenlijk om heel Spanje in beeld te brengen voor de herkenbaarheid, en gelijktijdig de 30 locaties waar de lynx is gespot in dat ene kleine stukje van de Pyreneeën goed in beeld te brengen. Een overzichtskaart is dan in beide gevallen een uitkomst.
  • Daarnaast kan het zijn dat er op één bepaald gebied uit de hoofdkaart wordt ingezoomd. Deze is dan zichtbaar in een tweede (kleiner) kaartframe. Zo'n kaartframe heet dan een detailkaart. Vaak geldt dat op die plek erg veel symbolen of erg veel detail zichtbaar is; dat gebied verdient dan een extra kaart. Op deze wijze voorkom je als cartograaf dat je je in allerlei bochten moet wringen. Was er namelijk géén extra detailkaart gemaakt, dan zouden de labels en symbolen elkaar wellicht storend moeten overlappen om nog leesbaar te zijn, of ze zouden te klein (onleesbaar) in beeld worden gebracht.

Hieronder word van beide soorten 'inzet'kaarten een voorbeeld gegeven. Rechts twee zogenaamde 'locatormaps' (Engelse term; Nederlandse term onbekend). De naam 'locatormap' wordt vaak gebruikt voor heel simpele voorbeelden van overzichtskaarten. Het eerste voorbeeld toont een locatormap zonder overzichtskaart, het voorbeeld uiterst rechts toont een locatormap mét overzichtskaart. Locatormaps zijn vaak 'slechts' (maar zeer waardevolle) topografische illustraties en geen thematische kaarten. Ze worden veel in reisbrochures, internet en in kranten gebruikt. Zie ook de vele voorbeelden van locatormaps op Wikimedia Commons.

Voorbeeld van een kaart met een overzichtskaart: door de overzichtskaart linksboven is gelijk duidelijk waar de hoofdkaart is gesitueerd: het midden van Noorwegen
Voorbeeld van een kaart met een (dubbele) detailkaart
Een locatormap zonder overzichtskaart
Een locatormap met overzichtskaart

TIP1: Voor overzichtskaarten geldt dat hierin de ligging van de hoofdkaart op moet worden weergegeven. Voor detailkaarten geldt dat op de hoofdkaart de ligging van de detailkaart moet zijn aangegeven. Anders mist deze extra steun aan de kaartlezer wellicht zijn doel.

TIP2 in het geval van detailkaarten: Door in of direct bij alle kaartframes een schaalaanduiding of schaalstok te zetten, geef je de kaartlezer expliciet een waarschuwing: de objecten liggen op beide kaartframes visueel misschien even ver uit elkaar en de labels zijn misschien visueel even groot, maar de beide kaarten mogen niet direct vergeleken worden.

TIP3: Zorg dat de ligging (vorm én positie) van de rechthoek (soms: cirkel) van waar de detailkaart (op de hoofdkaart) of de hoofdkaart (op de overzichtskaart) klopt. Wordt dit slordig uitgevoerd, dan zal de kaartlezer al gauw gaan twijfelen aan de juistheid van de rest van de kaart. Die ligging wordt namelijk vaak handmatig aangebracht door het toevoegen ven een rechthoek. Overigens, sommige GIS-pakketten die kunnen werken met meerdere kaartframes, kunnen dit wel geheel automatisch en foutloos.

TIP4: Zorg voor een goede balans tussen de grootte van de overzichtskaart en de detailkaart ten opzichte van de hoofdkaart. De hoofdkaart dient in vrijwel alle gevallen de grootste kaart te zijn; daar gaat het immers om. De overzichtskaart dient bij voorkeur ook niet met spetterende kleuren en veel detail behept te zijn; dat leidt de aandacht af van de hoofdkaart.

TIP5: Gebruik overzichtskaarten en met name detailkaarten spaarzaam, alleen als het noodzakelijk is. De kaart kan er erg onrustig van worden. Ook voor snelle media (internet) is het niet raadzaam. Bij internet kan beter voor een aparte (tweede) kaart gekozen worden als overzichtskaart of detailkaart.

Concessies

Concessies aan bovenstaande 'minimale eisen' kunnen gedaan worden:

  • De legenda kan weg wanneer de legenda-eenheden (=kaartsymbolen) vanzelfsprekende kleuren hebben en of zeer simpel zijn. Stel, de titel is "Stedelijke gebieden Nederland in 1800". Wanneer die gebieden oranje zijn, samen met de buitengrens van Nederland en de rivieren (blauwe, ter oriëntatie) worden aangegeven, kan een legenda ontbreken. De titel fungeert dan namelijk al als de legenda! 'Nog' een legenda zou de kaart onnodig druk maken.
  • Wanneer de buitengrenzen van een gebied bij de doelgroep van een kaart helder zijn (bv: Nederland in het voorbeeld van zojuist), mag ook de noordpijl ontbreken, tenzij de kaart juist (iets) gedraaid is. Toen deze voor het eerst werd uitgegeven in de jaren negentig, was de papieren uitgave van de Nieuwe Kaart van Nederland (zie ook https://www.kaart.nieuwekaart.nl) hier een mooi voorbeeld van: deze kaart werd namelijk bewust een aantal graden verdraaid. De doelgroep (bestuurders en burgers) konden daardoor minder makkelijk zich oriënteren, omdat de onderlinge ligging van de steden anders was dan verwacht. Daardoor werd de aandacht beter gericht, namelijk op de groei van de steden (en ander ruimtegebruik) naar het buitengebied.
  • Nog een reden om een noordpijl weg te laten is wanneer er op een kaart al ruitkruisjes opgenomen zijn met pijlen naar het noorden, of wanneer er sprake is van een kleinschalige projectie inclusief een grid van breedte- en lengtegraden, al of niet met de noord- of zuidpool in beeld.

