gemeenschap

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  gemeenschap    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·meen·schap

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van gemeen met het achtervoegsel -schap.

2 en 3	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gemeenschap	gemeenschappen
verkleinwoord	gemeenschapje	gemeenschapjes

1 en 4	enkelvoud	meervoud
naamwoord	gemeenschap	-
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de gemeenschap v

1. het met één of meer anderen deel hebben aan iets

   • Zij trouwden in gemeenschap van goederen. 

2. (maatschappij) samenleving

   • In de VS zijn er vele plaatselijke gemeenschappen. 

3. (maatschappij), (pregnant) geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan

   • Onze buurman behoort tot de gemeenschap der gelovigen. 
   • Oortman die de afgelopen jaren acht keer in Sri Lanka geweest en er een petekind heeft, kent het land en de katholieke gemeenschap heel goed. „Ik heb vanmorgen nog contact gehad met de katholieke familie van mijn petekind. Zij zijn niet direct getroffen, maar leven in grote angst. De aanslag, uitgerekend op het Paasfeest, kwam voor hen totaal onverwacht. Ik leef met deze mensen mee. Het zijn mijn vrienden.”  

4. (seksualiteit) geslachtsgemeenschap

   • In Nederland is het illegaal om gemeenschap te hebben met minderjarigen. 

   ▸ Het hof zegt niet te hebben kunnen vaststellen dat er in de relatie tussen Bakker en het slachtoffer - met wie hij een verhouding had - een situatie was waarin het meisje werd gedwongen tot seksuele gemeenschap. Dat Bakker in de relatie "erg dominant" was en dat hij misbruik maakte van de kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich bevond, staat volgens het hof buiten kijf.

Hyponiemen

   

Andesgemeenschap Caricom-gemeenschap Wikimediagemeenschap Wikipediagemeenschap arbeidsgemeenschap basisgemeenschap belangengemeenschap boerengemeenschap bosgemeenschap broedergemeenschap buurtgemeenschap christengemeenschap cultuurgemeenschap defensiegemeenschap dorpsgemeenschap energiegemeenschap gebruikersgemeenschap geloofsgemeenschap geslachtsgemeenschap godsgemeenschap hikergemeenschap holebigemeenschap homogemeenschap huwelijksgemeenschap huwelijksgoederengemeenschap huwgemeenschap internetgemeenschap kerkgemeenschap kleurlingengemeenschap kloostergemeenschap leefgemeenschap levensgemeenschap lotsgemeenschap mannengemeenschap mensengemeenschap migrantengemeenschap moslimgemeenschap pinkstergemeenschap plantengemeenschap plattelandsgemeenschap rechtsgemeenschap scholengemeenschap schoolgemeenschap studentengemeenschap taalgemeenschap vissersgemeenschap voetbalgemeenschap volkerengemeenschap volksgemeenschap waardegemeenschap wereldgemeenschap werkgemeenschap woongemeenschap zakengemeenschap

Afgeleide begrippen

   

gemeenschappelijk gemeenschapsaangelegenheid gemeenschapsbelang gemeenschapsbelasting gemeenschapsbemiddelaar gemeenschapsbetrekking gemeenschapsbezit gemeenschapsbos gemeenschapscentrum gemeenschapscommissie gemeenschapsdenken gemeenschapsdialoog gemeenschapsdienst gemeenschapsexecutieve gemeenschapsgedachte gemeenschapsgeld gemeenschapsgevoel gemeenschapshuis gemeenschapsinstelling gemeenschapskunst gemeenschapsleven gemeenschapslid gemeenschapsmaterie gemeenschapsmens gemeenschapsminister gemeenschapsoctrooi gemeenschapsonderdaan gemeenschapsonderwijs gemeenschapsontwikkeling gemeenschapsparlement gemeenschapspatent gemeenschapsproject gemeenschapsraad gemeenschapsrecht gemeenschapsregering gemeenschapsruimte gemeenschapsschool gemeenschapssenator gemeenschapsstructuur gemeenschapsvoorziening gemeenschapsvorm gemeenschapsvorming gemeenschapswerk gemeenschapswetgeving gemeenschapszin

Vertalingen

    1. het met één of meer andere deel hebben aan iets   

Duits: Gemeinschaft (de) v Engels: community (en)

Frans: communauté (fr) v Spaans: comunidad (es) v

    2. samenleving   

Duits: Gemeinwesen (de) o Engels: community (en)

Frans: société (fr) v Spaans: sociedad (es) v

    3. geheel van personen of zaken die tot elkaar in een bepaald opzicht in een geregelde betrekking staan   

Duits: Gemeinschaft (de) v Engels: community (en)

Frans: communauté (fr) v Spaans: comunidad (es) v

    4. geslachtsgemeenschap   

Duits: Geschlechtsverkehr (de) m Engels: intercourse (en)

Frans: coït (fr) m Spaans: trato sexual (es) m

Gangbaarheid

• Het woord gemeenschap staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gemeenschap" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.