beam
Uiterlijk
- erfwoord via Middelengels beem van Angelsaksisch beam "balk, stam"; cognaat met boom
enkelvoud | meervoud |
---|---|
beam | beams |
beam
- (bouwkunde) balk
- (scheepvaart) dekbalk
- (scheepvaart) grootste breedte van een schip
- (biologie) hoofdtak van een hertengewei
- straal, stralenbundel
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to beam |
he/she/it | beams |
verleden tijd | beamed |
voltooid deelwoord |
beamed |
onvoltooid deelwoord |
beaming |
gebiedende wijs | beam |
beam
Categorieën:
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Erfwoord in het Engels
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Bouwkunde in het Engels
- Scheepvaart in het Engels
- Biologie in het Engels
- Werkwoord in het Engels
- Onovergankelijk werkwoord in het Engels
- Overgankelijk werkwoord in het Engels