Informatie-lagen

Het belang van extra kaartlagen. Kaart 1 toont geen buiten- en binnengrenzen. Kaart 2 kent deze grenzen wel, waardoor de kaart plotseling wèl een betekenis krijgt. Met dergelijke grenzen wordt de geldigheid van het in kaart gebrachte gebied en symbolen duidelijk. Blijkbaar gaan de symbolen over deze hele gebieden, en gaan ze niet over individuele plaatsen.

In Deel B hebben we de basis gelegd voor een mooie thematische kaart. Door een juiste classificatie en een mooie symbologie hebben we een mooie kaart. Of toch niet? Inderdaad, er zullen altijd extra kaartlagen (informatie-lagen) bij moeten. Dat kan om drie redenen:

  1. Kaartlagen met een referentiefunctie. Uiteraard willen we er ook wat topografische gegevens bij, landsgrenzen, rivieren en wegen. Wees hier echter spaarzaam mee. In Deel A hebben we om 'politieke' redenen al gezien dat de opdrachtgever en het doel van de kaart kunnen bepalen welke kaartlagen vooral wel of niet in beeld moeten komen. Daarnaast is het van belang om alléén die (topografische) informatie in beeld te komen die iets toevoegt, waardoor extra kennis wordt overgedragen. Soms volstaat een landsgrens, een andere keer willen we veel meer topografische gegevens.
  2. Kaartlagen met een analysefunctie. Deze informatie-lagen zetten de kaartlezer aan het denken en / of geven een relatie weer met het thema. Wanneer er een kaart is met alle moordlocaties, verkeersslachtoffers of de honderd smerigste straten in Nederland, is het verstandig om de grote steden al of niet met hun bebouwde kommen op de achtergrond te zetten; zo is direct de reden te zien waarom er zulke hoge waarden in het westen te zien zijn; hier wonen de meeste mensen. Een ander voorbeeld. In Amsterdam zijn in de zomer van 2006 een aantal mensen binnen enkele weken ernstig ziek geworden, besmet met de Legionella bacterie. Aangezien al deze zieken in één deel van Amsterdam ziek zijn geworden, en géén gezamenlijk activiteit of hobby hadden, werd al gauw vermoed dat zij besmet zijn geraakt door een besmette airco van een groot bedrijf. De dagelijkse routes van al die slachtoffers is nagetrokken. Een deel van die routes kwam overeen. Zou jij een kaart moeten maken van die routes, zet dan vooral ook een dataset aan 'bedrijfslocaties', of een topografische kaart 1:25.000. Een complete wegenkaart met namen is voor het kunnen maken van die routes wel interessant, echter niet voor de uiteindelijke kaart; Legionella verspreidt zich door (vochtige) lucht...
  3. Kaartlagen met een geldigheidsfunctie. Deze informatie-lagen geven zogenaamde administratieve of registratieve grenzen weer waarbinnen de getoonde data geldt. Bij Geo-visualisatie/Inleiding_Cartografie#Choropleet choropleten gebeurt dit als vanzelf; de bevolkingsdichtheid is nu eenmaal voor een bepaald begrensd gebied (gemeente, staat, land)berekend. Die buitengrens is dan vanzelf in beeld. Anders wordt het wanneer proportionele (zie figuur) of figuratieve symbolen (een tentsymbool op een campingterrein) in beeld worden gebracht; die symbolen hebben een beperkte geldigheid. De kaartlezer wil zien voor welke gebied de getoonde aantallen gelden, en voor welke gebied het figuratieve symbool geldt. Zie ook de figuur met de twee kaarten. Kaart 1 zegt werkelijk niets. Met de buitengrenzen als referentielaag, en de binnengrenzen die de geldigheid van de symbolen weergeven, krijgt de kaart pas zijn betekenis. Blijkbaar gaan deze getallen niet over steden, maar over bepaalde gebieden. Dergelijke kaartlagen mogen nooit ontbreken wanneer sprake is van een gebiedskenmerk dat vertaald wordt naar een puntsymbool.

SAMENVATTING: Een kaart bestaat uit een titel, een kaartframe, legenda, en meestal ook een noordpijl en schaalaanduiding en begeleidende tekst. Het kaartframe bevat een aantal informatielagen ('kaartlagen') over elkaar heen, met daarin voor elke kaartlaag meerdere ruimtelijke objecten. Het aantal zichtbare ruimtelijke objecten en het aantal informatielagen dient beperkt en afgestemd te zijn op het doel en de doelgroep van de kaart. De titel verdient veel aandacht, en zorgt er - in het goede geval - voor dat de kaart niet verkeerd geïnterpreteerd hoeft te worden, en dat de legenda niet noodzakelijkerwijs geraadpleegd hoeft te worden.

