natie
Uiterlijk
- na·tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | natie | naties natiën |
verkleinwoord | natietje | natietjes |
de natie v
- (geopolitiek), (sociologie) een groep mensen (volk) die zich door gemeenschappelijke taal, cultuur of politieke geschiedenis verbonden voelt en een staat vormen
- De naties van de Europese Unie zijn begonnen aan een gemeenschappelijke politieke ontwikkeling.
- natiebaas, natief, natiegast, natiepaard, natiestaat, natievlag, natievorming, natiewagen, nationalisme
1. een groep mensen die zich door gemeenschappelijke taal, cultuur of politieke geschiedenis verbonden voelt
- Het woord natie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "natie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "natie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ natie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be