kwaadspreker
Uiterlijk
- kwaad·spre·ker
- Naamwoord van handeling van kwaadspreken met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwaadspreker | kwaadsprekers |
verkleinwoord | - | - |
- iemand die kwaadspreekt
- Theophrastus onderscheidde dertig mensentypen. In dertien van de dertig herkennen wij duidelijk iets van Trump: de veinzer, de wauwelaar, de behaagzieke, de desperado, de schaamteloze, de vlegel, de achterdochtige, de weerzinwekkende, de lomperik, de ijdeltuit, de verwaande, de kwaadspreker en de opschepper [2]
- Het woord 'kwaadspreker' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.