TIPS over kaartopmaak (de 'layout' van de gehele kaart):

  1. Plan de kaart niet overvol. Dus benut niet elke 'lege' plek voor de legenda, bron of begeleidende tekst die je nog kwijt moet.
  2. Een goede, rustige, leesbare kaart heeft over het algemeen een beperkt aantal grotere, lege plekken, in plaats van veel kleine lege plekken.[1]
  3. Geef elk kaartonderdeel (tekstvlak, overzichtskaart, kaartframe, begeleidende tekst, enzovoort) een grootte die in verhouding staat tot de belangrijkheid van dat kaartonderdeel ten opzichte van de andere onderdelen.
  4. Zet kaartonderdelen niet over het kaartframe heen(geheel of gedeeltelijk). Dit is onrustig. Bij bepaalde vormen van landen kan je hier van afwijken. Denk aan een kaart van Zuid-Amerika; rechtsonder is dan ruimte voor een legenda, zonder dat dit storend hoeft te zijn voor het gehele kaartbeeld.
  5. Vermijd een omtrek (of frame) om een legenda. Dit is niet altijd even mooi. Zo'n lijn is soms alleen noodzakelijk als je er voor gekozen hebt de legenda (toch) in het kaartframe zelf neer te zetten. Ook voor andere kaartonderdelen zoals teksten is dit niet altijd even mooi. Wil je dit toch, gebruik om de visuele hiërarchie (zie ook paragraaf hierna) niet verder te verstoren hooguit bijvoorbeeld een dunne grijze lijn, geen dikke zwarte.
  6. Maak niet onnodig te opvallende vlakken. Een witte (of andere afwijkende) kleur van de achtergrond van de legenda of begeleidende tekst kan erg afwijkend zijn wanneer deze binnen het kaartframe wordt gezet. Het deze kaartonderdeel krijgt dan te veel aandacht ten opzichte van het kaartframe. Bijvoorbeeld op het moment dat het gehele kaartframe bestaat uit blauwe en groene kleuren. Terwijl het om het kaartframe zou moeten gaan. Het kaartframe moet het grootste en opvallendste kaartonderdeel zijn.
  7. Een kaartlezer leest van linksboven naar rechtsonder; houdt hier rekening mee. Is er kans dat wanneer een begeleidende tekst niet gelezen wordt, dat de kaart verkeerd wordt geïnterpreteerd? Zet dit deel van de begeleidende tekst dan in een ondertitel, direct onder de titel. Is het mogelijk dat de kaart goed gelezen wordt door een groot deel van de kaartlezers, zonder de legenda te raadplegen, dan kan die legenda gerust iets kleiner en rechtsonder de kaart geplaatst worden. Probeer anders de legenda linksboven te plaatsen onder de titel (en ondertitel). Een detailkaart moet bij voorkeur dus ná de hoofdkaart geplaatst worden, omdat de ligging van de detailkaart pas blijkt uit (een rechthoek in) het hoofdkaartframe. Een overzichtskaart moet bij voorkeur voor (links of boven) het hoofdkaartframe gezet worden, omdat men de hoofdkaart pas kan localiseren als de overzichtskaart is gezien.
  8. Pas op bij het plaatsen van de schaal(balk) bij overzichts- en detailkaarten. Plaats de schaal(balk) dan niet tussen die verschillende kaartframes in, maar duidelijk onder (of net binnen) beide kaartframes. Er is dan geen verwarring waar deze schaal(balk) bij hoort.
  9. Maak gebruik van het links, rechts of gecentreerd uitlijnen van de kaartonderdelen. Doe je dat handmatig op het oog (dus slordig) of doe je het in het geheel niet, dan zou je kaart wel eens erg onrustig en onnodig amateuristisch over kunnen komen.
  10. Vermijd slordig of onnodig geplaatste labels of objecten bij de randen van kaartframe. Je GIS heeft ongetwijfeld een mooie kaart opgeleverd met mooie grenzen en mooie labels. Eenmaal in het kaartframe kan deze kaart er plotseling anders uitzien: labels van vlakken staan net bij de rand van het kaartframe, grenzen die er eigenlijk niet toe doen komen in beeld. Voorkom dat. Zoom ver genoeg in dat gebieden / objecten die er niet toe doen en die het kaartbeeld mogelijk onrustig maken (net) niet in beeld komen. Soms leent de kaart zich er zelfs voor om de omliggende gebieden (buurlanden) in het geheel niet in beeld te brengen. Bij een kaart van België zal je dat eerder willen doen dan bij een kaart van Nederland.
  11. Zet (het midden van) het kaartframe net iets boven het midden van de kaart. Het visuele centrum van een rechthoek (dus ook een kaart) ligt namelijk net iets boven het midden. Het is daarom aantrekkelijker om het kaartframe liever iets hoger op de kaart te positioneren, dan exact in het midden. Er is dan ook meer ruimte over aan de onderkant van de kaart over voor begeleidende teksten, legenda's, et cetera.
  12. Oogt je kaart te druk? Heb je moeite om het laatste kaartonderdeel nog ergens te plaatsen? Kies dan voor een groter (papier)formaat, maak je kaartframe dan kleiner. (In principe had je die zo groot mogelijk gemaakt). Andere trucs om onrustige kaarten rustiger te maken zijn het weghalen van frames (rechthoeken rondom teksten en legenda's) en het (gelijk) uitlijnen van kaartonderdelen.
  13. Zet kaartonderdelen niet te dicht op elkaar.
  14. Zorg voor een goede balans. Bij het bekijken van een (goede) kaart zal je vaak een zogenaamde balans ervaren. De balans wordt bepaald door de onderlinge verhouding tussen de verschillende kaartonderdelen. De grootte, de positie, en het onderlinge contrast (gemiddeld licht of juist donker) speelt hierbij een rol. Er is sprake van een goede balans als deze kaart 'stabiel' overkomt bij de kaartlezers. Een te grote legenda met weinig kaart onderdelen links, gevolgd door rechts onder een donker kaartframe, is onevenwichtig; er is dan sprake van een onbalans. Sommige kaartonderdelen zijn misschien te licht of te klein weergegeven. Er zijn meerdere mogelijkheden[2]:
  1. Bij kaarten kunnen de elementen alle gecentreerd zijn. De elementen zijn dan zodanig uitgelijnd, dat deze even ver links als rechts van de bladspiegel (het midden van de kaart) uitsteken. Dat oogt vaak klassiek of traditioneel, betrouwbaar en volgens sommigen soms misschien wat saai, maar het is wel goed.
  2. Alles links uitlijnen (of rechts) terwijl er rechts (respectievelijk links) allemaal witte ruimtes overblijven is niet mooi.
  3. Bij een kaart met een asymmetrische opmaak zijn wordt gekenmerkt doordat meestal de bovenste kaartonderdelen links, en onderste rechts zijn uitgelijnd. Dit oogt weer wat moderner en creatiever dan de 'traditionele' opmaak.

