dagmaat
Uiterlijk
- dag·maat
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagmaat | dagmaten |
verkleinwoord | dagmaatje | dagmaatjes |
de dagmaat m
- maat van de hoeveelheid land die iemand in een dag kan maaien, ongeveer heen halve hectare, 5000 m2
- (bouwkunde) omvang van een raam of deur aan de lichtzijde
- Het woord 'dagmaat' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dagmaat" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bouwkunde in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 69 %
- Prevalentie Vlaanderen 69 %