Schwarm
Uiterlijk
- Schwarm
- erfwoord Ontwikkeld uit Oudhoogduits swarm, uit Germaans *swarma-, verwant aan Nederlands zwerm, Engels swarm, Deens sværm.
- [2] Naamwoord van handeling van ww schwärmen.
Schwarm m
- vlucht, zwerm
- «Ein Schwarm von Vögeln fliegt über den See.»
- Een vlucht vogels vliegt over het meer.
- «Ein Schwarm von Vögeln fliegt über den See.»
- (spreektaal) bevlieging, persoon op wie men verkikkerd is
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Schwarm | die Schwärme |
genitief | des Schwarm(e)s | der Schwärme |
datief | dem Schwarm | den Schwärmen |
accusatief | den Schwarm | die Schwärme |