Speel wat met allerlei mogelijkheden van het opmaken / layouten van de kaartonderdelen. Kom je er niet uit probeer dan eens een ander kaartformaat, bijvoorbeeld Nederland op een landscape-formaat (horizontaal gelegen) in plaats van het voor de handliggende portret-formaat (verticaal gelegen).

TIP over de finishing touch / het gebruik van tekenpakketten
Een GIS kan nog zo geavanceerd zijn, soms wil jij met de legenda of de andere kaartonderdelen dingen die niet of niet makkelijk met je GIS-pakket zijn uit te voeren. Gelukkig bieden de meeste GIS-pakketten ook al de mogelijkheid om elementen uit legenda's, of zelfs elementen uit de kaart - zoals diagrammen of ingekleurde gebieden - te kopiëren naar de maplayout (kaart). Daarna kan je ze als graphic (grafisch plaatje, los van een GIS) zelf uitvergroten, aanpassen, et cetera. Het toevoegen van allerlei afbeeldingen en eigen gemaakte legenda's is ook mogelijk. Ook in andere tekenpakketten, zelfs met Microsoft Paint, is het resultaat van je GIS bijvoorbeeld het PNG-bestand - heel goed te verwerken en aan te passen. Maak hier gerust gebruik van.

Lege ruimten op de kaart zelf / wel of niet maximaal inzoomen

Olie exporterende landen. Er is bewust niet ingezoomd op deze landen.

In een goede klassieke film zal de regisseur een stilte laten vallen na een belangrijke opmerking. Of er wordt ingezoomd op een voorwerp dat de sleutel zal worden bij het oplossen van een misdaad. Een kaartenmaker kent ook deze twee technieken ook.

  1. Een leeg stuk kaart: Dit kan twee functies hebben: 1) 'hier is helemaal niets': dat ergens géén doden vallen, in bepaalde wijken, is ook informatie. 2) lege vlakken zorgen voor meer aandacht op het hoofdonderwerp, bijvoorbeeld, de transportbewegingen (pijlen) vanaf Nederland naar VS en Z.O.-Azië. Vul de omgeving (Afrika en Zuid-Amerika) vooral niet in met allerlei labels, landsgrenzen, extra uitlegtekst of de legenda. Zou je dat doen, dan valt het beeld dat je wil overbrengen (vooral op het noordelijk halfrond is handel) niet meer op. In het voorbeeld van de kaart met olie-exporterende landen geldt hetzelfde; zou worden ingezoomd op een smalle strook rond de evenaar, dan zou het afhankelijke, minder bedeelde noorden, waar de olie hard nodig is, niet zo opvallen.
  2. Inzoomen op een detail: zorg dat de hoofdkaart niet te veel omgeving laat zien, maar vooral dat gebied waar het om draait. Of maak een extra inzetje voor één of twee gebieden waar je meer over wil zeggen. Zoom ook weer niet zo ver in dat het land / onderwerp bijna tegen de rand van het kaartframe komt te liggen. Dat geeft een te onrustig beeld, en de kaartlezer kan niet zien wat nu de omringende landen zijn en hoe ze heten.
Prijzen van treinreizen op een kaart. Op deze kaart is maximaal ingezoomd op het fenomeen: de steden waarvoor goedkope treintickets zijn te verkrijgen.

Intermezzo: Kaarten in reclame / de afdeling Marketing
De afdeling marketing heeft uiteraard een legitiem doel: zo veel mogelijk de aandacht vestigen op een (goed) product, zodat dit product goed verkocht wordt. Daarbij kan ook een beroep gedaan worden op de cartografie. Zonder daarbij de werkelijkheid te verdraaien zijn allerlei cartografische principes zodanig in te zetten dat de kaart bij draagt aan de doelen die de afdeling marketing stelt. Kijk bijvoorbeeld eens naar het figuur waarop de aandacht wordt gevestigd op de prijzen en locaties van internationale treinreizen in een goedkopere prijscategorie, dus voor 'een weekendje weg' bijvoorbeeld. Deze kaart is - behalve mooi - ook als cartografisch zeer goed te beoordelen. Er is duidelijk naar de doelen van de opdrachtgevers gekeken. Dat is te zien aan:

  • goed leesbare teksten
  • niet te veel informatie / niet te veel details, landsgrenzen zijn grof weergegeven en vallen niet op. De landen zijn nog net te herkennen. Landen die niet ter zake doen zijn vervaagd, of daar liggen de labels overheen
  • er is maximaal ingezoomd op waar het om gaat. Het bedieningsgebied van de aanbieder. Het lijkt zo dat 'héél Europa' bediend wordt.
  • het product zelf, de treinreis, is middels de pijl ook in beeld: het betreft een bewegingskaart. Maar doordat de Europese steden middels het label zo duidelijk in beeld zijn, lijkt het alsof je 'de stad er gratis bij krijgt!'

