wauwelaar
Uiterlijk
- wau·we·laar
- Naamwoord van handeling van wauwelen met het achtervoegsel -aar [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wauwelaar | wauwelaars |
verkleinwoord | - | - |
de wauwelaar m
- iemand die wauwelt
- Theophrastus onderscheidde dertig mensentypen. In dertien van de dertig herkennen wij duidelijk iets van Trump: de veinzer, de wauwelaar, de behaagzieke, de desperado, de schaamteloze, de vlegel, de achterdochtige, de weerzinwekkende, de lomperik, de ijdeltuit, de verwaande, de kwaadspreker en de opschepper [3]
- Het woord wauwelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wauwelaar" herkend door:
76 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ wauwelaar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ www.parool.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be