complement
Uiterlijk
- Geluid: complement (hulp, bestand)
- com·ple·ment
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘aanvulling’ voor het eerst aangetroffen in 1614 [1]
- afgeleid van (de Latijnse stam van) compleet met het achtervoegsel -ment [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | complement | complementen |
verkleinwoord | - | - |
- aanvulling (ook (medisch))
- (grammatica) noodzakelijke aanvulling op het gezegde (voorwerp of naamwoordelijk deel)
- (wiskunde) die hoek die toegevoegd aan de gegeven hoek een rechte hoek maakt
- (informatica) getalsrepresentaties gebruikt in computers te weten 2-complement (two's complement) en 1-complement (one's complement)
- Het woord complement staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "complement" herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "complement" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ complement op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -ment in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Grammatica in het Nederlands
- Wiskunde in het Nederlands
- Informatica in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 80 %
- Prevalentie Vlaanderen 85 %