Dit alles staat in dienst van een snel leesbare kaart: Ietsje verder is ietsje duurder, maar nog steeds onder de honderd euro. En doordat er zo ver ingezoomd is op Europa, kom je niet op het idee dat je ook naar Barcelona of Milaan zou kunnen; dan is niet de trein maar het vliegtuig plotseling goedkoper. Dat is de reden dat hier dus zo ver ingezoomd is. Je hebt door de 'volle' kaart (al die labels bij elkaar) ook het idee dat deze steden zo ongeveer alle steden zijn. Kies maar uit deze opties, lijkt de kaart te zeggen. Dat de steden niet exact op de juiste plek worden gezet is geen enkel probleem. De ondergrond is zo algemeen weergegeven, en de labels zijn zo groot, dat waarschijnlijk geen enkele kaartlezer op het idee komt om de exacte afstanden na te meten of de ligging van de steden te controleren. Overigens; dit is een mooi voorbeeld van de meerwaarde van een kaart: een tabel met prijzen en namen van deze steden had nooit zo'n mooi overzicht gegeven voor de reiziger; die weet vaak al de richting waar die heen wil; door de kaart wordt hij daar weer op gewezen.

SAMENVATTING: Cartografen vinden witte vlakken dus om meerdere redenen fantastisch! Less is more! Vul die ruimten niet zonder meer op met bijvoorbeeld labels of begeleidende tekst. Die ruimten hebben een functie. Sterker: creëer die ruimten om het onderwerp meer aandacht te geven. Zoom niet per definitie maximaal in op een fenomeen / een deel van de kaart.

TIP: Bedenk wat het onderwerp is van de kaart. Betreft het 't fenomeen (hoe zijn de kalksteengrotten verspreid, waar liggen ze), zoom daar dan maximaal op in, ook al liggen alle kalksteengrotten in het oosten van België. Betreft het 't gebied (waar bevinden zich in België kalksteengrotten), zoom dan niet in op het fenomeen in het oosten van België, maar laat héél België zien. Andere opties zijn het gebruik maken van een 'inzet'. Dit is nodig als het fenomeen zich alléén of voornamelijk in één bepaald gebied zich bevindt. Laat dan op een kleine kaart het héle gebied / land zien, en laat op de hoofdkaart het fenomeen (al die grotten daar bij elkaar) flink ingezoomd zien. Zowel 'het detail' van het fenomeen is zichtbaar, als de ligging ten opzichte van het hele gebied.

Visuele hiërarchie

Het melkmeisje, Johannes Vermeer, circa 1658-1660
De Mona Lisa, Leonardo da Vinci, circa 1503 - 1507

Wanneer een schilder een onderwerp bepaalde nadruk wil geven, kan hij onder andere gebruik maken van technieken als licht en donker en afwijkende kleuren. In een aantal van de beroemdste schilderijen is dit goed te zien.

Rembrandt van Rijn en Johannes Vermeer staan bekend als 'lichtkunstenaars'. Bij het Melkmeisje van Vermeer zie je dat de aandacht van het meisje gericht is op waar zij voor moet zorgen: het eten. Dat komt niet alleen door dat haar blik daar op gericht is. De lichtstralen vanuit het raam versterken namelijk dit effect: zij verlichten dat waar zij naar kijkt. De tafel en de muur achter het eten zijn juist weer contrasterend zwart. Het bovenlichaam van het meisje staat niet alleen in het licht, er is ook gekozen voor de meest verzadigde kleur geel die er maar is. Andere verzadigde kleuren (blauw) zijn door de kunstenaar maar weinig gebruikt, zodat het melkmeisje (niet voor niets de titel van het schilderij) echt het onderwerp blijft. Tot slot de lege witte ruimte rechts, de muur. Dit zou oninteressant kunnen lijken, ware het niet dat deze de donkere rechterzijde van het melkmeisje als het ware 'naar voren brengt'. Dit heet visuele hiërarchie.

De Verenigde Staten van Amerika, Bron: Wikipedia / The World Factbook, CIA


Overigens, ook andere technieken zijn zichtbaar:

  • weglating: onbelangrijke details op de muur, onder de tafel zijn weggehaald.
  • richting van lijnen: het tafelblad is getekend richting het melkmeisje, de enige details op het schilderij die niet betrekking hebben op het melkmeisje (linksboven en rechts beneden) versterken de richting van het licht dat van het raam op het meisje valt.

Ook de beide andere schilderijen zijn op een dergelijke manier te analyseren. De Mona Lisa kent detail, op de achtergrond, maar die is wazig en licht in een andere kleur getekend. Het hoofd wordt daardoor 'opgetild'. Ook krijgt het schilderij diepte door de witte handen, voor de donkere buste te plaatsen.

