Category:Dutch basic verbs
Appearance
Newest and oldest pages |
---|
Newest pages ordered by last category link update: |
Oldest pages ordered by last edit: |
This category contains Dutch verbs that are neither prefixed nor separable.
Pages in category "Dutch basic verbs"
The following 200 pages are in this category, out of 2,828 total.
(previous page) (next page)U
V
- vaardigen
- vaccineren
- vaceren
- vagen
- vallen
- vandaliseren
- vanden
- vangen
- vapen
- varen
- variëren
- vasten
- vatten
- vechten
- vegen
- veilen
- veinzen
- velen
- vellen
- venten
- ventileren
- veren
- vergen
- verifiëren
- vernissen
- verstappen
- verven
- vesten
- vestigen
- vetoën
- vezelen
- vibreren
- videobellen
- vieren
- vierendelen
- viezevozen
- vigeren
- vijzen
- villen
- vinden
- vindiceren
- vingeren
- vingerschudden
- vinken
- viseren
- vissen
- visualiseren
- vitten
- vlammen
- vlechten
- vleien
- vlekken
- vlieden
- vliegen
- vliegvissen
- vlieten
- vlijen
- vlinderen
- vloeien
- vloeken
- vloeren
- vlooien
- vlotten
- vluchten
- vochten
- vochtigen
- voeden
- voederen
- voegen
- voelen
- voeren
- voetballen
- voeteren
- vogelen
- volgen
- vonken
- vorderen
- vormen
- vorsen
- vossen
- vousvoyeren
- vouwen
- vozen
- vragen
- vreden
- vredigen
- vreemden
- vreten
- vrezen
- vriezen
- vrijen
- vrijwaren
- vrijwielen
- vrijwilligen
- vroeden
- vruchten
- vuisten
- vullen
- vuren
W
- waaien
- waaieren
- waarborgen
- waarderen
- waarnen
- waarschuwen
- waarzeggen
- wachten
- waden
- wagen
- waggelen
- waken
- walgen
- walmen
- walsen
- wandelen
- wanen
- wanhopen
- wankelen
- wannen
- wapenen
- wapperen
- waren
- warmen
- wassen
- wateren
- waterskiën
- watertanden
- wecken
- wedden
- wedijveren
- weeklagen
- wegen
- weiden
- weifelen
- weigeren
- weken
- wekken
- welken
- wellen
- welven
- wemelen
- wenden
- wenen
- wenken
- wennen
- wensen
- wentelen
- weren
- werken
- werpen
- wervelen
- werven
- weten
- wetten
- wettigen
- weven
- wezen
- wichelen
- wiebelen
- wieberen
- wieden
- wiegen
- wieleren
- wielrennen
- wiezen
- wiiën
- wijden
- wijken
- wijnoogsten
- wijten
- wijzen
- wijzigen
- wikiën
- wikkelen
- wikken
- willen
- winden
- winkelen
- winnen
- wintersporten
- wippen
- wisperen
- wisselen
- wissen
- witten
- woeden
- woekeren
- woekerlenen
- woelen
- wonden
- wonen
- worden
- wordfeuden
- worgen
- worstelen
- wortelen
- wreken
- wrensen
- wriemelen