troost

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  troost    (hulp, bestand)
• IPA: /trost/

Woordafbreking

• troost

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘opbeuring’ voor het eerst aangetroffen in 1240

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	troost	—
verkleinwoord	—	—

Zelfstandig naamwoord

de troost m

1. steun bij verdriet of pijn

   • De bronzen medaille bleek een schrale troost voor de competitief ingestelde Jan. 

   ▸ ‘Veel Amerikanen willen zulke woorden graag horen. Ze verwachten van hun president dat hij troost en hoop biedt, verzoenende taal gebruikt, een samenbindende rol speelt.

Hyponiemen

• drukkerstroost, ogentroost, vaderstroost, ziekentroost

Afgeleide begrippen

   

mistroostig troostbaar troostbier troostbrief troostelijk troosteloos troosten troostfinale troostgrond troostknuffel troostmeisje troostprijs troostrijk troostvol troostwoord

Verwante begrippen

• vertroosting

Vertalingen

    1. steun bij verdriet of pijn   

Duits: Trost (de) m Engels: comfort (en), consolation (en) Frans: consolation (fr) v Italiaans: consolazione (it) v

Pools: wsparcie (pl) o, pocieszenie (pl) o Portugees: consolo (pt) m Spaans: consuelo (es) m, consolación (es) v Zweeds: tröst (sv)

Werkwoord

vervoeging van
troosten

troost

1. enkelvoud tegenwoordige tijd van troosten
2. gebiedende wijs van troosten

Gangbaarheid

• Het woord troost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "troost" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.