De schilder heeft op deze manier zowel detail als het hoofdonderwerp in een goede harmonie geschilderd. De details staan er - bij het melkmeisje letterlijk: op tafel -, maar vertolken door het bescheiden voorkomen alleen de rol van ondersteuning: alles ten behoeve van het onderwerp / de boodschap. Dit zorgt voor een weldadige rust, bij beide schilderijen. Misschien behoren beide schilderijen daarom wel tot de mooiste ter wereld.

Een cartograaf kan - en moet - dergelijke technieken ook gebruiken. Visuele hiërarchie dient er voor om wat belangrijk is, zo goed mogelijk over te brengen op de kaartlezer, en hem te leiden in wat belangrijk is.

Het kaartvoorbeeld van de VS toont een kaart met meerdere kaartframes. Binnen de kaartframes en tussen de kaartframes zelf is gebruik gemaakt van visuele hiërarchie om de boodschap te ondersteunen:

  • De visuele hiërarchie binnen de kaartframes: De zee is lichtblauw, als een heldere omlijsting van het grijze land. En - zeer opvallend - de staten van de VS zelf zijn geelgroen gemaakt. Vooral op een computerscherm is dit zeer effectief. Merk op dat de grens van de VS (zwart) blijkbaar een belangrijkere grens is dan die van alle andere grenzen. Hierdoor wordt de VS nog verder uitgetild boven de grenzen van de staten en boven de grijze (!) buurlanden. De VS is echt het belangrijkste, zo lijkt de kaart te willen zeggen. Als dat het doel was, is de (inderdaad: Amerikaanse) cartograaf hier goed in geslaagd. Merk overigens op dat de begeleidende tekst van het belangrijkste kaartframe (links onder in het middelste kaartframe, die van de VS) over Mexico is heen geplaatst. Daardoor wordt de onbelangrijkheid van dat gebied nog verder duidelijk gemaakt.
  • De Visuele hiërarchie van de kaart zelf: Zeer mooi is het frame waarin Washington D.C. in is geplaatst. Normaal is Washington D.C. op een kaart van de VS niet snel het belangrijkste. Echter, vanuit het standpunt van de makers van de kaart wél. De CIA is daar gehuisvest, en enig patriottisme prediken is hen niet vreemd. Door dit frame een ander vorm, andere kleur te geven, en - het meest duidelijk - over de ander kaartframes heen te plaatsen, is een prachtig voorbeeld van visuele hiërarchie bereikt: Washington 'staat boven' de andere staten.

Een goede visuele hiërarchie dient de inhoudelijke hiërarchie te onderstrepen / versterken.

Overigens, de kaart van de VS lijkt eerder voor het scherm gemaakt te zijn dan voor een zwart-wit printer. Het grijs van de omringende landen zal donkerder in beeld komen dan de staten en de zee. Op een zwart-wit printer zal de visuele hiërarchie minder goed uitkomen.

Tot slot een kaart met daarop de voorzieningen in het centrum van een (fictieve) stad.

Kaart met een goede visuele hiërarchie
Kaart met een slechte visuele hiërarchie
De werking van een goede visuele hiërarchie

Deze linker kaart - dat is tevens de goede versie - kent de volgende kenmerken die de visuele hiërarchie gebruiken om het tot een goede kaart te laten zijn:

  • Achtergrond is rustiger ten opzichte van de voorgrond (die is gedetailleerder). Alleen de belangrijkste items zijn gelabeld.
  • De kleuren van de vlakken (van wit via licht blauw naar blauw), de lijnen en de punten zijn van licht naar donkerder (of verzadigder)
  • De kleuren van de voorzieningen zijn verzadigder en opvallender dan de kleuren van de wegen. De kleuren van de wegen zijn weer verzadigder en opvallender dan de kleuren van de achtergrond(vlakken). Het belangrijkste (de postkantoren) worden met opvallendere kleuren weergegeven dan alle andere punten, lijnen e vlakken.
  • De lijnen en punten zijn van dun (onbelangrijk) naar dik (belangrijk) weergegeven.
  • Er is niet te ver ingezoomd op het onderwerp (het centrum), waardoor een rustiger kaartbeeld ontstaat. Sterker, de drukte van het centrum, het onderwerp, wordt door de relatieve leegte er omheen onderstreept.

De tweede kaart toont al die kenmerken in de omgekeerde uitvoering. Het is daardoor een kaart met een zeer slechte visuele hiërarchie. Merk onder andere op:

  • Lijnen (wegen) liggen boven op de punten (fout!).
  • Onbelangrijke lijnen (wegen) liggen boven op belangrijkere lijnen (fout!).
  • Brievenbussen zijn te groot weergegeven (zijn immers veel minder belangrijker dan postkantoren) (fout!).
  • Gesloten voorzieningen en nevenvestigingen vallen meer op dan open vestigingen en de hoofdvestiging. Dat komt door de verkeerde kleur en de verkeerde grootte van de symbolen (fout!).
  • Alle objecten hebben een label (het adres) meegekregen, zelfs onbelangrijke brievenbussen buiten het centrum. Het grote aantal labels stoort, de kaart wordt te druk, er is (daardoor) te ver ingezoomd op het midden (fout!).
  • De achtergrond (verzadigde, paarse tinten) valt visueel meer op dan de lichte voorgrond (met punten / postkantoren) (fout!).

De werking van een goede visuele hiërarchie wordt getoond door het rechter figuur. Door donkerdere, verzadigdere kleuren en superpositie van elementen op andere (vlak) elementen wordt de belangrijkheid zoals die door het brein wordt ervaren op een juiste manier afgedwongen. De kaartlezer ervaart de kaart daardoor als het ware drie-dimensionaal; de donkerste elementen worden als hoger en belangrijker ervaren.

SAMENVATTING: Visuele hiërarchie is een sterk en onmisbaar middel om kaarten op te maken, en om kaartframes de juiste belangrijkheid mee te geven. Niet alleen grootte en positionering, maar ook licht, kleur en overlapping kunnen hiertoe gebruikt worden om de kaartlezer te helpen. Een visuele hiërarchie die in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie versterkt de boodschap. Een verkeerde visuele hiërarchie zal daarentegen de kaart ontkrachten, ook al is die verder qua inhoud goed. Voor zowel het kaartframe, als de totale kaart geldt dat de visuele hiërarchie in orde moet zijn.

TIP: Bekijk je eigen en andermans kaarten hoe de visuele hiërarchie gebruikt wordt. Bekijk of die wel in overeenstemming is met de inhoudelijke hiërarchie. Doe dit zowel voor de symbolen (cartografisch, binnen de kaartframes) als voor de onderlinge kaartframes (opmaaktechnisch).

De relatie tussen kaartformaat en detail

De meest gebruikelijke papierformaten, van posterformaat A0 en kleiner. Een A1 is de helft van een A0, een A2 is de helft van een A1, enzovoort.
Een reclameboodschap van veraf gezien. Een reclame boodschap is net als een kaart een grafische uitdrukkingsvorm.
Dezelfde reclameboodschap van dichtbij.

Een kaart ontworpen voor een A0 (zie figuur) kan in theorie op een A4 worden afgedrukt, en andersom. Dit zal echter niet altijd de bedoeling zijn. Sterker, vaak zal dit niet lukken.

Zie de twee foto's van een bekende reclametechniek. Van veraf lijkt het tweede paar 10 euro te kosten. Van dichtbij blijkt dat het tweede paar slechts 10 euro extra korting mee krijgt. En dan ook nog eens alleen schoenen duurder dan 79 euro. Wat is de link met kaarten?

Kaarten en reclame-uitingen zijn beide grafische uitdrukkingsvormen om een boodschap over te brengen aan een doelgroep. In het algemeen zal de boodschap van een kaartenmaker goede bedoelingen hebben. De maker van de reclameboodschap heeft waarschijnlijk bewust kleine letters gebruikt. Het lokkertje is van ver te zien, de waarheid pas indien je voor de winkelruit staat. Zou een kaart zo ontworpen zijn, bewust of onbewust, dan kan iemand de kaart dus verkeerd interpreteren.

Een (kaart op een) A0 kan ontworpen zijn om zowel voorin als achter in een zaal zichtbaar te zijn. Dergelijke A0's kunnen vaak best op een A4 worden afgedrukt, voor in een rapportage. Maar wanneer een A0 ontworpen is als referentie of hulp (detailkaart) voor naast iemands bureau, zal het formaat A0 bewust gekozen zijn om er veel detail op terug te kunnen vinden. Overigens, voor tussenliggende formaten, tussen een A0 en een A4, geldt dit uiteraard ook; zij het wellicht in mindere mate.

In het voorbeeld hieronder worden de verschillen benoemd. Merk op dat het thema hetzelfde is, maar de boodschap niet dezelfde kán zijn. De schaal is wel hetzelfde. Schaal zegt dus niet per definitie iets over de gedetailleerdheid!

De opmaak, inhoud, gedetailleerdheid, hoeveelheid tekst en het lettertype (ook van de titel!) is steeds verschillend, zoals te zien in de figuur en tabel hieronder.

verschillen Gedetailleerde informatie, voor dichtbij (A0-links) Algemene informatie, voor veraf, A0-rechts)
Tekstgrootte klein (ook van titel!) groot ('leesbaar voor achterin de zaal')
Begeleidende tekst Mogelijk, inclusief zelfs index Beperken (wel indien belangrijk, bron en schaal, kleine tekstgrootte kan)
Legenda, labels Veel labels & details zijn mogelijk. Echter streef altijd voor niet te veel details en niet te veel labels, niet te veel verschillende soorten labels/labelstijlen, vermijd altijd overlappende labels Leesbaar, weglaten indien mogelijk
Gebruik Voor het delen van exacte (locatie en benamings-) gegevens. Voor persoonlijk gebruik. Voor specialisten, frequente raadpleging, 'achter het bureau' Voor het (eenmalig) illustreren van voorkomen, verscheidenheid of spreiding van een bepaald gegeven. Voor afstemmen beeld aan een groep, 'in een zaal'
Verschillen in kaartopmaak bij een A0-kaart voor dichtbij en een A0-kaart voor veraf.

SAMENVATTING: formaten kunnen bij kaarten gebruikt worden voor verschillende doelen: zichtbaarheid op grotere afstand, en het kwijt kunnen van detail. Voor beide toepassingen geldt een andere kaartop. Layout en lettertype dienen er op geselecteerd te zijn. Een goede kaart laat aan het lettertype zien welk doel een grootformaat heeft en of het ook op een A4 afgedrukt zou kunnen worden.

TIP: Publiceer je kaarten, bijvoorbeeld in PDF, vermeld dan voor welk gebruik het bedoeld is. Kan je zelf een PDF downloaden, let dan op in de begeleidende tekst, of vermeld op de kaart, voor welk doel het gebruikt dient te worden.

Wanneer voegt een kaart iets toe?

Wanneer voegt een kaart iets toe aan een tekst, tabel of rij met cijfers? Oftewel, wanneer is de geografische context waarbinnen gegevens worden geplaatst daadwerkelijk een meerwaarde?

Uit de theorie is al vaker betoogd dat een kaart veel toevoegt, de informatie wordt in een ruimtelijke context bekeken; een aspect dat andere vormen van (data-) visualisatie niet voor elkaar krijgen. Toch wordt dat met tabellen en beschrijvingen wel eens geprobeerd. Op het eind van deze module kan het - met een zelf gemaakte kaart inmiddels voor ons op de PC in beeld - geen kwaad om deze vraag nogmaals te stellen. Hebben we nu echt een zinvolle kaart geproduceerd? Bekijk de staafgrafiek rechts eens:

Het Bruto Binnenlands Product per provincie

Een kaart zou hier een heel aardige toevoeging aan kunnen geven. De meeste mensen weten best waar de 12 genoemde provincies liggen, maar de vraag komt toch al gauw op: "zijn het vooral de noordelijke en oostelijke provincies die arm zijn?". Het beeld dat een kaart (in dit geval zal een choropleet de beste kaartsoort zijn) oplevert van de data uit deze grafiek zou daarom best wel eens beter kunnen bijblijven dan de grafiek.

In sommige gevallen vormt een kaart geen meerwaarde boven of naast een tabel, grafiek of tekst.

Dat is het geval wanneer er:

  • te weinig bekende data is. Stel dat van slechts 8 van de 41 landen van Europa data bekend is over wat een Big Mac kost, dan zouden de overige landen allemaal grijs moeten worden getekend. De kaart is veel te leeg. Het lijkt alsof daar geen Big Mac te verkrijgen is, of dat die Big Mac daar misschien wel gratis is. Voor de kaartlezer is dat wellicht een deceptie. Wat ook onmogelijk is, is om met een dergelijke kaart een geografische trend aan te tonen; bijvoorbeeld; naar het oosten van Europa wordt de Big Mac steeds goedkoper. Aangezien er te veel data ontbreekt - of de trend nu min of meer waar te nemen is of niet - een kaart voegt niets toe.
  • aangetoond is - al of niet met kaart! - dat de geografische spreiding er niet toe doet / niet is aan te tonen. Wanneer je wilt onderzoeken of er in bepaalde delen van een stad relatief meer eigenaren van witte auto's zijn dan elders, zou je best wel eens bedrogen kunnen uitkomen. De kaart kan waarschijnlijk hooguit gebruikt worden om de theorie te verwerpen; de kleur is niet wijk- of inkomensafhankelijk. Zo'n kaart heeft vervolgens dan ook weinig (nieuws-) waarde.

Presenteer dergelijke data gewoon met een andere (grafische) uitdrukkingsvorm zoals met tabelletjes, staafgrafieken, taartdiagrammen, et cetera. Zie bijvoorbeeld de figuren hieronder.

Agrarisch land in de Europese Unie
Slachtoffers tijdens de Tweede Wereldoorlog

Ook al zal een goed lezer merken dat van beide laatste voorbeelden wellicht toch redelijke kaarten te maken zijn.

In het figuur hieronder is een kaart te zien waar de uitgang van de (Nederlandse) naam van het land is gesymboliseerd.

Wereldkaart met de uitgang van de (Nederlandse) namen van landen

Zo geeft de roze/paarse kleur weer waar de uitgang 'rijk' (zoals in Oostenrijk en Verenigd Koninkrijk) op deze wereld nog is te vinden. Zo kan een taalkundige of een cultuurhistorische wetenschapper ruimtelijke verbanden aan het licht brengen. Ons gevoel of 'vooroordeel' wordt bevestigd: De uitgang 'stan' (zoals in Afganistan en Turkmenistan) is inderdaad - en alleen - in Midden Azië te vinden. Zou er géén relatie bestaan tussen een bepaalde vorm van classificatie en de geografische spreiding, dan is een dergelijke kaart alléén te gebruiken om de stelling of hypothese te ontkrachten dat een fenomeen op een bepaalde wijze geografisch geclusterd zou plaats vinden of op bepaalde plekken zou voorkomen. Om een dergelijke nietszeggende kaart voor een ander doel of bij een bredere doelgroep onder de aandacht te brengen zou zinloos zijn.

NB: Over (de visualisatie van) deze kaart gaat een opdracht; zie Uitgangen van landsnamen

Referenties

  1. Designing Better Maps, A Guide for GIS-users; C.A. Brewer, 2005, blz 20 - 22
  2. Making Maps, A visual guide to Map Design for GIS, J. Kryger en D. Wood, 2005; blz 134 t/m 137.

Literatuur

Voor literatuur zie Overige informatie en links.


Ga naar de opdrachten en vragen over deze module 'Kaartopmaak'.


Ga verder met (Deel C): Labels.

Informatie afkomstig van https://nl.wikibooks.org Wikibooks NL.
Wikibooks NL is onderdeel van de wikimediafoundation.